mee ben opgehouden, overeenkomstig hetgeen ik gezegd en mij voorgenomen had, toen vele Kerken in Classes vergaderd waren, dus officieel en ondanks onzen arbeid, zich hadden uitge sproken, om 't Concept, in weerwil van en met al de amendementen, niet te willen. De brief aan Ds. v. d. Kooi toch luidt „Middelburg, 15 April 1902. Waarde Broeder Vergun me een woord aan U over de quaestie van den dag. Door een deel van 't voorstel der 25 niet in de overeenkomst op te nemen, maar slechts in het advies aan de Synode, kan dat als vrome wensch gedeponeerd worden, inplaats van bin dend te zijn. Zie een van prof. N.'s bezwaren, naar luid der eerste circulaire, gezonden aan de kerke raden. Wanneer nu al die bezwaren, in de circulaire uitgesproken, bij amendement op Kerkeraad, Classis, Prov. en Gen. Synode worden gebracht en aangenomen, zouden hij en zijn groep tevreden kunnen en moeten zijn. Prof. Bavinck, Ds. Bos c. s. zullen dat toejuichen en verbetering achten. Behalve hetgeen in de cir culaire staat, zou er bij amendement bij kunnen, om de onrust weg te nemen, dat in geen geval subsidiën mogen aangenomen, indien de Over heid daarvoor bij benoemingen of anderszins eenige zeggenschap zou eischen. Axel en Goes zullen het geheel als Classes verwerpen. Aannemelijker maken, acht ik meer geraden. Dan toonen wij, dat wij doen wat mogelijk is, om de struikelblokken weg te ruimen, en ons is ten slotte dan niet de schuld. Kunt en wilt Gij in dien geest niet werken Geheel in vertrouwen zult Gij, nietwaar, dit schrijven beschouwen. Met heilbede en br. groete, de Uwe in Chr. A. Littooij". 1) Dat heb ik broeder Mulder, dien ik dan vorigen avond sprak, in het breede en Ds. Esselink den morgen vóór de vergadering met enkele woorden gezegd, nam., dat ik, nu er zoovele Kerken tegen zijn, niet langer kan en mag medegaan. 't Spijt, me dat ik dien drukken morgep on opzettelijk verzuimd heb, dit ook U even in 't privé te zeggen. Vergeef dat s. v. p. 2) Daarover Br. v. d. K. loopt ons oordeel uiteen; want ik meende het, overeenkomstig mijn een- en andermaal gesproken woord, thans te moeten doen. 'k Geloof nog, dat ik èn naar mijn recht en naar mijn plicht gehandeld heb. 'k Vreesde mee schuld te kunnen krijgen, aan hetgeen, naar 't accoord van '92, niet mag. 3) En wanneer het dan te laat was geweest, en er geen keeren meer aan was? Daarenboven, is hetgeen Dr. Bavinck schreef te zullen doen: „als subsidie voorgesteld wordt, dan houd ik op mee te gaan", of wat een ander even hooggeachte broeder zeideals dat aan genomen wordt, dan ontraad ik het, of, als dat niet gewijzigd wordt, dan kan ik de aanneming van 'tC.-C. niet aanraden, (neem nu daarvoor wat Gij wilt) erger, dan mijn woordals vele Kerken niet meegaan, kan en mag ik het niet langer bevorderen Of, loopen de maten, waar mee gemeten wordt, uiteen En dan. Mocht Gy, broeder, uit een brief Jn vertrouwengezonden, vóór i£ daartoe verlof gaf, mededeelingen doen, zoo dat een andere broeder kon schryven: „U hebt zelfs een broe der schriftelyk trachten te bewerken, voor het Concept-Contract te stemmen. Dat is dus zwart op wit." Nog erger„Wilt ge doorgaan, met u te verdedigen, dan komt ook uw brief in de publieke bladen". Of is thans anderen alles geoorloofd en wordt mij, hetgeen zelfs mijn recht was, ontzegd? Genoeg, 'k Vraag geen antwoord want ik sluit de debatten. Littooij. eenzame opsluiting op water en brood en voorts 5 jaren uit Zeeland verbannen Ditzelfde vonnis werd de rechtmatige straf gekeurd op 't zingen van een Oranjeliedje door Martinus Opstal, een schildersknecht uit Mid delburg. Deze had uitgegalmd een couplet uit „het liedje van Onderwater": Oranje zal wel wederkomen, Als al de twist is weggenomen. Oranje dat zal blijven staan En nooit in eeuwigheid vergaan. Dwaling was toen strafbaar. Opstal kreeg 5 jaren bannissement Een boosaardiger Oranjeklant was de Middel burger koopman Martinus de Vries. Hij had zooals we verhaalden, in Juli 1795 voor 't dragen van OraDjecrocus3en en 't zeggen God is machtiger dan zij aU&n honderd gul den boete moeten betalen en 4 dagen gezeten in den donkeren put op water en brood. Maar zijn Oranjeliefde was er niet in begraven en een ontembaren patriottenhaat had hij er gevat. Toen hij in 't voorjaar van 1796 eens in de herberg te Brigdamme toefde, dronk hij wat rijkelijk op „den Prins zijn gezondheid", en ach toen toonde de onbedachtzame zijn wan delstok, waarop een leuk hondekopje was ge sneden en vroegStaat daar niet een mooi hondenkopje op. Dat bijt naar die met een knoop keezen. Dit werd aangebracht, en ook dat de Vries elders zich had laten ontvallende Prins zal wederkomen en zich daarbij in „ongemesureerde termen" uitgelaten over „kiezers en plaatsver vangers" dezer stad. Nu zou den hardnekkige de volle vloek tref fen. De Vries kreeg 5 jaren tuchthuis en daarna 5 jaren bannissement. Wonderlijk genadig werd daarentegen be handeld Abraham Hoogervorst. Die had in '95 onder zeker biljet de woorden„het eerste jaar der vrijheid", veranderd in: het eerste jaar der orcerheersching. Natuurlijk was hij dadelijk gevangen gezet wegens dit „hoonen en schenden van de volks oppermacht". Doch burger Hoogervorst toonde diep berouw. Hij verontschuldigde zich ook daarmee, dat hij toen wat geprikkeld was geweest in zijn gemoed wegens de zeer zware inkwartiering, en ziet hy kreeg vergiffenis. Maar loodzwaar drukte de wraak op twee onzer oude kennissen, op Ysebrand Leynse Burggraaf! en Cornelis de Korte. Doch over hun lijden een volgend maal. W. Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag. De twee en twintigste jaarlijksche samen komst der Vereeniging werd Woensdag en Donderdag te Utrecht gehouden. Als altijd was de jaarvergadering weer druk bezocht. Uit alle oorden van het land waren de vrienden en vriendinnen der Vrije Universiteit opgekomen. Dit bleek reeds Woensdagavond, toen in de Oosterkerk in de Maliebaan te Utrecht, de ure des gebeds werd gehouden, die druk bezocht was. Leider van de gebedsure was Ds. P. A. E. Sillevis Smitt, Geref. predikant te Rotterdam, die een bezielend woord sprak naar aanleiding van Deut. 33 8a: „En van Levi zeide Hij Uwe Thummim en uwe U'rim zyn aan den man, uw gunstgenoot." Na de gebedsure vereenigden zich leden en begunstigers in een gezellig samenzijn, door een der Utréchtsche vrienden aangeboden in de sociëteit Buitenlust. Daar ontmoetten de vrienden elkander, werd onderling menig goed en hartelijk woord gesproken en wei verkwikt keerde men huiswaarts. Donderdagmorgen vroeg was de groote zaal van Tivoli goed bezet. De leiding der Jaarvergadering was door heeren Directeuren opgedragen aan Prof. Dr. J. Woltjer, die na Psalmgezang, gebed en het lezen van een deel van Gods Woord den tal rijken aanwezigen een woord van welkom toe riep, wees op de noodzakelijkheid van hoogere eenheid en zijn goede wenschen uitsprak voor het welslagen van deze vergadering. De huishoudelijke werkzaamheden liepen vlot van stapel. De presentielijst werd gelezenhet onderzoek der geloofsbrieven van de afgevaar digden van corporatiën had plaatsde notulen der vorige vergadering werden vastgesteldhet Jaarverslag over 1901 werd goedgekeurd, even als het rapport van de commissie van onder zoek der rekening van 1901. Onderwijl de Bestuursverkiezing plaats had, werd aan de orde gesteld het rapport van de Het thans gezonden schryven van Ds. van der Kooi lyidt „Den WelEerw. Heer Ds. A. Littooij te Middelburg. Waarde Broeder Hiermede zend ik uw brief van 15 April 1.1. terug. Uit uwe aanteekeningen op den brief van Ds. de Bruijn te Oud-Vosmeer, voorkomende in no. 25 van de Zuider-Kerkbode, bleek mij, dat 't u aangenaam zou zijn, dezen brief in de bladen ie zien opgenomen. Welnu, ik geef hem u bij dezen terug, om u zelf daartoe in de ge legenheid te stellen. Na groete en heilbede, uw toegen. broeder, A. H. van der Kooi. Bergen-op-Zoom, 23 Juni 19Ö2. P.S. Het spijt me zeer, dat 't gebeurde op onze laatstgehouden Prov. Synode zulke onge- wenschte gevolgen heeft gehad. Ik heb er even wel voor gevreesd van 't oogenblik af, dat L verklaarde uwe onderteekening van 't C.-C. terug te moeten nemen. Waarlijk, broeder, ik wist op dat oogenblik niet hoe ik 't had en konde mijne ooren haast niet gelooven, temeer niet, daar ik u nog slechts enkele dagen geleden over 't besluit onzer Classis (als antwoord op uw brief) geschreven had en noch schriftelijk, noch mon deling van U iets vernam, waaruit ik ook maar vermoeden kon, dat U van gevoelen waart veranderd. Me dunkt, na een brief als U aan mij schreef en waarop ik U, na onze Classic. Verg. (gehouden 21 Mei) nog antwoordde, had U mij, al was 't dan ook maar even in de morgenzitting op onze Synode, wel mogen in lichten omtrent uwe verandering. 1) Het ge beurde heeft aanleiding gegeven tot onaange naamheden tusschen broederen van t zelfde huisgezin, en niet 't minst voor U zijn de gevolgen pijnlijk, dit beaam ik ten volle en met óprechte smart, maar als ik naar de oorzaak hiervan zoek, dan kan ik niet anders zien (houdt het mij ten goede W. Br.) of deze vind ik in uw, mijns inziens, ontijdig en ongemotiveerd terugnemen uwer onderteekening van t C.-C. 2) Ik zeg dit niet, om iets onaangenaams aan uw adres te zeggen, maar 'tis mijn vaste over tuiging, dat U geen ongeschikter oogenblik had kunnen kiezen, en eveneens is t nog mijn ge voelen, wat ik even voor de stemming op onze Synode heb gezegd Laten wy alles doen wat we kunnen, om 't C.-C. aannemelijk te maken, en blijkt 't dan eindelijk op onze Algem. Synode, dat 't niet kan aangenomen worden zonder ge vaar voor scheuring, welnu laten onze depu- taten ter Algem. Synode er dan tegen stemmen zij ontvangen toch geen mandaat imperatief, b) Mag ik U verzoeken W. Br. bij uw brief ook mijn brief met 't post-scriptum in de Zuider- Kerkbode op te nemen. v. D- Uit den Patriotten-tijd, II. In ons vorig artikel gunden we onzen lezers eenige kijkjes in het leven onzer vaderen een honderd jaar geleên. Wij zagen het gisten van het oranjebloed, en het dempen dier passie door de Patriotten „in den donkeren put?' van den Gravensteen op de Burcht. 'tLust ons nog eenige kijkjes te bieden. In Middelburg was boekverkooper de lieer Johannes Jacobus van de Zande. Ook deze was een Oranjeman in zyn hart. En hy kon 'tniet laten om stilletjes pamfletten en „libel len" tegen de regeering op zicht te zenden bij zijn politieke vrienden als de van Cittersen en dergelijke „reactionairen." Ook kwam het uit, dat hij in October van een Amsterdammer 2 riem oranje-strooisel- papier gekocht had. en daarbij de „notabele woorden" gesproken„Ik heb doch moed, dat wij het noodig zullen hebben". Voorts verkocht hij van tijd tot tijd in zijn winkel oranjepapier. Voor zijn rechters had v. a. Zande den durf om te erkennen, dat hij werkelijk de hoop voedde op een omwending der zaken. Wat zou men met hem beginnen De keet uit't Vonnis luiddedat v. d. Zande binnen 4 X 24 uren 'teiland Walcheren zou moeten hebben „ge ruimd" en dat hij er niet weer in mocht bin nenkomen in een rond jaar. Harder was het lot, beschoren aan een pre dikant. Een Oranjeklant, maar een raarheer daarnevens. Te 'sHeerenhoek stond dominé Jan van Immerzeel. Hij was in 1795 50 jaar oud en had een hekel aan den herbergier, die een patriot was. Eens op een avond deed zijn WelEerw. huis bezoek, doch hij geraakte over zijn bier en kreeg toen herrie met den kastelein, die ge holpen door vrouw en dochter dominé de deur uitzette. Nu riep de verontwaardigde mannen van pak-aan te hulp, doch een hunner gaf het wijs bescheid „dominé, als ze je uit de kerk zetten, dan zullen we je helpen, maar nu ze je uit de herberg gezet hebben, moest je liever stil naar huis gaan." Doch dominé hernam„Jij paapsch beest" en liep naar de herberg toe, sloeg er op de glazen en riep Oranjehoven Dit laatste kwam'hem duur te staan. Hij werd opgelicht, naar den Steen gevoerd en zat er maandenlang gevangen. Eindelijk werd z^n vonnis geveld. Eerst 4 X 24 uren

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1902 | | pagina 2