voerende volkeren te bidden toch is en
biyft roeping. Wy moeten bidden met belij
denis van hunne en onze zondenbidden,
naar dat wy gelooven, dat het recht is;
bidden, met blootlegging van onze begeerte
bidden, pleitend op het recht, de macht,
de liefde en de trouw van Godbidden, dat
het den Heere behage, tegenover de leer der
evolutie, volgens welke het sterke het zwakke
moet verslinden, dus tegenover den geest van
onze materialistische, Godloochende eeuw, Zijn
naam te openbaren en te verheerlijken, door
zich over het zwakke te ontfermen en het
sterke te beschamen. Wy moeten zóó bidden,
dat wy het ten slotte aan God overlaten, ge-
loovende, dat zyn raad zal bestaan en dat Hy
al zyn welbagen zal doen.
Israel had tegen den Assyriër niet gezondigd
maar toch werd het door hem overwonnen en
zelfs gevankeiyk weg gevoerd. God had Israël
meer lief dan den Assyriër; daaromkasttydde
Hij, die alles regeert, Israël. En omdat Israël
niet tegen den Assyriër gezondigd had, was
hetWee den Assyriërdie de roede Myns
toorns is."
By slot van rekening was de Assyriër er
het slechtst aan toe; immers, hy ging alszoo-
danig weldra voor altoos van hei wereldtooneel
en Israël leefde voort, en blijft voortleven.
En nu weten wy wel, dat de vergeiyking
niet in alles doorgaat, maar wij weten toch
ook, dat dit een en ander tot onze leering,
waarschuwing en vertroosting is geschreven.
Zoolang wij echter den wil en het welbeha
gen Gods inzake den afloop van dezen jam-
merlyken stryd niet weten, biyven wij bidden
bidden, dat God ons ook in dezen het goede
mag doen zien, in het land der levenden.
Buiten hope is het niet, zoover ons toch be
kend is, hebben de Transvalers en Vrystaters
niet gezondigd als weleer Israël. Zij bewaar
den de oude zeden en zy bleven by den dienst
des Heeren, naar het Woord, en den oorlog
zochten zij niet, maar schuwden zydaar
toe genoodzaakt hebben zy hem slechts aan
vaard. Zy stryden daarenboven voor hunne
rechten, erven en vrijheden.
Zy doen dat in den naam des Heeren en
onder inwachting van Zynen zegen. Aan den
Heere hebben zy by monde van hun president
de twistzaak ter beslechting overgegeven.
Zy deden dit niet in doopersche overdry ving,
stilzittendmaar alle mogelijke verweermidde
len zich aanschafftn i en zich oefenende in den
wapenhandel. Man en vrouw, jongen en ouden
zien op God en binden den stryd aan.
God verhoede het, dat een volk, hetwelk er
zoo bijstaat ten gronde gaHy verhoore in
de bange dagen, die nu vooral aanbreken, de ge
beden, tot Hem om de overwinning opgezonden
Hij, de God des vredes, geve dit zy vóór
alles onze bede vrede! Littooij.
YJlRIA.
Gereformeerde Diakenen.
VH.
Maar nu Art. 30 der Ned. Geloofsbeiydenis?
Wat gelooven onze Gereformeerde Kerken
in 't stuk van de regeering der Kerk door ker-
kelyke ambten
Laat ons dit artikel lezen.
Staat er een opschrift boven
De Dordsche Synode heeft dit toch niet ge
daan Neen. Doch in Zeeland was sedert 1611
een officieele uitgave der Confessie en die had
opschriften, welke echter de Generale Synode
van 1619 niet heeft aangenomen.
En wat schreven de Zeeuwen boven art 30?
Van de regeering der Kerk door kerkelijke
ambten".
Is dit opschrift onjuist?
Immers art. 30 schryft ook voor, dat de
armen en bedrukten geholpen en getroost wor
den.
En armenzorg is toch geen stuk derkerk-
regeering
't Is metterdaad zóó gelegen, dat èn in 't op-
schrift èn in 't artikel zelf regeering en armen
zorg niet scherp zijn onderscheiden.
De bedoeling is om te belijden, hoe, naar de
overtuiging der Gereformeerden, de Kerk van
Christus moet ingericht zyn en een Raad heb
ben, die zorgt voor 3 dingen
a. de prediking der waarheid,
b. de kerkeiyke tucht,
c. de verzorging der armen.
Een plaatselijke Kerk behoort een Raad van
ambtsdragers te bezitten, welke zijn geroepen
f tot de bediening des Woords óf tot't opzicht
over belydenis en wandel óf tot de verzorging
van de behoeftigen.
En niet één ambtsdrager mag uit eigen
hoofde handelen, doch alle handeling gaat uit
van een vergadering van ambtsdragers.
Leest slechts
Wij gelooven dat deze icare Kerk geregeerd
most worden naar de geestelijke politie, d. i. be-
stuurswyze haar leven moet geleid worden
niet naar wereldschen trant en naar mensche-
ïyke inzettingen, maar naar den geestelijken
aard van haar leven. Dus naar de geestelijke
politiedie ons onze Heere (Christus) heeft geleerd
in zijn Woord.
En hoe moet dan die geestelijke bestuurs
wijze zyn?
n. I. dat er Dienaars of Herders moeten zijn om
het Woord te prediken en de Sacramenten te be
dienen da,t er ook Opzieners en Diakenen moeten
zijn.
Ieder ziet, dat tot dusver gehandeld wordt
eigenlijk niet over de regeering der Kerk, maar
over hare inrichting.
De rechte inrichting eener Kerk vraagt om
drie ambten. „Er moeten Dienaars zyn en ook
Opzieners en Diakenen". Doch nu gaat 't Ar
tikel verder en teekent het middel waardoor
alle de ambteiyke werkzaamheden moeten
worden geregeld en heel het kerkelijk leven
bestuurd.
En dat middel is 't specifiek Gereformeerde.
Het eigenaardige in onze kerkinrichting.
De instelling van een Raad van ambtsdra
gers of Raad der Kerk, bij wien alle gezag
berust en van wien alle arbeid uitgaat.
Dit nu wordt aangegeven in de volgende
woorden n.l. dat er Dienaars of Herders moeten
zyn en dat er ook Opzieners en Diakenen zyn
om met de Herders te zijn als (zooveel als) de
Raad der Kerk.
Een stad had haar Magistraat en de Raad
der stede vergaderde op 7 Stadhuis of Raad
huis en die regeerde heel 't burgerlyk leven van
't gemeenebest.
Zóó nu ook wordt deze stedeiyke republi-
keinsche gedachte aangewend op 't kerkelijk
gebied, en eischt de Geref. Confessie als forme
van kerkregeeringe een Raad der Kerke, een
vergadering der ambtsdragers.
Die vergadering der ambtsdragers nu zorgt
voor hel onderhouden der Religie.
Tot dit onderhouden der ware religie behoo-
ren 3 stukken. Zoo toch volgt er
en te makendat (I) de ware leer haren loop hebbe,
(II) dat ook de overtreders op geestelijke wijze
gestraft worden en in den toom gehouden
en (III) dat ook de armen en bedrukten gehol
pen en getroost wordennaardat zij van noode
hebben. [Opdat staat min-juist voor dat.
En goedsmoeds besluit 't artikel.
Door dit middel van een alzoo zorgenden
Raad zullen alle dingen in de Kerk wel en
ordeiyk toegaan.
Dit alles is duidelijk.
Doch nu komt de vraagin hoeverre behoo-
red de Diakenen tot dezen Raad?
Moeten zy er altijd in zitten en hebben ze
over alle dingen medezeggenschap
Of behooren zy slechts in sommige dingen
medewerking te verleenen en dit in zooverre
het de dingen van hun ambt raakt om n.l. de
armen en bedrukten te helpen en te troosten.
Als dus het punt van de armenzorg aan de
orde is en als er collecten moeten worden toe
gestaan en andere goede middelen gevonden.
Als beslist wordt over de uitdeeling, de
weezen verzorgers enz.
De kerkeraad toch heeft over al dezen arbeid
der diakenen het uitsluitend wetgevend gezag.
Hun vergadering regelt slechts de uitvoering
van de door den kerkeraad gegeven opdrachten.
Zie op deze vraag geeft art. 30 heelemaal
geen antwoord en hieromtrent houde men zich
aan de kerkenorde. Dr. W.
Een Transvaal-bidstond.
De Noorderkerk van Middelburg was dicht
bezet met een zoo aandachtig luisterende schare,
dat de stilte soms hoorbaar scheen.
Allereerst ruischte en bruiste, door de opwek
kende toonen van 'torgel begeleid, de helden
psalm des geloofs
De Heer is aan de spits getreden,
Dergenen, die mij hulpe biéii,
Ik zal, gered uit zwarigheden
Mijn lust aan mijne hatren zien
Toen gaf de heer De Wagemaker een recht
plechtige voorlezing van psalm 20.
De Heere verhoore u in den dag der benauwdheid.
De God Jacobs zette u in een hoog vertrek.
Hij zende u hulpe
„Hebben wij recht om in ons gebed partij te
kiezen tegen 't christelijk Engeland en vóór onze
stamverwanten in Zuid-Africa Zoo vroeg Ds. I
Bouma en hij toonde aan, hoe Engeland onze
broederen heeft verdrukt en ook nu onrecht--
matig, waar „broek en baadje" werden aange
boden, 't nationaal onafhankeiyk leven eischt.
En hy verhaalde in aangrypende schildering
het moordtooneel van Slachtersnek.
Dr. Wagenaar sprak over Elihu's woord, die
eischt, dat de vrome in druk, (anders dan de
wereld, die niet vraagt,) wèl ernstig vragen moet
naar God, zijn Maker, die de psalmen geeft in
den nacht, (Job 35 10). Hy schetste eerst die
psalmen in den nacht als kinderen der
smarte, als wonderen der genade
als triumphen des geloofs en als
halleluja's der hope, en liet ze toen
hooren, zooals ze gezongen worden in deze
bange dagen van druk en dood, van spanning
en smart, hier in 't boerenlager, ginds op de
eenzame hoeve, hier in den trein, die de dap
peren wegvoert, ginds in de ambulance, waar
de vernielde lichamen krimpen van pyn, doch
waar door Gods genade 't gebed opryst en waar
't geloof op God zyn Maker steunt en de hope
haar Hallels zingt. De Hope op de uitredding
Gods. Zal ze niet worden beschaamd
Ds. Littooy herhaalde de vraag: „Wachter,
wat is er van den nacht?" Gods raad kan
den ondergang hebben besloten dezer beide
Republieken. Wy hebben geen zekerheid. Toch
wel vrijmoedigheid des gebeds in hope, dat
er verlossing worde genoten, zooals naar 2
Kronyken 20 in Jozafat's dagen werd beleefd.
Alle drie toespraken werden afgewisseld door
't zingen van overheeriyke psalmen.
't Gebed werd ingeleid door de treffende
woorden
Behoud, o Heer, wil bijstand zenden,
Verlos, bewaar, verschoon!
Die Koning hoor, als we in ellenden,
Aanbidden voor zgn troon.
Aan 't einde van de samenkomst werd een
collecte gehouden voor de strydende en lydende
broederen en hunne weduwen en weezen.
Nog kunnen we meedeelen, dat er pogingen
worden aangewend om een comité te formee-
ren„voghelefi van seer diverse pluymage",
maar één in sympathie voor de helden van
Z. A. om ook in Middelburg te doen optreden
de heer J. A. Wormser Jr. uit Amsterdam,
een aangenaam spreker en die, wat hy verhaalt,
met keurige lichtbeelden illustreert.
Moge ook dat pogen gelukken en deze mee
ting slagen.
Nog een woord moet ons van het hart.
Er waren op den bidstond zoo weinig bui
tenlui. En 't was toch volle maan en prachtig
weer. Is de belangstelling van de Middelburgsche
voor de Transvaalsche boeren dan zóó klein,
dat ze geen uur slaaps konden opofferen om
voor hun Africaansche broederen te bidden?
Dr. W.
GESCHIEDENIS VAN ZUID-AFRIKA.
II.
Ligging en bevolking.
Transvaal heeft eene oppervlakte grooter dan
Engeland, Schotland en Ierland samen, en telt
niet meer dan 870.000 inwoners, waarvan
246.000 blanken. Het land grenst ten zuiden
aan de Engelsche kolonie Natal en den Oranje-
Vrijstaat, ten oosten aan Engelsch Zoeloeland
en de Portugeesche kolonie van Delagoa, ten
noorden aan het land der Matabelen (Rhodesia)
en ten westen aan het Engelsch protectoraat
der Betsjoeanen.
Ten Noorden en ten Westen zyn de beide
Republieken (onderling door de Vaal gescheiden)
dus geheel ingesloten door Engelsche bezittin
gen. Wat den Vrystaat betreft, deze is ook ten
Zuiden en ten Oosten door Britsch gebied om
geven. Transvaal daarentegen (of juister: de
Zuid-Afrikaansche Republiek, zooals sedert 1884
de naam luidt) wordt ten Oosten grootendeels
door het Portugeesche Gaza-land begrensd, waar
in Lourentjo Marquez, met de Delagoa-baai ligt,
doch voor een klein gedeelte ook nog door het
Britsche Tongaland en het eveneens Britsche
Zoeloeland. Eindelijk wordt Transvaal ten Zui
den nog gedeelteiyk door Natal begrensd.
De grenzen tusschen het gebied der beide
Hollandsche Republieken en dat van Engeland
worden bijna overal gevormd door rivieren of
zyn kunstmatig. De Oostgrens van de Trans
vaal echter loopt grootendeels over het hooge
Lebombogebergte. Door eerstgenoemd gebergte
loopt de spoorweg naar Pretoria, en door het
Drakengebergte de spoorweg van Ladysmith
naar Harrismith.
De bewoners noemen zichzelve „Afrikaan-
ders;" de mannen zijn schoone krachtige ge
stalten, wier stoutmoedigheid in den onverpoos
den strijd met krygshaftige Kafferstammen,