zending.
varia.
Naar de diaconale Conferentie.
eeuw ontnomen en waar aangetoond moest wor
den, dat zyne eigene zaak niet verloren maar ge
wonnen is, dit door „Schriftuurlijke argumenten"
zóó duidelijk te maken, dat ieder, die den By-
bel liefheeft en die lezen en begrypen kan,
voortaan wist, dat Dr. W. streed voor een ge
wonnen zaak, en dat dus, naar luid der Schrift,
de ouders geroepen zyn bij het doopen hunner
kinderen geen rekening te houden met de moe
der.
Alleen de vraag: welke zy'n nu de Schrif
tuurlijke argumenten door Dr. W. daarvoor
aangegeven? zal elk doen gevoelen, dat ze ont
breken, ja niet aangegeven zyn.
Daarenboven was de bestrijding van de door
my aangegeven argumenten al te gemakkelijk
immers, alles wat door mij is aangewezen,
tégen de bewering der laatste tijden, dat de man
de vrouw vertegenwoordigt, ja, waar door my
is aangetoond, dat de Schr ift ons anders leert,
dat zy juist in betrekking tot de kinderen en
het verbond gedurig rekening houdt met de
moeder, daar wordt eenvoudig dit alles als niet
ter zake dienende, ter zyde gelegd.
Doch daar ik, zoo de Heere wil en wy leven,
op onze a. s. predikanten-conferentie de zaak
nog nader uiteen wensch te zetten en eene,
zoo mogelyk, grondige verdediging door Dr. W.
van zyn gevoelen verwacht, zal ik in deze Kerk
bode nog slechts met enkele woorden doen uit
komen, dat ik op grond van en door hetgeen
in de artikelen onzes broeders gezegd is, wel
niet overtuigd kan zijn, dat in den regel de
moeder niet by den doop tegenwoordig mag
wezen.
Op het in hoogen toon en op verdachtmakende
wyze geschreven en niet naar den regel ge
plaatste ingezonden stuk ging en ga ik niet in.
Het eerste art. onder het opschrift„Schrif-
tuurlyk argument" zegt ons ten eerste, wat de
Kerkenorde en de laatste eeuwen omtrent de
onderhavige zaak zeggen. Maar dat had ook ik,
zelfs een en andermaal gezegd. Doch met het
oog op het afwyken van de Kerkenorde moest
even tegen „den oudsten leeraar" gewaarschuwd
worden. Dit werd niet gedaan tegen de in-
vloedryke broederen, die, lang vóór het op de
kerkelyke vergaderingen kwam, zelfs van de
beiydenis afwekenhet werd niet gedaan tegen
hen, die op het gebied van verkiezingen en het
beroepen van de Kerkenorde afwyken en even
min werd de eigen kerkeraad aangemaand om
toch te zorgen, dat er, overeenkomstig hetzelfde
artikel van de Kerkenorde, iedere week eene
samenkomst der gemeente zij, opdat de kinderen
die geboren worden terstond zouden kunnen
gedoopt worden.
Dat de vaderen uit Rome kwamen, en voor
Rome de doop volstrekt noodzakelyk isdat zij
niet alles konden doen en dat de doop tegelyk
inschry ving was in de burgerlyke registers werd
door onzen broeder niet in aanmerking ge
nomen. De Kerkeraad van Winterawyk, wier
leeraar Dr. Franssen is, pleit thans voor her
ziening van de geheele Kerkenorde, en zou ik
dan niet mogen pleiten voor de herziening van
één artikel?
Dr. W's. eerste art. spreekt ten tweede van
den 8sten dag. Nu ik houd my aan hetgeen
daaromtrent geschreven staat, in Lev. 12, en
aan hetgeen daarvan onze randteekenaren zeg
gen. Zy leggen zoowel den nadruk op demoe
der als op het kind. De Duitsche Keil, opwien
br. W. zich nog aleens beroept, is geen gerefor
meerd man, en juist bij zyn verbondsbeschou-
wing komt dat telkens uit. De conclusie van
het le art. vinden wy in de met vette letters ge
drukte en hier aangehaalde„Het sacrament
is voor dien, die het ontvangt en voor de kerk
als zoodanig."
Deze conclusie nu is niet in overeenstemming
met onze gereformeerde leer en met hetgeen Cal-
vijn daarvan zegt. Met onze gereformeerde vade
ren beweer ik dan ook, dat het sacrament óók
voor de ouders is gegeven.
Maar genoegik bespreek al de artikelen niet,
daar er door dat te doen wellicht geen einde
komt aan onzen stryd, en met mij verlangen
velen, om redenen, naar het einde.
Het slot nog slechts der geheele reeks.
In zeker opzicht sluit zich het slot van Dr.
W.'s artikelen aan het begin aanimmers ze
eindigen ook met eene waarschuwing tegen
Ds. Littooy eene waarschuwing nu niet met
het oog op het naleven van de kerkenorde,
maar op nog iets geheel anders, hy loopt na-
meiyk gevaar om te vrouweiyk te worden en
het volk te vrouweiyk te maken men noemt
dat tegenwoordig met het vreemde woord
feminisme
Zelfs een en andermaal heeft br. W. met het
oog op br. Littooij die opmerking gemaakt.
Ds. Littooy al te vrouwelijk en Dr. W. dan
natuurlijk manneiyk Het klinkt mij zelf, voor
zoover ik deze broederen ken, wel wat vreemd
in de ooren.
Één ding kan mij hierbij echter troosten, dit
namelyk, dat ik met myn feminisme in gezel
schap ben van een insgelijks verwijfden man.
Deze man toch schreef omstreeks denzelfden tijd
ook over de rechten der vrouw, en niet, let er
wel op, over rechten, die ze feiteiyk al meer
dan eene eeuw had, maar over geheel nieuwe
rechten nieuwe rechten wilde hij haar, ins
gelijks in het midden der gemeente, toegekend
zien. Het ging ieder die De HerawHeest zal
het zich herinneren over het benoemen van
de ouderlingen en de leeraren der plaatselijke
kerk. Daaraan nu moest zoo beweerde de
hooggeachte redacteur de vrouw meedoen.
Het bleef echter toen muis stil; muis stil,
nadat dit in den breede beschreven was. Op
het gevaar van feminisme, dat hier toch veel
eer en veel meer aanwezig is, werd toen door
niemand gewezen, ook door Dr. W. niet, die daar
voor anders zóó vreest, dat hy er een en ander
maal tegen waarschuwen moet, als zelfs maar
een feitelyk recht van ruim eene eeuw op
gronden aan de Heilige Schrift ontleend, ver
dedigd wordt.
Littooij.
Djocja tot uitgangspunt l
Op de synode van Middelburg oordeelden de
toongevende broeders, dat onze kerken voor
hare Zending op Midden-Java één bepaald uit
gangspunt moesten hebben, waar kerk, school
en hospitaal, waar hoogleeraar, missionair die
naar des Woords, onderwyzer en geneesheer
samen zouden werken, om in 't hartje van Java
het kruis te planten en het nationaal bestaan
om te zetten en te vernieuwen, zooals dat ge
beurd is in Battahland op Sumatra en in de
Minahasse op Celebes.
Nu kwam voor zulk een uitgangspunt in
aanmerking Djocjocarta, de hoofdstad van het
Vorstenland van dien naam.
Doch Si Baldkd waarschuwt in Hollands
Kerkblad hiertegen en wijst op groote bezwa
ren.
Zy zyn vierledig.
lo. Al de grond van 'theele vorstendom be
hoort op enkele stukjes na, die aan Europeanen
geschonken en door hen bebouwd zijn, aan den
Mohamedaanschen Sultan en daarom zal
't hier de vraag zyn, of de Zending den benoo-
digden grond bekomen kan voor hare gebou
wen.
2o. De stad Djocjocarta is een poel van on-
zedeiykheid en daarbuiten zij allerlei roof- en
moordpartijen niet zeldzaam.
3o. De bevolking is zeer afhankelyk en zelfs
de Christenen worden gedwongen des Zondags
te werken en kunnen slechts kerk houden in
hun schaftyd.
4o. De loge is er een macht onder de Euro
peanen en deze zullen meestal minder bezwaar
hebben, dat aan hun opgezetenen opium ver
strekt wordt dan dat hun 't evangelie wordt
verkondigd.
Hierom wil de deskundige schrijver Djocja
niet loslaten, en daar 't hospitaal bouwen, doch
in een der aangrenzende residenties 't eigenlijk
uitgangspunt kiezen. Db. W.
De opbouw van 't Petronella-gesticht is in vol
len gang. 30,000 M2 grond zijn door den Sultan
afgestaan en twee deskundigen leiden met
groote vriendelijkheid den bouw.
Wat is Dr. Scheurer blij.
En wy met hem. Dr. W.
Duitsche Zending in Neerlands-Indië.
Duitschland plant Christus' kerk op Borneo
en op Sumatra.
Op Borneo onder de Dajaks en Koppensnel
lers heeft Barmen thans 10 posten met 12 mis
sionaire dienaren en 18 scholen. Door elkaar
zyn er op elke „statie" een 150 gedoopten.
Dit werk blyft dus zeer gering.
Op Sumatra onder deBattah's is ryker bloei.
Op 22 posten werken 30 missionaire dienaren
met hunne vrouwen en 10 zendelingzus-
ters, 20 inlandsche predikanten, 150 onderwij
zers en 5 „evangelisten." Hier zijn bijna 40
duizend gedoopten.
Onderscheidene gemeenten hebben flinke ker
ken en ruime scholen, die door hen zelf gebouwd
werden en onderhouden worden. Ze bedruipen
zich volkomeD.
Zelfs werd er 10 mille gecollecteerd voor
't Zendinggenootschap.
Een liefelijk geschenk is in elk kerkgebouw-
de klok, die oproept tot den heiligen dienst.
Deze wordt als een vriendschapsblyk der
broederen uit Duitschland en Holland toege
zonden. Dr. W.
O, wat was 't heerlijk weer. De Noordewind
was gaan liggen, 't Zonnetje straalde. Hoe
geurden veld en geboomte. Hoe luide zongen
de kleine vogeltjes in de twijgen, ruigend van
groen. Ja, de lieflyke lentemorgen verraste
ons, toen we verleden Dinsdag 't Molenwater
overliepen om met een der vroege trams naar
Vlissingen te snellen, waar de diaconale Con
ferentie zou worden gehouden.
Wy waren te vroeg in de Scheldestad en
wandelden naar 'toude havenhoofd. Wy ge
noten van den vaderlandschen gedenksteen in
een der gevels, die jubelt van „Flesse trouw
ende Nassow, die syn verbonden tot allen
stonden" en begroetten Michiel Adriaanszoon,
doch hy keek maar naar de steentjes, een doode
pop. Hè deze grootvorst der zeeën had een
heel andere houding moeten hebben. Opziende
naar den horizont, waar zee en hemel saam
komen, de neusgaten gezwollen, omdat hy de
zee ruikt en 'toog fonkelend, wijl hij naar 't
N. O. tuurt in de richting van Groot Brittanje
We wandelden de zeeboulevard over en ge
noten van de zilvren deining der heerlijke zee,
en kwamen voorby de exerceerende klassiaantjes,
den ouden toren en de nieuwe sociëteit by het
kerkgebouwtje, waar de broeders diakenen
samenkwamen om eens met elkaar te handelen
over de dingen van hun teer en verheven ambt.
Slechts 2 kerken bleven absent, de Polder en
Domburg, uit alle anderen waren ambtsbroeders
ter vergadering, wier kern gevormd werd door
twee tafels, bezet met afgevaardigden.
De heer J. Bos, die met den heer Van der
Hoeven en den heer Feij, die echter absent was,
namens de diakoniën van Vlissingen en Kou-
dekerke de broederen had uitgenoodigd, opende
de conferentie met lezing des Woords, gebed
en welkomst met name aan den referent.
In 'tmoderamen worden gekozen de HH.
Bos, Le Cointre en Nederveen, die optraden
respectievelyk als praeses, assessor en scriba.
Afgewisseld door psalmgezang, uitstekend
door 'torgel geaccompagneerd, volgde de toe
lichting der VIII stellingen. I- IV vonden ge-
reede instemming. Over V—VII werd met
vuur en gloed gedebatteerd. Nadruk werd gelegd
op 7 bezoeken der weduwen en armen, 't inacht-
nemen van 1 Tim. V 3, 4, 5 en 16, 'teeren
der bedeelden, 't opzoeken van stille armoede,
't weldoen aan allen, de medewerking tot fa
miliehulp, 't helpen van eerstgeroepenen om
hun ouders enz. te verzorgen, 't aan de diaconie
verbinden van den arbeid eener pleegzuster,
die den Heere vreest en niet de dame uithangt,
enz. enz. Verschil bleef er over de vraag of
de diaconie juist om in andere richting meer
te kunnen doen voor sommige kranken gebruik
mag maken van een gewenschten stadsgenees
heer en van stadsapotheek.
Na de pauze kwamen ingezonden vragen aan
de orde. No. VHI achtte men geen antwoord
waard. No. I, keurig ingeleid door br. le Cointre,
gaf stof tot levendig debat. Allen wilden zoo
gaarne met den inleider en de Amersfoorter com
missie meegaan en ook door wèlgeregelde sa
menwerking van diaconiën den arbeid verryken
en steunen, doch 't Gereformeerd samenleven
kent slechts meerdere vergaderingen van Kerken
en gezag hebben slechts de regeerders der Kerken,
wat der diakenen ambt eigeniyk niet is. Doch
al sprekende werd 'toog geopend voor de ver
betering in deze onze classes. Wanneer er
diaconale vraagstukken of practische vragen
toe dringen, dan gelieven de Kerkeraden die
tydig op 't classicaal agendum te brengen en
als de roepende Kerk van oordeel is, dat ze
van eenig belang zijn, noodigt deze alle Kerken
uit, ditmaal niet slechts de gewone afgevaar
digden, doch ook een diaken te deputeeren met
adviseerende stem in de te behandelen zaken,
zyn ambt aangaande. Dit denkbeeld zal op de
e. v. classis ter overweging worden aangeboden.
Vragen II en VII over de ziekenverzorging
werden gecombineerd en vonden de sympathie
der vergadering. III werd beantwoord in den
zin dat een huisvader, die hardnekkig weigert,
zyn werk te doen, behoort gecensureerd en
bij verharding afgesneden te worden, omdat
hy erger is dan ongeloovige is en dat moedei
de vrouw geholpen moet worden door de
diaconie.