VRIJDAG 24 NOVEMBER 1890.
No. 47.
ONDER REDACTIE VAN
Ds. J. HULSEBOS, Ds. A. L1TT00IJ,
Br. L. H. WAGENAAR.
Bit de Heilige Schrift.
Belijdenis en School.
A x
^EEKBLAD GEWIJD AAN DE j^ELANGEN DER pEREFORMEERDE K.ERKEN
IN ^EELAND, OORD-BRABANT EN J^IMBURG
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze "Wetgever de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden. 00
Jesaja 33 22.
D och Samuel zeide Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen,als
*&n het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
-1 8Mb. 16 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1—5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
60 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
HET BLIJVEND GOED.
II.
"Welgelukzalig is de mensch, die
naar my hoort, dagelijks wakende
aan myne poorten, waarnemende de
posten mijner deuren.
Want die mij vindt, vindt het
het leven en trekt een welgevallen
van den Heere.
Maar die tegen my zondigt, doet
zyne ziele geweld aanallen, die
my haten, hebben den dood lief.
Scheuken VIII 34-86.
Zoo worden hier dan kenmerken genoemd,
waardoor zich en waarin zich het levend ge
loof zal openbaren. Vindt gij dien drang ook
in uw hart, om naar de opperste Wijsheid te
hooren, te waken aan hare poorten, waar te
nemen de posten van hare deuren Daaraan
wórdt het geloofsleven gekend. Die hongeren
en dorsten naar de gerechtigheid, die arm en
ellendig zijn in zichzelven, spreekt de Heere
Jezus zalig, want zegt Hij, zij zullen verzadigd
worden en hunner is het koninkrijk der hemelen.
Met het verlangen naar den zielebruidegom
vangt ook het Hooglied aande Bruid van
Christus te beschrijven. Naar mij hooren. Zie
hier een der eerste kenmerken, hier vermeld.
Vinden wij hierop niet een naklank in het
woord van onzen Heere uit Johannes X. „En
de schapen hooren Zijne stem". Zij volgen Hem
„overmits zij Zijne stem kennen." Het oor is
dan door goddelijke genade geneigd, om naar
Jezus te luisteren, zich aan Hem te onderwer
pen, Hg heeft dan voor dat ontsloten oor:
woorden des eeuwigen levens. Des Heeren Woord
is dan van kracht en invloed, ja van overwe
genden invloed op de ziele, zoodat om zijnent
wille alles moet worden verlaten. De geloovige
is Zijns zelfs niet meer.
Maar ook wordt hier een dagelijks waken aan
hare poorten genoemd en een waarnemen van
de posten harer deuren. Dit is een belijden van
en uitkomen voor den naam des Heeren, een
vertoeven als dienaar aan de deuren van den
tempel der opperste Wijsheid, een letten op
hare gangen, eene begeerte, eene blijvende be
geerte, om haar welbehagelijk te zijn, een in
derdaad erkennen van Christus als Koning.
Hoe dierbaar is dan de Bediening des Woords
door zijne gezanten, hoe dierbaar het neder-
zitten daar, waar Hg gekend en gepredikt
wordt. Hoe heet het dan met de Bruid uit
het HoogliedZeg mij aan, gij, dien mijne
ziele liefheeft, waar gij weidtwaar gij de kudde
legert in den middag. Maar ook dierbaar wordt
dan alles, wat op zijn naam, zijn zaak, zijn
volk en kerk betrekking heeft. Hoe schoon
toch uitgedrukt dat waken aan hare poorten,
dat waarnemen van de posten harer deuren.
Zou een mensch het huis, de woonplaats van
eenen beminde niet nauwkeurig kennen. Zoo
vraagt ook eene toegebrachte ziele naar de
gangen en wegen haars Heilands om Hem
daarop te ontmoeten.
En aangezien in het volgende vers onder
de oeloften voor de hoorenden en wakenden
ook het vinden wordt genoemd, zoo wordt het
zoeken ook hier stilzwijgend onder de kenmer
ken van het geloofsleven verstaan, naar den
heerlijken regel in het Gods rijkDie zoekt,
die vindt. Dit is niet een ongeloovig en twij
felzuchtig en hooghartig zoeken, maar de be
hoefte aan den Middelaar, die in de ontdekte
ziele is gewerkt en steeds inniger en dringen
der wordt.
Om te onderwijzen, maar ook om aan te
moedigen tot een volharden in het vragen naar
den Heere, beschrijft de opperste Wijsheid nu
den zegen, die is weggelegd voor degenen, die
naar haar hebben leeren vragen, die hebben
leeren waken aan hare poorten en waarnemen
de posten harer deuren, den zegen daarop te
wachten, de vruchten daaruit voortvloeiende.
Want die mij vindt, vindt het leven. Vinden,
een heeriyk woord in de taal des geloofs.
Vindenstfld komt er voor ieder, die heeft leeren
zoeken, die den Heere heeft leeren verbeiden.
Het is, wanneer het licht opgaat in de ziele.
Wanneer zij in de i .imte wordt gesteld, wan
neer zij 'Christus als haren Borg mag aanne
men en aanbidden, als zij verzekerd wordt, van
de vergeving der zonden. Hierom zal u ieder
heilige aanbidden in vindenstijdzoo heet het in
ps. 32. Het leven. Het leven van den armen,
in zich zeiven dooden zondaar is in den rijken
Christus. Hy is het leven, gelijk Hy ook de weg
en de waarheid is. Dit kan ook al weder alleen
verstaan worden in het geloof. Zoodra 't geeste
lijk oog Hem ziet, en de ziele Hem aanneemt,
wordt de overgang uit den dood tot het leven
bespeurd. Hulsebos.
In betrekking tot de Engelschen, die te
Ladysmith zijn ingesloten, is er, op het oogen-
blik dat dit geschreven wordt, verschil van
opinie.
De Middelburgsche Courant, het Handelsblad,
de Zutfensche, de Leeuwarder en andere cou
ranten meenen, dat zij zich reeds aan de boe
ren hebben overgegeven terwyi De Standaard,
De Zeeuw en meerdere bladen van de gedachte
uitgaan dat dit nog niet geschied is. Van harte
wenschen dat het zoo ware, doen wg allen.
Maar dat het geschiedde, betwyfelt ook schrg-
ver dezes zeer, sterker nog: ook hy gelooft
het niet.
Steden, of liever wyd uitgebouwde vlekken,
waar een leger achter heuvels en tot in den
grond zich verbergt, in te nemen, biykt niet
gemakkelgk te gaan vooral voor onze boeren
niet. Stormenderhand in te nemen toch kun
nen zij niet, gelijk dat in den regel gewone
soldaten kunnen, omreden zy niet met de
blanke sabel vechten, 'tls daarom, dat zij
noch Mafeking noch Kimberley noch (naar wij
meenen) Ladysmith hebben kunnen innemen.
Laten uithongeren, indien [er nogal een goede
voorraad van mondbehoeften was en is, duurt
lang. Natuuriyk kan het Ladysmith het kortst
uithoudenduizenden moeten onderhouden
worden. Zich er door heen slaan, gaat ook
niet gemakkeiyk, omreden de boeren de uit
gangen en wegen bezet en versterkt hebben.
Tegen hunne kanonnen en geweren inloopen,
met al wat zij zouden willen en moeten mee
nemen, kost ontegenzeggelgk zeer vele men-
schenlevens en brengt daarenboven allerwaar-
schynlijkst niet tot het gewenschte resultaat,
'tls daarom, dat de ingeslotenen, zoolang het
maar eenipzins mogeiyk is, op hun ontzet,
door het nieuw aangekomen leger zullen wach
ten zullen wachten, achter hunne bedekkingen
en in hunne holen en spelonken.
Het te Durban aangekomen en weldra saam-
gestelde nieuwe leger zal gewis zoo spoedig
doenlijk het ontzet beproeven. Met het oog
daarop moesten de boeren meerdere troepen
in deze streken vergaderen en opstellen, en
daarenboven van Ladysmith zooveel mannen
afnemen als zij berekenen te kunnen missen,
om het beleg te handhaven. Zoover mogelglc
moesten zy, teneinde het ontzet te voorkomen,
het nieuwe leger der Engelschen te gemoet
gaan en hun den weg versperren. Vermoede-
lgk zal dan ook voorbij Estcourt, (dat ook
ingesloten is) wat Natal betreft, den slag, met
het oog op her ontzet, geleverd worden. Om
streeks denzelfden tyd kan er in de omstre
ken van Kimberley tot ontzet van deze plaats
een bangen strijd worden gestreden.
Zelfs bestaat de mogelijkheid dat ook in het
Zuiden, dus in Oost en Zuid en West, om de
overwinning gestreden wordt.
De dagen, die nu gaan aanbreken, kunnen
alzoo beslissend zynwant worden onverhoopt
onze stam- en geestverwanten geslagen, dan
trekken de Engelschen weldra den Oranje-Vry-
staat en, zoo mogelijk, de Transvaal binnen.
Licht hierover heen te springen en alzoo te
zeggen„Dat zal niet gebeuren", is spoedig
gedaan maar de aangekomen, goed toegeruste,
machtige legers, bij de macht die er reeds is, te
overwinnen, is niet iets alledaagsch. Onze broe
ders aldaar komem nu voor vuren te staan, waar
voor zij nog nooit gestaan hebben. Is de Heere
niet op bijzondere wjjze met hen, dan vrees ik
dat zy zoo overal aangevallen voor de
overmacht en de vele machtige kanonnen der
Engelschen zullen moeten wgken. Ach, stroo
men bloeds zullen er vloeienwant op vrede-
maken is thans niet het minste uitzicht.
De smart en de rouwe, die de geld- de eer-
en de heerschzucht in het leven roept, schreit
tot God in den hemel.
Ons gebed moet zich vermenigvuldigen, en
▼oor de Engelsche natie, die zich aan deze
zonde schuldig maakt en deze verwoestingen
aanricht, èn voor onze stam- en geestverwan
ten, die bedreigd worden in het bezit van hunne
erve, vryheid en onafhankelgkheid.
Het gebed is het machtigst wapen. De over
winning toch is des Heerenwant de sterkte
is Godes. Hy spreekt, en het is erHg gebiedt,
en het staat er Hy doet het om Zijns zelfs-
wilmaar wil er om gebeden zyn. Eu nu
zouden wij voor onze stam- en geestverwanten
alles willen doendoch wy kunnen nietwij
moeten hen in dezen bangen, ongeiyken strijd
alleen laten.
Kunnen wij met en voor hen het zwaard
niet aangorden, laten wg dan toch doen, wat
wy behooren te kunnen, wat God ons wil
leeren, en ook onze roeping is, laten wij als
een stroom den Heere aanloopen, pleitend, in
verootmoediging, op Zijne vergevende liefde,
op Zijue barmhartigheid, opZyne macht en op
Zyn recht.