p.ERKEN Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. VRIJDAG 4 AUGUSTUS 1899. No. 31. ^/eekblad gewijd aan de ^ELANGEN DER pEREFORMEERDE jST OORD-BRABANT EN Ds. J. HULSEBOS, Ds. A. LITTOOIJ, Dr. L. H. WAGENAAR. 8e Jaargang. IN Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. ^/EELAND, j^IMBURG. ONDER REDACTIE VAN j R och Samuel zeide Heeft de HEERE .ust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentien van 1-5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. U i.t ge v er K. LE CO INT RE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. VERHOOGING. Gerechtigheid verhoogt een volkmaar de zonde is een schandvlek der natiën. Spreuken 14 34. Wat verhooging de gerechtigheid voor een volk aanbrengt, kan in de geschiedenis van het menschdom nooit in volkomenheid worden aan schouwd, wel bij benadering. Het volkomene is ook hier weggelegd voor de Gemeente des Hee- ren, wanneer Christus' Koninkrijk volmaakt zal zyn. Hiervan spreekt het Woord des Zieners En uw volk zullen allen te zamen rechtvaardigen zijnzij zullen in eeuwigheid de aarde erfelijk bezitten. (Jesaia 60 21.) Bij benaderingIn tijden, als van Salomo's regeering, toen in ver vulling gingDe goedertierenheid en waarheid zullen elkander ontmoetende gerechtigheid en vrede zuüen elkander kussen, (Ps. 85 11) maar ook toen in de worsteling tegen Spanje in ons dierbaar vaderland ware godsvrucht op ieder gebied des levens haar stempel mocht zetten. Ook het tegenovergestéldemaar de zonde is een schandvlek der natiën is gezien in Israel, als het met de Baals afhoereerde en het recht strui kelde op de straten. En in ons vaderland in de toestanden, die aan het noodjaar 1672 vooraf gingen en toen het volk door wufte fransche zeden vervoerd en met den revolutiegeest be dwelmd om den vrijheidsboom danste. (1795.) Maar, hoewel dan het volkomene niet wordt gezien in deze bedeeling, zoo is het toch de roe ping, om naar dat sieraad te staan, zoo is het toch eene onuitsprekelijke zegen, wanneer ook in den natuurlyken zin een volk liefde heeft voor gerechtigheid. Hoewel ons volk in dezen niet achterstaat by de natiën, zoo zijn toch de gevolgen van het losrukken der banden van de vreeze Gods dui delijk zichtbaar. Maar dan staat daar ook het onherroepelijk vonnis: De zonde is een schand vlek der natiën. Voor ieder, die zyn volk lief heeft, voor ieder, die God en Zijn Woord vreest, is het dure roeping, de volkszonden, den dienst der zonden ook in het openbaar te bestrijden en te roepen voor gerechtigheid in het open baar leven, gerechtigheid naar de eerste en tweede tafel der wet. Gerechtigheid ook bij de betrekkingen der natiën onderling, want trots verdragen en vredesconferentiën wordt er on recht gepleegd. Het onedel egoisme en de spe culatiezucht openbaren zich tot in de hoogste regeeringskringen. Doch, wanneer er nog gerechtigheid wordt gekend, dan is het wonderbaar, wat macht de publieke opinie, gelyk menigmaal in Engeland, nog uitwerkt. De zonde als schandvlek is in deze dagen krachtig openbaar. Overzie slechts het publieke leven. Mocht er door 's Heeren Geest een krach tig opleven van Zyn volk geschieden, opdat ook de gerechtigheid in het openbare leven wederom heerschappy voere Hulsebos. Een fout, door velen begaan, is, dat zij de kinderen der gemeente niet beschouwen als kinderen des verbonds, maar hen, zoolang niet kennelijk de waar Jichtige bekeering uit hun spreken en leven blykt, zoo wat op ééne lijn plaatsen met de kinderen van de ouders, die geheel buiten het verbond en de gemeente staan en leven. Zij spreken dientengevolge over en tot deze hunne kinderen als over nog onwedergeborene en onbekeerde kinderen. Zoo worden zy beschouwd, en aangesproken zelfs vergunt men ze om die redenen en op grond daarvan wel vryheden, die wij onzen kinderen by de rechte, Bybelsche beschouwing kunnen, mogen, noch zullen veroorloven. Ik hoorde meer dan eenmaal een vader, lidmaat der Geref. Kerk en die voor zich zeiven en ook in betrekking tot zyne echtgenoote geloofde, de wedergeboorte en de bekeering uit genade te hebben verkregen van zijne kinderen in hunne tegenwoordigheid zeggen„Ze zijn door den Heere nog niet be keerd en wat zal men nu toch van den we- reldling verwachtenGelukkig denken en spreken niet alle vaders zoo, maar, dat er verscheidene zijn die het doen, en daarvan een vrij briefje maken tot niet geoorloofde toegeef- lykheid, staat by ons vast. Insgelijks staat het bij ons vast, dat er zeer vele zijn, die niet zoover gaan als de zooeven genoemde vader doch die de Bijbelsche en Gereformeerde be schouwing, helaas, ook niet aandurven, en daarom zich in hun gebed, in hun spreken tot en hunne opvoeding van de kinderen ook niet plaatsen op het standpunt van ons doopsformu- lier en van de belofte, by gelegenheid van het doopen hunner kinderen gedaan. Zie, wij moeten onze kinderen zeggen, dat zij kinderen des verbonds en der belofte zijn, dat zy den Heere toebehooren, voor Hem moe ten opgevoed worden en Hem moeten dienen en zoolang het tegendeel niet blijkt, moeten wy hen als zoodanig biyven beschouwen, ook by en na het afleggen van belijdenis. Dat is het standpunt, waarop de Heilige Schrift en de leer der vaderen ons plaatsen. Het verschil is dus, dat velen van de gedach te uitgaanzoolang het voor ons niet duide- ïyk blijkt, dat onze kinderen bekeerd zijn, be schouwen wij ze als on wedergeborenen terwijl de gereformeerde vaderen het omkeeren en zeggenzoolang niet blykt, uit belijdenis en leven, dat onze kinderen den duivel en de wereld toebehooren, beschouwen wij ze als kin deren des verbonds, die in byzonderen zin God toebehooren en die Hij zich toeëigent. Doch daar wij uit Gods eigen Woord evenzeer weten, dat zij in vele gevallen niet zijn dege nen, waarvoor wy ze, volgens Schrift en belij denis, houden moeten, zijn wij aan den Heere, aan hen zeiven en aan de Kerk verschuldigd, hen tot getrouw onderzoek van zich zei ven op te wekken en daaromtrent hen ook te onderrichten. Zoo spreekt ook de apostel Paulus de gemeen ten, waaraan hij schrijft, met inbegrip van de kinderen, als geheiligden in Christus Jezus aan, en vermaant hen tegelyk tot zelfonderzoek zoo worden zy, die met en na Enos den Naam des Heeren aanroepen, kinderen Gods genoemd, en dat terwijl wij weten, dat velen daarna met de kinderen der menschen huwden en mee gingen zoo ook worden kinderen Gods gehee- ten, die, jammerlyk genoeg, den Moloch wor den geofferd. Maant men hen niet aan tot zelfonderzoek, maar beschouwt men hen, zooals wel gebeurt, in de prediking en bij het persoonlijk bezoek als degenen, die metterdaad deelachtig zyn, hetgeen wij by de bediening der Sacramenten vooronderstellen moeten, aanwezig te zyn, zoo lang nameiyk het tegendeel niet blijkt, en omdat wij geen hartekenners zijn, dan kunnen wij hen in een verkeerden waan brengen en medeoor zaak zijn, dat zij gerust en zorgeloos zyn en zonder zichzelven te onderzoeken in eene ver keerde inbeelding leven en sterven. Doet men nu, gelijk reeds gezegd is, het tegendeel, m. a. w., houdt men er geene reke| ning mee, dat zij in het verbond en de ge meente begrepen zijn, en hun de belofte toe komt, dan miskent men de betrekking, waarin zij, in het voorbygaan van duizenden en duij zenden, tot God staan, en men behandelt hen, als waren zy vreemdelingen van de verbonden en de beloften en zonder God in de wereld. Nog meer. Men maakt dan ook geen onder scheid tusschen de diep verbasterde volkskerk en de kerk naar Gods naam genoemd en die zich overeenkomstig het Woord Gods openbaart. Ontwijfelbaar ligt ook hier de waarheid in het midden. Alle moeielijkheid toch valt weg, indien wy ook in dezen met onze vaderen maar letten op de geheele leer der Schrift, en dan en daarenboven onze eigene meeningen en gedachten gevangen geven onder de gehoorzaamheid des geloofs. Ik veroorloof my, van hetgeen de gerefor meerde vaderen omtrent dit een en ander ge leerd hebben, nog iets te laten afdrukken. Ursinus, die de beste uitlegger zijner eigene woorden is, zegt in zijn Schatboek ter nadere verklaring zijner woorden„Dat de kinderen zoowel als de volwassenen in het verbond Gods en in zijne gemeente begrepen zyn, (Zondag 27) „dat de kinderen in het verbond geboren wor den, en dat zij voor burgers in de gemeente gerekend moeten wordenalsmedeDe kleine kinderen der gedoopten, naardien zij in de ge meente geboren worden, behooren naar het formulier des verbonds van huns moeders lijve aan tot Christus en zijne gemeente, ook eer ze kunnen geleerd worden." Brakel zegt in zyn „Redelyke Godsdienst" pag. 968 XXV: „Al de kinderen der Bondgenooten, hetzij bekeerde of onbekeerde, hetzij vóór of na het ontvangen des doops, in hunne jonk heid stervende, moeten gehouden worden zalig te zijn, uit kracht van het verbond Gods in hetwelk zy geboren zijn, en alzoo^te zijn kinde ren des verbondszyn de ouders onbekeerd en trouweloos in het verbond, dat is voor hun ei gen rekening, de zoon zal niet dragen de mis daad des vaderszoo heeft men ze ook voor ware bondgenooten en kinderen Gods te houden, als ze opwassen, totdat ze metterdaad verloonen, dat ze trouweloos m het verbond zijn, en aan de belofte geen deel hebben.'" Dus dat zyin het verbond geboren zijn, staat ook bij Brakel vast. Maar dat „geheiligd zijn," verklaart ook hy niet zoo, dat zij het nu zeker- ïyk ook allen inwendig zijn. Hij schryft„Het wil niet zeggen, dat de kinderen nu in waar heid het beginsel des geloofs, der wedergeboorte, en der heiligmaking deelachtig zyn." (pag. 969.) „Het komt", zegt hy verder op dezelfde bladzy, „uit onkunde en misvatting van de zaak, als

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1899 | | pagina 1