Uit de Heilige Schrift.
Belijdenis en School,
VRIJDAG 7 JULI 1899.
Ds. J. HULSEBOS, Ds. A. LITTOOIJ,
Dr. L. H. WAGENAAR.
L
8e Jaargang.
No. 27.
y/EEKBLAD GEWIJD AAN DE ^ELANGEN .DER pEREFORMEERDE j^ERKEN
IN jZEELAND, J1!OORD-j")R ABANT EN j^IMBURG.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
D och Samuel zeide Heeft de HEERE
lust aan BrandofFeren en Slachtofferen,als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.85. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1—5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tydig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
TOEZEGGING OP HET HUWELIJK IN DE
VREEZE GODS.
Maar de woning der rechtvaar
digen zal Hij zegenen.
Spreuken 3 336.
Wy vinden hier: het godvreezend huisge
zin, van God gewildin deszeifs eigenaardigheid
genoemd, in zijn onderscheidend bestaan aange
wezenmet beloften verrijkt.
Het woord, hier door woning overgezet (Hebr.
namae) ontleent zijne beteekenis aan het werk
woord nawahrusten, zitten, en is dus eigen
lijk plaats der ruste, eene der liefelyke eigen
schappen, door God, den Formeerder, in het
huisgezin gelegd. In huisgezinnen wil de Heere
zyne menschenkinderen doen samenleven. Hy
toont het en leert het uitdrukkelijk in Zijn
Woord. Geiyk aan de vergaderingen Zyns volks
in Zijne voorhoven, zoo vinden wij ook aan
de huisgezinnen Zijne zegeningen toegezegd.
Kerk en huisgezin zijn blijvend, vereenigingen
zijn uit een van beiden voortvloeiend, tot een
bepaald doel, en voorbijgaande. De revolutie
geest, die de verwoesting van alle geluk, tijde
lijk en eeuwig met zich brengt, kenmerkt zich
dan ook door zyne vijandschap tegen de kerk
en de ontbinding en voorkoming van het huis
gezin.
Woning, rustplaats, ziehier het eigenaardige
van het godvreezend huisgezin genoemd. Er
wordt in dat samenleven van man en vrouw,
van ouders en grootouders (soms) en kinderen,
een rijkdom des levens en der liefde genoten,
daarbuiten of in het individueel leven nooit
gekend of gesmaakt. Wat is het, dat den
geloovigen man zoo aan huis bindt, wat is
het, dat de kinderen zoo doet gehecht zijn aan
den huiselyken haard. Het ishet levensge
heim, dat God, de Heere, de Formeerder, in
het huisgezin voor Zyn menschenkind heeft
gelegd en door die Hem vreezen in ryke mate
wil doen smaken.
Scherpe afscheiding is er tusschen de gezin
nen, waar God gevreesd en waar Hy niet ge
vreesd wordt. Het geheele leven en de ge-
heele levensbeschouwing en levensopenbaring
is anders. Gods Woord kent in dezen ook
maar twee wegen.
De vloek des Heeren is in het huis des god-
deloozenmaar de woning der rechtvaardigen
zal Hij zegenen.
Goddeloos is elk huisgezin, waarin de vreeze
des Heeren niet ten grondslag ligt van het
geheele leven. Rechtvaardigen zijn zij, die ge
rechtvaardigd door het geloof, als discipelen
des Heeren Jezus, in oprechtheid wandelen voor
Gods aangezicht en alle kwade pad hebben ge
haat.
Met heerlijke beloften wordt deze samenwo
ning in de vreeze Gods verrykt. Aan dAconing
der rechtvaardigen wordt hier den zegen toe
gezegd. De zegen staat hier in volle kracht
tegenover den vloek. Zegen in de onderlinge
betrekking. Zegen op den arbeid, zegen ook
in tegenspoed, zegen over 't kroost, zegen ook
by het arbeiden, zegen in het sterven door de
hope des zaligen wederziens, zegen tot in
eeuwigheidHulsebos.
KERK.
Uit de geschiedenis der Kerk.
1586—1618. Zeeland.
Aleer wy van Utrecht afscheid nemen, om
Zeelands kerkgeschiedenis op te slaan, moeten
wy nog zien een paar fouten te herstellen, die
in ons vorig artikel inslopen. Zoo leze men niet
Drijfhuis, maar Duijfhuis. De contra-reformatie
werd ook niet doorgezet van Duijfhuis, maar
in den geest van Duijfhuis. Ook leest men in het
laatste gedeelte van genoemd artikel aangaande
de kerk onder Utrechtsche Kerkenordening van
1590Zij mag zich niet voor- en afbewegen.
Dit moet z\jnZij mag zich niet roeren of be
wegen.
Dan, nu ter zakeZeeland heeft in dit tijd
vak eene Synode gehad, gehouden te Middelburg
1591, op welke Synod* eeue bizondere kerken
ordening voor de Zeeuwsche kerken is vastge
steld. De Zeeuwsche kerken genoten eene bi
zondere mate van welstand en bloei. De Over
heid was der kerk inderdaad genegen, van de
tijden der reformatie af. De kerkgebouwen wer
den hersteld, voor scholen en schoolmeesters
werd gezorgd. Ook was er geen gebrek aan
getrouwe en geleerde herders en leeraars. Wy
behoeven slechts de namen te noemen van de
Middelburgsche predikantenGaspar van der
Heijden en Jacobus Kimedontius. Voorts worden
uit die jaren met eere genoemdJohannes
Miggrode, Gerobülus, Gr uterus, Oosterzee en
Panneelius.
De Kerkenorde van de Nationale Synode van
'sGravenhage in 1586 was ook door de Zeeuw
sche Staten goedgevonden ende geapprobeerd''
De Zeeuwsche kerken leefden daaronder in
vrede, niet, of althans lang niet in die mate,
beroerd door twisten van allerlei aard als de
kerken in Holland en Utrecht. De reden, waar
om men evenwel behoefte gevoelde aan eene
bizondere Kerkenorde voor de Zeeuwsche ker
ken, ligt dan ook wel eenigszins in het duister.
Misschien droeg het toen nog zoo sterk pro
vincialisme er wel toe bij.
In Decembermaand van 1590 verschenen by
de staten drie ministers van Walcheren, Jo
hannes Seu, predikant te Middelburg, Johannes
Mijgrodius, predikant te Veere en Godefridus
Zuijrbach, predikant te Arnemuiden. Z(j ver
zochten te mogen convoceeren eenen synodum
Provintialem Zeelandiae. Deze broeders zullen
wel geen mandaat hebben gehad van eene
vroegere synode. Er waren nog slechts twee
provinciale synoden gehouden, de eerste te Goes
den 14 October 1579, de tweede te Vlissingen,
den 21 Februari 1581. Deze laatste was dus
daarvoor al veel te langgeleden. Waarschijn-
ïyk waren zij door eene of meerdere classes
gedeputeerd. De Staten noemen hen dan ook
later eenighe Ghedeputeerde van weghen de
Classes van de ministers des Goddeiicken Woorts
binnen Zeeland. Onze predikanten verzochten
naar de gevoelens van die dagen, dat in dezelve
Synodale Vergaderingen eenigen van Staaten
wegen gedeputeerd mogen worden, om daarbij
ende present te weezen, maar niet zooals de
Staten erby voegden: om te dirigeeren en te
modereeren, vervolgens om te resolueeeren en
eindelyk om te praesideeren. Van de zucht, om
in de kerk te regeeren, waren ook Zeelands
Staten dus niet vry. Hulsebos.
VII
Hetzelfde verbond bleef voortbestaan maar
het werd klaarder ontdekt; ook moesten er
meer openly ke en plechtige verklaringen aan
gaande dit verbond worden afgelegd.
En we weten Abraham boog zich, viel op
zijn aangezicht, en sloot het verbond met offer
handen.
En daar God Abraham en zijn zaad aannam,
zoo werden allen, als kinderen des verbonds,
besnedenen daarom ook aanvaardde Abra
ham namens allen, zoowel de eischen als de
beloften des Verbonds.
En zbo was Jezus Christus, de Middelaar
des verbonds, gisteren en heden dezelfde in
der eeuwigheid, zegt Calvijn. Institutie. 2e
boek, cap. 10. En iets verder is het
„Beiden, de gelukzalige Maagd en Zacharias
zeggen, dat do zaligheid, die in Christus ge
openbaard is, een volbrenging is van de belofte,
die de Heere in voortijden Abraham en de par-
triarchen gegeven heeft."
Ook zegt hy in het eigen capittel„Uit het
geen wy voorheen gezegd hebben, kan nu bly-
ken, dat alle menschen, die God sedert het begin
der wereld tot zijn volk heeft aangenomen door
een gelijke wet en door denzelfden band der leer
die onder ons nu plaats heeft, aan Zich verbon
den, l) of met Hem in verbondsbetrekkingzijn ge
weest."
Dr. v. d. Berg zegt: „Een der belangrykste
plaatsen voor de kennis der verschillende sta
diën, die het verbond doorliep, is voorzeker
(Instit. II 10, 20) waar Calvijn schryft"
„Want de Heere heeft in de bedeeling van
het verbond zyner barmhartigheid dit beleid en
deze orde gehouden, dat Hij, hoe nader men,
bij voortgang van tyd, tot de volkomene uit
voering er van kwam, het verbond met des te
grooteren aanwas der openbaring als by den
dag ophelderde.
Daarom zijn er bij den aanvang, toen de eerste
belofte van zaligheid aan Adam geschonken was,
dienaangaande slechts kleine vonkjes verschenen"
enz.
„Hier wordt, zegt Dr. v. d. B., al een over
zicht geschonken van den geheelen weg, dien
het Verbond der geDade doorliep. En we leeren
tevens daaruit dat pok bij Calvijn de lijn reeds
aanvangt bij Adam, al is het vaste punt van
uitgang eerst Abraham."
2) Ook Brakel laat zich in denzelfden geest
hooren. Na betoogd te hebben dat men in de
dagen des Ouden Testaments hetzelfde Verbond
had als wy thans hebben, zegt ook hij „Dat
vóór Abrahams roeping de kerk bestond uit aller
lei natiën zonder onderscheid, maar toen God het
verbond met Abraham oprichtte, scheidde Hij alle
natiën van hem af." En Hellebroek antwoordt
op de vraagwanneer is het genade-verbond
opgericht? „Terstond na den val."
En het is weer Calvljn, die in het breede
aan de hand der Heilige Schrift ons aantoont,
dat het hetzelfde verbond was, hetwelk voorts