^VEEKBLAD GEWIJD AAN DE ^ELANGEN DER pEREFORMEERDE J{.ERKEN Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. VRIJDAG 11 AUGUSTUS 1899. No. 32. Ds. J. HUISEBOS, Ds. A. LITTOOIJ, Dr. L. H. WAGENAAR. Se Jaargang. IN ^EELAND, J^OORD-^RABANT EN IMBURG. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHy zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN U och Samuel zeide Heeft de HEERE ®t aan Brandofferen en Slachtofferen,als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen- 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.85. Afzonderlijke nos. 8 cent. Advertentiën van 1 5 regels 80 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tydig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. DIERBARE BELOFTE. Hy zal u in al de waarheid leiden. Johannes 16 13m. Duidelyk leert de Heere Jezus zynen apos telen, dat hunne wysheid in de uitbreiding en besturing der kerk niet zou zijn eene wysheid uit hen zei ven, maar eene wijsheid, die geheel het werk zou zyn des Heiligen Geestes. En herhaaldelyk zegt de koning der kerk aan de apostelen den Heiligen Geest toe en verklaart hun den inhoud van Diens werk. Zoo hier: „Hij zal u in al de waarheid leidenEn zyn getuigenis zou hieraan te kennen zijn, dat het was het getuigenis van den Vader en van den Zoon. „Rij zal van zich zeiven niet spreken „Al wat de Vader heeft is het mijnedaarom heb ik gezegddat Hij het uit het mijne nemen sal en u verkondigen Zoo moesten de apostelen dan maar steeds begeerenvan hunne eigene wijsheid ontledigd te worden, opdat de wijsheid, die van boven is, in hen zou wonen. Zij toonen zich dan ook welbewust van de vervulling dier belofte. (Zie Hand. 5 3.) En dat hun ook tot de kerkregeering die belofte was toegezegd, blykt uit de besluiten der eerste kerkvergadering (Hand. 15 28.) Nog weinige dagen en er zal wederom eene algemeene Synode der Gereformeerde ker ken in Nederland samenkomen. Dat er veel gebeds zij voor het welslagen dezer gewichtige vergadering. Vele algemeene en bizondere be langen der kerken, in het nauwste verband staande met haren geestelijken wasdom en bovenal met de eere van onzen eeuwigen Koning en zyn koninkrijk, zullen haar zyn toevertrouwd. De vertegenwoordigers der ker ken, die derwaarts zullen gaan, de raadslieden en rapporteurs, die zij terecht in haar midden noodigt, zyn, hoe voortreffelyk, van nature menschen van geiyke bewegingen als wy eigenwillig, eerzuchtig, steunende op het ver stand. Wat zal van onze kerkvergadering wor den zonder de bizondere leiding des Heiligen Geestes. Mogen de kerken en de afgevaardigden en de adviseurs dit diep gevoelen. Vroegere kerkvergaderingen lieten menigmaal in menig opzicht diepe teleurstelling achter. De belofte des Heeren van den Heiligen Geest als leidsman in alle waarheid geldt voor Zijne kerk van alle tijden. Zy er dan een krachtig gebed en een ootmoedig smeeken, dat de behoefte diep gevoeld worde en de Heere, ook in deze kerkvergadering Zijne belofte ver- vuile en Zijnen Naam verheerlyke Hulsebos. Een broeder in de bediening des Woords zeide my vóór enkele dagen dat hij een paar leden van één onzer kerken had gesproken, die het met my niet eens waren in de zaak, die ons in deze artikelen-reeks bezig houdt. Deze broeder nu wist en stemde my toe, dat dit ons niet kon bevreemden. Immers de ver bastering der kerken en de jainmeriyke ver- bondsbeschouwing, die het gevolg dier verbas tering was of ten minste er mee gepaard ging, is sinds een paar eeuwen oorzaak geweest, dat de leeraren en de leden der gemeente te dezen van de leer der Heilige Schrift, der vaderen, der belijdenisschriften onzer kerken en Yan hare formulieren zyn afgeweken. Ik heb door Gods genade sedert nog al eenige jaren getracht, mede te werken om ons volk van die verbastering en dwalingen te bevry- den en de zoo aanbiddeiyke, diepingrypende en troostvolle leer des verbonds weer te geven. Dat dit niet zonder moeite geschieden zou, stelde ik mij voor, doch ik heb reden om dankbaar te zijn immers wij zyn reeds zoover gevorderd, dat aan aanklagen bij den kerkeraad en de meerdere vergaderingen niet meer ge dacht wordt. Waarom niet? Wel, omdat er het besef al is, dat het nergens baten zou, dewyi er noch in de Schriften, noch in de belijdenis, noch in de formulieren, noch in hetgeen de gerefor meerde vaderen er over gezegd hebben, grond is voor een kerkeiyk proces. Zij alleen staan nog tegen, bij wie gebrek aan genoegzaam onderzoek was, of die in hunne meeningen en eigene gedachten zóó bebol- werkt zitten, dat ze tot elkander zeggenWij gelooven het toch niet, al zeggen het allen. Al zegt het Gods Woord, zie, dat is wel het bedryf, maar niet in den grond* de stand hun ner ziel, en daarom kunnen en durven zij dat niet zeggen. Dezen strik, waarin zij nog gevangen zitten, te breken, opdat ook zy ontkomen mogen, is de begeerte mijner ziel. Maar ook om hen, die overtuigd willen worden, doch het nog niet geheellijk zijn, onder den zegen Gods tot een meer afgerond inzicht en alzoo tot volkomene overtuiging te doen komen. De zaak die ons bezig houdt, d. i. de leer des verbonds, is het, 't spreekt van zelf, waard, dat wij er bijzondere aandacht aan wijdenzy toch is 0 zoo belangrykze grypt zoo diep in. Ze grijpt in in onze geloofswerkzaamheden vóór het zaad der belofte het levenslicht heeft aanschouwd. Het kan toch wezen, dat het 't levenslicht niet aanschouwt maar vóór of in en bij de geboorte den geest geeft; en dan is het geen wereldburger geworden, doch wel voor de eeuwigheid geboren. Welnu, dan te mogen gelooven, op grond van het verbonden de belofte Gods, dat het niet voor niet met angst en zorg gedragen, maar ons voorge gaan is naar den hemel van Gods heerlijkheid, is immers van groote en rijke beteekenis. Maar neem aan, dat onze hope niet wordt beschaamd en het 't levenslicht aanschouwen mag, van welk eene beteekenis is het dan niet, zoo wij het, naar Gods Woord, als kind des verbonds ontvangen van en bezitten in en overgeven aan den Heere. Van beteekenis ook, wanneer wij, ouders, mogen zien en hooren, dat de Drieëenige God door den doop het verbond en de belofte Gods ons zaad beteekenen en verzegelen laat. De belofte„Ik ben uw God en de God uws zaads" mogen en moeten wij dan aannemen met een oprecht geloof. En de genade, noodig, om in oprechtheid en waarheid te gelooven is begre pen in het verbond en de belofte, die ons in den doop beteekend en verzegeld zyn. De Heere toch belooft wat Hij eischt, ja in de bedeeling der genade gaan de beloften zelfs vóór de eischen Godsmitsdien is er dan ook geen enkele reden van verontschuldigingdeze is er niet, noch vóór noch na den val. Nog eens: „Van 's moeders lyve aan" in het verbond Gods begrepen te zyn is van betee kenis, ook dan als onze jeugdigen belydenis des geloofs afleggen en den toegang tot het heilig avondmaal verkrygenwant hen dan gelijkte stellen met degenen, die vreemdelingen waren van het verbond en de belofte en als zonder God in de wereld, dat gaat niet aan, sterker nog, dat mag niet. Zooals Brakel zegt, is het: „Men heeft ze voor ware bondgenooten en kin deren Gods te houden als ze opivassen, totdat ze metterdaad vertoonen, dat ze trouweloos in het ver bond zijn, en aan de belofte geen deel hebben Calvijn schryft, in zyn Institutie 24 blz. 280, na betoogd te hebben dat de kinderen der on- geloovigen buiten het verbond geboren worden „maar de jonge kinderen der Christelijke ouders worden, zoo haast als ze geboren zijn van God tot de gemeenschap des Verbonds ontvangen Waarom moeten ze dus gedoopt worden Omdat ze, gelyk ook het doopsformulier zegt, door geboorte in het verbond van God en zijne gemeente begrepen zijn. Volgens art. 34 onzer Ned. geloofsbelijdenis hebben dan ook de kinderen der Christenen zoo wel deel aan de beloften als zulks weleer die der Israëlieten hadden terwyi naar Efeze 2 12 en Rom. 9 4 vervreemd zyn van de beloften zij, die niet in maar buiten het verbond zijn. Die groote mannen, wier geesteskinderen wij zijn, zouden zij hier gedwaald hebben 't Is mogeiykmaar ik geloof het niet. In Hand. 3 25 toch zegt Petrus, dat zy. die, biykens het verband, Christus gekruisigd en nog niet aangenomen hebben, „kinderen des verbonds zyn;" en reeds vroeger (Hand. 2 39) heeft hij hun gezegd, dat ook hunnen kinderen de belofte des Verbonds toekomt. Hóe nu, op welken grond hebben de kinderen deel aan de belofte Het antwoord, niet waar, lezen we 1 Cor. 7 14 het luidtomdat de Heere God ze van hunne geboorte aan in het verbond heeft opgenomen. Ze hebben deel aan de belofte, zeggen onze randteekenaren by Hand. 2 39, omdat God met Abraham en zijn zaad (Gen. 17 7) het verbond oprichtte. Ook met zyn zaad, letwel, het zaad dat nog geboren moest worden. Alzoo in het verbond waren zij door 's Heeren groote goedgunstigheid opgenomen zelfs reeds vóór dat zij het levenslicht aanschouwdenmitsdien zeker bij hunne geboorte. Calvljn haalt ten bewijze voor wat ik van hem citeerde aanGen. 15 117, 11Ezech. 16 20, 23 en 37alsmede Efeze 2 11, en ik geef Deut. 29 11 en 12 daarenboven ter over weging alsmede Ezech. 1610, waar wy lezen „Gy hebt uwe zonen en dochteren die Gij Mij gebaard hebt, genomen'* enz. My gebaard, in welken zin üit kracht van het verbond waren het zijne kinderen," zeggen onze statenoverzetters. Littooij

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1899 | | pagina 1