Een operatie in 1839 eerzien Wie bewaart, die heeft wat 10 door: Albert Kort Als jongetje van een jaar of tien heb ik mijn tandarts nooit gezien als iemand die me 'beter' kon maken. Integendeel zelfs, ik was op mijn dood voor de man. Tweemaal per jaar ging ik bij hem langs en altijd weer liep ik met lood in de schoenen naar zijn praktijk aan de Grote Markt in Goes. Altijd op een dinsdag, want op die dag hield hij spreekuur voor zijn patiënten van het ziekenfonds. Na binnen komst betrad ik, al dan niet vergezeld door mijn oudere broer, de wachtkamer. Die ruimte was bijna altijd tot de nok toe gevuld met andere wachten den, die de vaak urenlange wachttijd doodden met gesprek ken over de staat van hun gebit of over de vreselijke kiespijn die hun al nachtenlang van de broodnodige slaap beroofde. Opbeurend waren die praatjes zelden. Ik kan me die ene keer nog goed herinneren dat iemand net op het moment dat ik de wachtkamer betrad, tegen zijn buurman zei: ,,Kijk, weer een slachtoffer." Als het eindelijk mijn beurt was, begaf ik me met knikkende knieën naar de behandelkamer om plaats te nemen in de stoel, bang in afwachting van wat komen zou. Tandarts Klinkert was ongetwij feld een kundig vakman. Een uitgesproken sociaal betrokken mens bovendien, die ter gelegen heid van het veertigjarig bestaan van zijn praktijk in 1974 een ridderorde ontving. Maar van dat alles was ik me als kleine jongen niet bewust. In zijn nabijheid voelde ik alleen maar angst. Angst voor het instrumentarium dat op de ronde tafeltjes om me heen lag uitgestald. De tang om tanden en kiezen te trekken, de verschillende boren, tangetjes en slangetjes: het waren in mijn ogen regelrechte martelwerk tuigen om kinderen te mishan delen. Zachtzinnig was de tandarts niet. Geduld had hij evenmin en op een kindvriendelijke aanpak heb ik hem nooit kunnen betrap pen. Aangezien ik een slecht gebit had, moest er altij d wel het nodige boor- en vulwerk worden verricht. Hoewel de behandeling in totaal waarschijnlijk niet meer dan tien tot vijftien minuten in beslag nam, duurde ze in mijn beleving oneindig lang. Groot was dan ook de opluchting als de operatie achter de rug was, ik van de stoel mocht komen en een poppetje van gips mocht uitzoe ken dat achterin de behandelka- mer op de vensterbank voor me klaarstond. Een cadeautje dat me enige troost gaf. Echt beter voelde ik me pas, als ik weer buiten stond en de frisse buiten lucht kon inademen. door: Allie Barth In 1616 werd het dorp Borssele, aan de zuidwestelijke rand van Zuid-Beveland gebouwd naar een plan van de Goese burgemeester Soetwater. Het begon klein, in een vierkant. Het had niet eens een kerk. In 1837 toen de Kapelse schoolmeester een 'aardrijkskundige beschrijving' ten dienste van het onder wijs het licht deed zien, waarin Borssele werd beschreven, telde het dorp 756 inwoners. Het had nog steeds geen kerk gebouw, wel een begraafplaats waar de overleden inwoners werden begraven. Onder die 756 mensen was het oudere echtpaar Pikkart-Minnaar. Met de vrouw ging het in 1839 niet goed. De dorps chirurgijn werd erbij gehaald en die adviseerde om zijn collega in Goes te bezoeken. Die onderzocht haar en stelde vast dat zij borstkanker had. Hij achtte een operatie noodzakelijk. Die kon plaats vinden in het Gasthuis aan de Oostwal onder leiding van de arts Hekking. Zowel Pieterse als Hekking eisten daarvoor ieder een bedrag van honderdvijftig gulden. De kosten van verzorging in het Gasthuis bedroegen één gulden per week en op deze bedragen was niets af te dingen. Met deze boodschap kwam het echtpaar bij de kerkenraad van de Hervormde Gemeente. Die besloot om uit de diaconiekas de kosten voor zijn rekening te nemen om te voorkomen dat de vrouw 'aan een gewissen dood' zou worden overgeleverd. Op 16 maart 1839 werd zij in het Gasthuis opgenomen en een dag later vond de operatie plaats. Die slaagde. Het was toen al gewoonte om patiënten die onder het mes moesten te verdoven met ether. Op 7 mei kwam zij weer in Borssele terug, volgens de berichten geheel genezen. Maar hoe lang ze nog is blijven leven, vermeldt de historie niet. werd voor voldaan getekend door Zuster Divera en was voorzien van een fiscale kwitantiezegel van 10 cent. Ook waren er nog 15 cent telefoonkosten. Kees over dat laatste bedragje: „Wij had den geen telefoon en voor zover bekend gold dat ook voor buren en familie in de omtrek. Wie zou men gebeld hebben van uit Sint Joanna? Misschien een neef van mijn vader die werkzaam was op een be drijf verderop? Dat zal wel telefoon gehad hebben. Iemand is vervolgens mogelijk naar mijn vader gefietst om de boodschap over te brengen. Nog een eigenaardigheidje: wat zou een urineonderzoek - kosten f 1,50 - met een keeloperatie van doen hebben gehad? De nota was voor die tijd een flink bedrag. Mijn vader moest daar waarschijnlijk minstens twee weken voor werken." Het kan zo maar zijn dat de naam Kees Stevense bij een aantal lezers herkenning oproept omdat die van 2001-2015 vaak in de PZC stond vermeld. De krant publi ceerde in die jaren wekelijks een ansicht kaart van een straat of gebouw uit Zeeland. Kees Stevense was kampioen in het oplossen van deze Raadkaart, ook als het om moeilijke opgaven ging. De ge pensioneerde ambtenaar van de Belastingdienst in Middelburg, die daar voor werkzaam was bij de Inspectie van de Registratie en Successie in Goes, is dan ook heel geïnteresseerd in de geschiede nis en topografie van Zeeland. Dat virus heeft hij van zijn moeder, want ook zij had er belangstelling voor. Kees heeft zelf ook een verzameling Zeeuwse ansichten. Daaronder zijn er ook een paar van het ziekenhuis waar zijn moeder in 1943 ver bleef. En zo voldoet Kees aan het oude ge zegde: ,,Wie bewaart, die heeft wat". Wie tegenwoordig een flinke operatie ondergaat moet het ziekenhuis al snel verlaten. Dat was vroeger wel anders, zo meldt Kees Stevense (84) uit Middelburg. Hij staaft deze bewering met een rekening uit de oude doos. ,,In mijn archief vond ik een nota van ziekenhuis Sint Joanna uit Goes, voor een operatie van mijn moeder. Bij die ingreep zijn de keelamandelen verwijderd. Terwijl dit tegenwoordig meestal poliklinisch gebeurt en men direct weer naar huis kan werd mijn moeder daarvoor acht dagen verpleegd, van 14 tot en met 21 september 1943. De operatie werd uitgevoerd door de toen bekende KNO-arts dr. Mazzola." De rekening luidde als volgt: 8 verpleeg- dagen 2 e klasse b. tegen f 4,50 per dag is f 36,-- en gebruik operatiekamer f 15,--. Met nog wat andere medicamenten bedroeg de nota totaal f 56,50 (ja, u leest het goed: zesenvijftig gulden en vijftig cent). De met anilinepotlood geschreven nota W ZEEUWS Het leken regelrechte martelwerktuigen Vakmanschap door: Willem Staat Een flink bedrag Kees Stevense met ansichten van het Sint Joanna.

Krantenbank Zeeland

Zeeuws Weerzien. Feest van herkenning | 2020 | | pagina 10