VRIJDAG 27 OCTOBER 1899.
No. 43.
in Zeeland, J^ooRD_j3RABANT en J_,imburg.
Ds. J. HULSEBOS, Ds. A. LITTOOIJ,
Dr. L. H. WAGENAAR.
Uit de Heilige Schrift.
1 Petri 5 7.
Belijdenis en School.
8e Jaargang.
EEKBLAD GEWIJD AAN DE ^BeLANGEN DER pEREFORMEERDE K.ERKEN
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en SIachtofleren,als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1-5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
BEKOMMERNISSEN.
II.
Werpt al uwe bekommernissen
op Hem, want Hij zorgt vooru.
Een onbezorgd leven wordt als een groot
geluk beschouwd. De menigte bedoelt met
een onbezorgd leven, een leven zonder gelde
lijke zorgen. Die wat dieper zien, erkennen,
dat er nog wel diepere en zwaardere zorgen
zijn dan geldzorgen. Zij wijzen onder ande
ren op den kinderlijken leeftijd, op het daar
zoo vroolijk heendartelende kind en prijzen „een
onbezorgd zijn als het kind."
Ook wij erkennen gaarne, dat een onbezorgd
leven is een groot, ja het grootste geluk, doch,
dat dit alleen van den Heere in Zijne vrije
genade wordt geschonken en in den weg des
geloofs in Christus kan worden gesmaakt, be
oefend, gekend en eeDmaal volmaakt zal wor
den genoten.
Een geloovige acht de talrijke bekommer
nissen dezes levens niet gering. Maar zijn
grootste bekommernis isde zonde. Zijn groot
ste bekommernis is dezeWee mij, dat ik
alzoo gezondigd hebHij verstaat het woord
Wat klaagt dan een levend mensch, een iege
lijk klage van wege zijne zonden Maar de
Heere doet hem ook de zalige ontheffing van
zijne .schuld en van zijne zonde, ja, van al
zijne .bekommernissen kennen, wanneer Hij
hem in de ruimte stelt, wanneer hij Jezus
vindt als zijnen Borg en hij het den apostel
mag nazeggen Die ons ZijDen eigenen Zoon
niet heeft onthouden, zal Hij ons ook met
Hem niet alle dingen schenken?
En dat geloof mag telkens al weer worden
geoefend, als de bekommernissen zich weder
ophoopenWerpt al uwe bekommernissen op
Hem, want Hij zorgt voor u.
Want Hij zorgt voor u
Ziethier een sterken en vasten grond des
geloofs. Op die wetenschap bouwt het, op dien
grond wordt de geloovige gewezen, als hij tot
geloofsoefening wordt opgewekt. De Heere
schenkt zijn kind die kennis door den Heiligen
Geest, als Hy zijnen Zoon aan en in Hem
openbaart. Want Hij zorgt voor u! Dit doet
Hij uit vrije ontferming over zfine kinderen.
De Heere wordt niet door ons gebed of geween
of door ons geloof bewogen, of door eenig goed
werk, om aan ons te gedenken. Neenhet
gaat alles buiten ons om uit louter genade
Reeds vóór gij Hem kendet en naar Hem
vraagdet, zorgde Hy voor u. Dit is Zijne ge
nade, Zijne eeuwige en onveranderiyke liefde,
Zyn vrije ontferming. Maar daarvoor wordt
nu het oog ontsloten in de toebrenging, in de
bekeering, als door den Heiligen Geest het
geloof in de harten wordt gewerkt.
Dan leeren zy zien op het volbrachte werk
van Christus en hoe Hy, voor hen het leven
heeft verworven. Dan valt éérst het pak der
zonde en dan ook alle bekommernis weg. Zy
zyn dan alle op Hem geworpen, die ze uit vrye
genade opgenomen heeft. Want Hij zorgt
voor uDat wordt telkens weer tot diepe ver
bazing erkend en gezien. En dit is de ware
en vaste grond voor de onbezorgdheid des
geloofs. Dan moet alle ding mede werken ten
goede. Ook het kwade, dat God ons in dit
jammerdal toeschikt.
Toen Luther voor den rijksdag te Worms
stond en hy den volgenden dag moest ver
klaren, of hij zijne op Gods Woord gegronde
geschriften herriep of niet, aan welke verkla
ring naar menschen inzien zijn leven hing,
bracht hy een nacht door van gebedsworste
ling, maar hy vond ook nu den grond der
vertroosting. Zyne bekommernissen gingen
over aan zynen God en blijmoedig trad hij
voor raad en keizer met het: Hier sta ik, ik
kan niet anders, God helpe mij. Amen 1 Zy
dat geloof en die geloofsgrond ook uw deel
lezer Wat zal ons scheiden van de liefde Gods,
welke is in Christus, Jezus, onzen Heere
Hulsebos.
De oorlog die thans gevoerd wordt en die, wat
Transvaal en den Vrystaat betreft, de deelne
ming van het geheele Nederlandsche volk ver
wierf, is van zeer groote beteeken isvan zeer
groote beteekenisvoor het Zuidelijk deel van
Afrika, voor Engeland en voor Nederland. De
Transvalers en de Vrijstaters toch oefenden in
dat Zuidelilk deel hoe langer hoe meer invloed uit
en werden er steeds sterker. Op Europeesche
wyze, of, wat men ook kan zeggen, naar de wijze
der beschaafde en ontwikkelde volkeren der we
reld rustten deze beide staten zich toe en maak
ten zij zich gereed voor eenen hoogst gewichtigen
en zeer veel beslissenden strijd met Engeland.
Misschien hieven zij wel wat al te Hollandsch
rond en wat al te luide en te publiek in gesprek
en pers de leuze aan„Afrika voor de Afri
kaners"
Tot de Afrikaanders behoorden, natuurlyk,
dan niet de inwoners der koloniseerende vol
keren, en by name niet de Engelschendoch
zich zeiven rekenden zy daar wél, zoo niet in
de éérste plaats toe. Zij toch hadden er recht
matige bezittingen verkregen, waren beschaafde
menschen en woonden er van geslacht tot ge
slacht. Het was, het is zoo, hun tweede
vaderland geworden. Het inwonend sterke en
gedurig sterker wordende volk waren zij er
saam en in bondgenootschap met elkander.
Daarenboven hadden zij en leefden zij,
vooral sinds de laatste jaren, voor een staat
kundig, vaak uitgesproken ideaal, hetwelk, zoo
als gezegd is, luidde en luidt: „Afrika voor
de Afrikaners."
De verwezenlijking van dit idiaal wilden zy,
geiyk voor de hand ligt, liefst langs vreedzamen
weg verkrygen. Maar evenzeer ligt het voor de
hand, dat zij daarop niet rekenen konden,
ja daarvoor vreesden, sterker nog, dat zy daar
van de onmogeiykheid inzagen. Immers kenden
zy Engeland by ervaring. De grenzelooze
heerschzucht van dit volk hadden zij een en
andermaal zoo onvergetelijk droef ervaren.
Daarom moesten zij, nu zy geld, welvaart en
aanzien hadden verkregen, en het dus ook kon
den doen, op het ergste zooveel mogeiyk zich
voorbereiden. Naar hun beste weten en ver
mogen hebben zy dit gedaan. In het zich oefe
nen, om ook als een geheel georganiseerd, ge
oefend, alle manoeuvres kennend leger op te
treden, alsmede, om ook met kanonnen om te
gaan, waren zy nog niet geheel klaar. Hoe zij
met hunne geweren kunnen omgaan en wat
zij er mee kunnen uitrichten is daarentegen
allerwege bekend. Dat de stryd, om het ge
wicht zyner beteekenis, een bange is en wezen
zal, is zeker.
De Engelschen toch willen heerschen in
Afrika, heerschen van de Kaap tot Kaïro. Trans
vaal en de Vrijstaat werden hen te machtig en
traden hun in den weg.
Het zoo luide verkondigd ideaal van sommige
persmannen in de Transvaal staat vlak tegen
over het hunne, ja de wederzydsche vaak uit
gesproken idealen sluiten elkander volkomen
uit. Daar nu kwam en komt by, de begeerte
der militairen om Majuba en Spitskop te wre
ken, en alzoo de zoogenaamde militaire eere
weer te herkrygenen ook nog de gouddorst
van vele rijke, invloedrijke zwendelaars en for
tuinzoekers.
De staatkundige, de militaire, de financieele
grootheden waren het er dientengevolge over
eens, zy het dan om verschillende redenen, dat
de stryd met de Transvalers moest gezocht en
aangevangen worden.
De President van de Transvaal gaf, teneinde
den oorlog te vermyden, en hem niet voor zijn
rekening te hebben, eerst zóóveel toe, dat som
migen daar en hier vau té groote zwakheid
gingen spreken. Eerst toen hy, door de steeds
toenemende eischen en de voortdurende krijgstoe
rustingen van Engelands zijde, gedwongen werd,
tastte hy door. Dat zy, Transvalers en Vrij
staters, den oorlog aanvaardden, werd hun dan
ook noch door de stamverwanten in Natal,
Kaapkolonie en elders, noch door de Duitschers
noch door iemand daar woonachtig kwalyk ge
nomen integendeel, ieders overtuiging in Afrika
en in Europa was en is, dat zy niet anders
konden. Het spreekt van zelf, dat in Europa
en aan de Kaap de Engelschen, in het alge
meen genomen, hierop een uitzondering maken.
Zy sliepen met Chamberlain mee in.
Z(j helpen hom dientengevolge schier eenpa
rig, om, eer het te laat is het steeds sterker
wordend „Hollandsch" element krachteloos te
makenopdat niet dit element, maar wél het
Engelsche overheerschend zij, den toon aange-
ve, ja de onbetwiste macht in geheel Zuid-
Afrika hebbe. Teneinde deze onbetwiste macht
te verkrijgen moet aan het .Hollandsehe"
element voor goed alle gedachte om als zoo
danig in Afrika beteekenis te erlangen ontno
men worden. Op het„Afrika voor de Afrika
ners", zeggen zij; „Afrika voor de Engelschen".
Is door overmacht ten slotte de overwinning
aan Engelands zijde dan riet het er voor
de Transvaal en den Vrystaat ook donker
uit, ja, dan zal alles Engèlsch moeten zijn
en worden. Maar ook omgekeerd eindigt deze
door Engeland's heerschzucht in het leven ge
roepen oorlog met de overwinning der oude
Nederlanders dan zal van Engeland's macht in
Zuid-Afrika weinig overblyven. Zelfs zou een
nederlaag, een verdoving, laat het dan zyn
uit sommige deelen van Zuid-Afrika, Engelands
prestige kunnen knakken in nog andere deelen
der wereld.
Daarom zal in dezen stryd alle kracht wor
den bygezet en de troepen zullei, zoo noodig,