Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. VRIJDAG 12 MEI 1899. No. 19. ^Veekblad gewijd aan de ^Belangen der Jjereformeerde JIerken in ^eeland, jtfoord-jbrabant en j^imburg. Ds. J. HULSEBOS, Ds. A. LITTOOIJ, Dr. L. H. WAGENAAR. to Jaargaig. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen,als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. DE VERBORGENHEID DER GODZALIGHEID. En buiten allen twijfel, de ver borgenheid der godzaligheid is grootGod is geopenbaard in het vleesch, is gerechtvaardigd in den Geest, is gezien van de engelen, is gepredikt onder de Heidenen, is geloofd in de wereld, is opge nomen in heerlijkheid. 1 Timotheus 3 1G. Met de verborgenheid, der godzaligheid bedoelt de apostel den in al zijnen rykdom aan de gemeente geopenbaarden raad Gods tot zalig heid, het heilig mysterie der verlossing, waarin God, de Heere, zyn volk doet inzien. Het is wel niet, en wel nooit door Gods volk geheel te doorgronden en in al zijne diepte te peilen, maar de Heere geeft het hun toch te verstaan tot eere Zyns Naams en tot hunne zaligheid. De heerlijkheid van Gods huis, d. i. Zyne kerk, de vergadering der geloovigen, isdie waarheid te bezitten, te beiyden, te mogen be: warendaarom heet dat huis ook eene pilaar en vastigheid der waarheid. Het is dat niet van zich zei ven, maar de Heere maakt de kerk tot een draagster en bewaarster zijner waarheid. Dit is zyn welbehagen. Daarom zal de ware kerk ook steeds aan de reine waarheid gekend worden, en is de eenige band, waarmede die kerk ook in haar openbaar optreden is samen gesnoerd de eenigheid des geloofs. Maar hierom zijn ook de ambten door Chris tus in zijne kerk ingesteld zoo treffelijk. Hier om moet er zoo zorgvuldig op worden gelet, dat ze toch waardigiyk worden bediend. Buiten allen twijfel. Wat nu volgt is het een parig onschatbaar, onmisbaar belijden der kerk van alle plaats en eeuw. Eenpariglijk leert Gods kerkGod is geopenbaard in het vleesch, de zen ding des Zoons. Hierin ligt reeds alles opge sloten. De verdere heilsfeiten worden in korte strofen hier aan toegevoegd. De geheele opsom ming is als een schoon lied, (wellicht zijn dit de bewoordingen van een kerklied uit de vroeg ste tijden), gepaard in heerlijke tegenstelling. Eerstzyne vernedering, daarna zijne verhoo ging is gerechtvaardigd in den geest. Door zijne goddelijke natuur is Hij opge staan tot onze rechtvaardigmaking en daardoor krachtelijk bewezen de Zone Gods te zijn. Is gezien van de Engelen. Hier op aarde waren engelen getuigen van zyne vernedering en ver- hooging. Maar wat is te vergelijken bij zijne huldiging, toen Hij, ten hemel gevaren, als triomfeerende koning in het midden der tien duizenden van engelen verscheen. Maar die alzoo eenen naam ontving boven allen Naam, Die is gepredikt onder de Heidenen, als gestor ven om onze zonden en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking. En, als Paulus dezen brief schrijft, zijn er reeds talryke blijken van aanwezig, dat Hij is geloofd in de wereld. Maar wederom opziende van deze kruisgestalte, waarin Hij wordt gepredikt te midden van veel smaad en tegenstand jubelt het geloof, ge tuigt de Heilige Geest in de Gemeente van zijn majestueus henenvaren Hij is opgenomen in heerlijkheid. Toch i8 de hemelvaart en is de zitting aan Gods rechterhand nog niet het hoogste toppunt zijner verhooging. Van de Hemelvaart staart het geloofsoog nog voorwaarts in die glansrijke toekomst, wannee» Hij zal wederkomen om te oordeelen de levenden en de dooden. Zyn werk hier is nog niet afgedaan. Het oordeel over alle daden van alle menschen moet nog komen. God zal volkomen verheerlijkt worden èn in zyne rechtvaardigheid èn in zijne genade over de uitverkorenen. Die toekomst is de schrik voor de goddeloozen, maar, hoewel met beving verbeid, de hoop en de biydschap der geloovi gen. Het geheele beloop der wereldgeschiedenis heeft zich gericht en moet zich richten naar het besluitIk toch heb mijnen Koning gezalfd over Sion, den berg mijner heiligheid. Zoo is het van het paradijs (Gen. 3 15) tot'sHeeren wederkomst. Maar, als er moet worden beleden, wat ai reede is geschied, dan blijft de apostel staan bij dat: is opgenomen in heerlijkheid. Hier stond Paulus en hier sta .n ook wij nu nog. Heden is het de welaangename tijd, de dag der zalig heid. Heden, zoo gij zijne stemme hoort, ver hardt uwe harten niet. Het is de tyd der pre diking, der noodiging, der groote inzameling. Christus is als 't verheerlijkst Hoofd der ge meente gezeten aan 's Vaders rechterhand, besturende en bewarende zyne kerk uit zijnen hoogen hemel, haar regeerende door z\]n'Geest en Woord. God, geopenbaard in het vleesch. Het deel, de roem, de kracht der gemeente en van ieder levend lidmaat. Is dit door genade ook reeds zoo met u, lezer Hulsebos. De artikelen van Dr. Wagenaar tegen mijne artikelen geschreven, over de moeder bij den doop, zal ik niet in den breede beantwoorden. Over de doopsquaestie wilden velen mijn ge voelen weten, alsmede de gronden waarop het steunde; en één broeder vroeg mij antwoord in de Kerkbode op een brief over de avond- maalgangers. Nu begon ik, zooals historisch voor de hand ligt, met de doopsquaestie. Ik deed dat geheel objectief, zelfs geen naam werd |door my genoemd, geen enkel scherp woord gebruikt en ik schreef ten slotte, dat ik my niet beroemen wilde, als iemand die zich losmaakt. Welke het gevoelen was van vele broederen, die hierover in den laatsten tijd schreven, wist men. En op de vraag: „Denken er ongeveer allen zoo over 7* kon en wilde ik slechts ant woorden, hoe er door my over werd gedacht. Mocht dat niet Mag niemand een andere mee ning hebben, zelfs in eene zaak waarover de christenen meer dan eene eeuw anders dach ten en waarin ze anders handelden, dan de broederen hebben, die er de laatste twee, drie jaren over schreven? Is er, zoo vragen wij verder, op geen enkel punt by v. in de verhou ding van kerk en overheid, van de rechten der vrouw en der armen een ander, een beter inzicht en gevoelen gekomen Of mag alleen een zeker getal broederen daarvan gewagen, zonder aangevallen te wor den, gelijk ik dat werd? Hoe dit zy, voor ge lijke rechten streed ik en zal ik, naar ik hoop, biyven stryden. Aan de ineensmelting der kerken te Middel burg (A, B en C) kon het schryven geen kwaad doen, daar immers mijn standpunt was en is, dat de ouders, de ouderlingen en de leeraren in dezen zouden vry gelaten worden, en dit is, zooals ieder hier reeds weet, ook het standpunt, waarop wy ons saam te Middelburg plaatsten. Twee geheel andere dingen, doch waarover door my dusver geen woord geschreven werd, staan de ineensmelting hier in den weg. En daar wij na broederlijke bespreking overeenge komen waren, dat ouderlingen en leeraren naar hunne overtuiging.over „de moeder bij den doop" spreken zouden, kon het wel niet in myne gedachten opkomen, dat ik, om een man als onze broeder Wagenaar, het beantwoorden der aan mij gedane vragen zou moeten nalaten. Het spijt mij dan ook dat de bekentenis, die in br. Wagenaar's laatste stukje aangetroffen wordt, zooveel overeenkomst heeft met de aller eerste die in de wereld der menschen- kinderen is afgelegd, 'tls eene bekentenis, waarby de schuldenlast in de eerste plaats op den ondergeteekende wordt gelegd. Voorts is het jammer, wanneer lidmaten der kerken van ons verschil van meening, omtrent den tyd van het doopen, eene persoonsquaestie maken. Dat wenschen de schrijvers niet te doen. Om de waarheid en de waarheid alleen moet het ons te doen zyn. Wij moeten God dienen, en wel naar Zijn Woord, en geen nie tige stervelingen. In eene quaestie als ons bezighield, moet zonder persoonlijke voorliefde, het hoor en we derhoor, het toetsen van beider gevoelen aan de leer der Schrift, en ook het gebed tot God in praktyk worden gebracht. Door wrijving moet ook in dezen de waar heid in het licht en alzoo de eenheid in de praktyk weer herkregen worden. Zoolang dat niet het geval is, moeten wy elkander in liefde dragen op die punten. De zaligheid toch is er niet aan verbonden want ware dit zoo, dan moest de besnijdenis of de doop er ook al de eeuwen door geweest zijn. Hiermee is echter niets gezegd tegen onze roeping om op het onderhouden der inzettin gen Gods zeer gezet te zyn. Wat nu de artikelen van collega Wagenaar aangaat, ze hebben my ganschelijk niet over tuigd en doen gevoelen, dat ik hem „het laatste woord" moet laten, dewijl ik, blijkens zijne arti kelen, voor „eene verloren zaak", de pen had opgevat. Immers, dat ik voor „een verloren zaak" streed kan my uit de artikelen van br. W. niet gebleken zijn; want zal deze aloude zaak „ver loren" zijn, dan moet zy dit wezen voor de rechtbank der Schrift. En het „Schriftuuriyk argument" van onzen broeder was slechts dit heeft zeker een ieder met mij gevoelt eene doorgaande bestrijding van de Schriftuurlijke argumenten door my aangegeven. Nu weten wy allen dat afbreken en bestrijden, omdat men tegen alles wel wat in kan brengen, tien maal gemakkeiyker is, dan bewijzen en vast stellen uit en aan de hand van de Heilige Schrift. De taak nu van myn ambtgenoot was, waar een gebruik en feitelyk recht van eene

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1899 | | pagina 1