8e Jaargang.
VRIJDAG 17 NOVEMBER 1899.
No. 46.
W
DB. J. HULSEBOS, DS. A. LITTOOIJ,
Dr. L. H. WAGENAAR.
Uit de Heilige Schrift.
Belijdenis en School.
EEKBLAD GEWIJD AAN DE |3ELANGEN
IN ^EELAND, JtfoORD-j~)RABANT
DER pEREFORMEERDE K.ERKEN
EN J_,IMBURG.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
D0ch Samuel zeideHeeft de HEERE
st «an Brandofleren en Slach to fleren, ala
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1—5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE CO INT RE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
HET BLIJVEND GOED.
I.
Welgelukzalig is de ruensch, die
naar mij hoort, dagelijks wakende
aan mijne poorten, waarnemende de
posten mijner deuren.
Want die my vindt, vindt het
het leven en trekt een welgevallen
van den Heere.
Maar die tegerf mij zondigt, doet
zijne ziele geweld aanallen, die
mij haten, hebben den dood lief.
Geen stelliger waarheid dan deze, dat al
het zienlgke verandert en voorbijgaat. De
Schrift drukt dit aldus uit: Alle vleesch is
gras, en al Zijne goedertierenheid als eene bloem
des velds. Ook de heidenen werden door dit
aangrijpend en machtig verschijnsel getroffen.
„Alles beweegt zich en niets blijft", was zelfs
de grondstelling, waarbij een der uitnemendste
wijsgeeren bij ztfn onderwijs uitging.
Wie zal het verstaaD, de vergankelijkheid en
veranderlijkheid van de zienlijke dingen en
van het aardsche leven te beschrijvenHet
zij genoeg op enkele kenteekenen te wijzen.
Wat nieuw is wordt oud. Wat heden aller
hoofden en harten vervult, wordt morgen door
iets anders verdrongen.
Wie denkt thans meer aan den onschuldig
gevangene van het Duivelseiland. De stroom
van uitvindingen en nieuwigheden houdt nooit
op. En het nieuwste wordt na korten tijd
weer oud en verouderd. De kinderen groeien
op. De jeugdige man en vrouw komen tot
middelbaren leeftijd. Ongemerkt wordt men
oud en gaat voorbij. De toestanden, waarin
wij, ouderen, in onze jeugd leefden, zijn ge
schiedenis geworden en onherroepelijk voorbij.
Het menschdom wordt voortdurend vermeer
derd, maar sterft ook aanhoudend af. Hoe
dunnen de gelederen, al is het niet doorlood
en staal, trots alle geprezen vorderingen en
middelen der heelkundeZoo bewijst alles
zgn nietigheid in zich zei ven. De golven der
levenszee snellen daarhenen, de groote eeuwig
heid te gemoet. Niets en niemand is besten
dig en blijvend dan God alleen, en wien Hg
het leven geven wil. Maar nu de vraagBe
seffen wg al het ontzettende van die vergan
kelijkheid? Hebben wij, waar wij mede wor
den afgevoerd op den levensstroom, eene krach
tige en voldoende vertroosting? Leven wg
met het oog op die groote toekomst? Stellen
wg dit vergankelijke op die waarde, als liet
behoort? Zal ons vergankelijk leven vruchten
dragen voor de eeuwigheid Dit alles hangt
er van af, hoe onze verhouding is tegenover
Hem, die het leven isChristus Jezus, onzen
Heere.
Ziet, gelijk het zoo schoon in het boek der
Spreuken staat beschreven, verheft Iïij zijne
stemme te midden van al die vergankelijkheid,
te midden van het gewoel der wereld. Ver
staan wij die stemme Welgelukzalig zoo
heet het, welgelukzalig is de mensch. die naar
mij hoort, dagelijks wakende aan mijne poorten,
waarnemende de posten mijner deuren. Het zijn
de geloofswerkzaamheden omtrent den Midde
laar, die hier worden genoemd. En die deze
werkzaamheden oefenen, hun wordt het blijvend
goed toegezegd. Is de mensch in de weder
geboorte lijdelijk, in de bekeering en in het
geloof wordt hg werkzaam gemaakt. Een be
wust geloof zonder geloofswerkzaamheden is
niet denkbaar. Dit is dus, en zoo is dus, het
levend geloof. David verklaart in psalm 27
van den Heere„Gij zegtZoek mijn aange
zicht, en hij voegt er in blijde werkzaamheid
des geloofs aan toeIk zoek Uw aangezicht,
o Heere!" Zoo getuigt de Schrift en zoo zal
het zijn. Gode komt van alles de eere toe in
het werk der Verlossing en der toeëigening en
toepassing van het heil, maar Hij is het, die
juist hoorende en zoekende maakt. Dit is het
heilgeheim, ontdekt aan die Hem vreezen en
in de ervaring gekend
Het boek der Spreuken wordt wel eens be
schouwd als een boek vol practische wenken
voor het tijdelijk leven. Het is meer. Hier in
hoofdstuk VIII en ook in hoofdstuk IX vindt
gij eene schitterende en heerlijke Christus
prediking. Hij heet hierde opperste Wijsheid.
Jezus bevestigt dit, als Hij in Matth. XI 19
zegtDoch de Wijsheid is gerechtvaardigd ge
worden van hare kinderen. Hulsebos.
De grootste van onze drie kerken, de kerk
in de Bogardstraat, was gisteren avond (Woens
dag) toen wg biduur hadden, geheel gevuld.
Het was een schoon gezicht en eene heer
lijke gedachtemet zoo velen saamgekomen,
om te bidden.
Wat nog meer zegt
Saamgekomen om te bidden, niet alleen hier,
maar op honderden plaatsen tegelijk. Daaren
boven blijkt uit brieven, uit Transvaal en
Vrijstaat naar Nederland opgezonden en in
verschillende bladen opgenomen, dat er ook
door vaders en moeders, door zonen en doch
ters gebeden wordt. Ook de Overheid in deze
landen bidt. Dat is heerlijkWant ach, dat
werd in onzen tijd, waarin macht vóór en boven
recht gaat, uitzondering.
In Engeland kan, dunkt ons, de Overheid
niet bidden, niet waarlijk bidden, zoolarg zij
niet den vrede begeert en over haar heersch-
zucht zich verootmoedigt voor en vergeving
vraagt van den Heere.
Het volk in Engeland staat, in het algemeen
genomen, mee schuldig, omdat het in stee van
de regeering af te vallen haar is toegevallen
en heeft toegejuicht, bij het in het leven roe
pen en aanvaarden van dezen ongemotiveerden,
ja onrechtvaardigen strijd.
Nu is het wel waar, dat duizenden bij dui
zenden niet wisten wat zij deden en nog niet
weten wat zg doen. De regeering bracht hen
op een dwaalspoor. Dit neemt echter niet
weg, dat de oorlog om onheilige redenen ge
zocht is en gevoerd wordt.
Maar wel kunnen en zullen ook vele Engel-
schen, onbekend als zg daarmee zijn, den
Heere smeeken om de overwinning.
Bidden, iom elkander nederlagen te mogen
bezorgen, dus om velen te mogen doodschieten,
en alzoo naar de eeuwigheid, wellicht naar de
hel te voeren, ach, welk eene ontzettende
gedachteDaar komt bij, dat men door dat
doodschieten den overblij venden de vreugd van
het geheele Jeven rooft en zoo naamlooze smart
en onvergetelijke ellende bezorgt. Daaraan
gedachtig, roepen wg uit: wat zijn de gevol
gen van de zonde toch vreeselgk reeds in dit
leven
De profeet Elia sprak, des levensmoede en
en wanhopend aan iedere hervorming, „God
aan tégen Israël", en zóó doen nu ook de
biddende, maar dwalende Engelschen, met veel
minder of gansch geen recht in betrekking tot
onze stam- en geestverwanten in Zuid Afrika.
Op hunne beurt doeh dat insgelijks de laatst
genoemden met het oog op Engeland. En wg
spreken met hen God aan. Wg klagen met
ons volk aldaar de Engelschen aanomdat
zij door hebzucht, heerschzucht en eerzucht
dezen vreeselijken oorlog in het leven riepen.
De bidders aan gene zijde der zee staan dus
voor den hemelschen Vader tegenover de dui-
zende bidders in het Zuiden en aan deze zijde der
zee. Wonderlijk schouwspel! Een schouwspel,
dat tot deze bedeeling Behoort en als het vol
maakte zal [gekomen zgn, niet meer aange
troffen wordt.
Vóór vele jaren hoorde ondergeteekende
twee zusters in den Heere, die op verschil
lende plaatsen woonden en tegenover elkander
voor den Heere gestaan hadden, in het begee-
ren van een leeraar, bg eene ontmoeting van
en een innig goed gesprek met elkander, tot
elkander zeggenhoe is het mogelijk, dat wij
onlangs zoo tegenover elkander gestaan hebben
in het gebed.
Deze onwillekeurige uiting van diep gevoel
der eenheid in den Heere,^ deed beiden een
oogenblik zwijgen en als tot zich zei ven in-
keeren.
Na blijkbaar over dat: „hoe is het mogelijk
te hebben nagedacht, zeide de oudste dezer
zusters: „W|j kunnen daarom beiden nog wel
goed gebeden hebben. Gij hebt het gewonnen.
Maar indien uw gebed en rugn gebed was, ge
lijk het behoorde, dan hebben wg onze begeerte
den Heere ernstig voorgedragen, doch ten
slotte het Hem laten weten, dus aan Zijn wil
ons onderworpen. Niet waar, het staat altijd
vast, en het moet daarom bij ons vaststaan,
dat Zijn raad zal bestaan en dat Hij al Zijn
welbehagen zal doen. En Zijn wil is altijd wjjs
en goed't is majesteit, al wat Hij doet."
Deze juiste en schoone oplossing van het
vraagstuk, dat haar eenige oogenblikken de
gesprekken had doen staken, heb- ik nooit ver
geten.
Ik denk er ook deze dagen, waarin ook weer
kinderen Gods tegenover elkander staan, aan.
Elia had het mis, dat God het Israëlitische
volk, hoezeer het zich dit duizendwerf had
waardig gemaakt. verstootenhad. Het stond
er, hoe diep schuldig ook, nog altgd beter bij,
dan Elia, die zijn levenstaak beëindigen wilde
en voor Israel geen gebed meer had, wel wist
immers er waren er nog zeven duizend, die
hunne knieën voor Baal niet hadden gebogen
daarenboven zou er in de toekomst nog altijd
een overblijfsel naar de verkiezing der genade
wezen. Wg mogen wel reentvaardig, maar niet
te hard oordeelen. Voor dit laatste elkander
even te waarschuwen, is wellicht in onze dagen,
ook noodig en goed. Voor de beide oorlog-