Uit de Heilige Schrift.
KERK.
YRIJDAG 24 MAART 1899.
No. J2.
EEKBLAD GEWIJD AAN DE j^ELANGEN DER pEREFORMEERDE |CeRKEN
IN ^EELAND, OORD-BRABANT EN J^IMBURG.
Ds. J. HULSEBOS, Db. A. LITTOOIJ,
Dr. L- H. WAGENAAR.
EERSTE STEENLEGGING
nieuwe Kerkgebouw der Gerei'. Kerk te Vlissingen B.
8e Jaargang.
n
Want de HEERE is oiwe Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onae KoningHij aal om
neb oud en.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeideHeeft de HEERS
luet aan Hrandoöeren en Slachtofferen,aki.
aan het gehoonamen van deetem dee Heo-
ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent
Uitgever:
K. LB COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
VAN GOD VERLATEN.
En omtrent de negende ure riep Je
zus met eene groote stem, zeggende
EliEliLama Sabachthanidat ia
mijn Godmijn Godwaarom hebt gü
my verlaten
Matth. 27 46.
Het lijden des Heeren aan het kruis laat
zich gevoegelijk in twee deelen onderscheiden,
deelen van ongeveer gelijken tijdsduur, het
eene van de derde tot de zesde ure (9—12
voorinhet andere van de zesde tot de ne
gende ure (12—8 nam.). In den voormiddag
weerklonk het oneerbiedig gejoel en gewoel en
het ontzettend spotten der vijanden, op den
middag werd het stil, toen er duisternis werd
over de geheele aarde, tot de negende ure toe.
In het eerste deel zijns ïydens ziet Jezus op
de omstanders. Hy bidt voor de overtreders,
Hij zorgt voor zijne moeder, Hij ontsluit door
zijn almachtig troostwoord den verslagenen
kwaaddoener liet hemelsch paradijs.
In het tweede deel van het kruisigden is de
Heere meer in zich zeiven gekeerd, verzonken
in de diepte zijns lijdens en al de smart en
bitterheid van den kelk des lijdens smakende'
De diepe duisternis, waardoor het volk be
vreesd is, en aan den invloed van welk teeken
van Gods heiligen toorn ook de spotter zich niet
vermag te onttrekken, zoodat hij, vermoeid
van zijn spotternij, voor een wijle zwijgtdie
diepe duisternis omhult ook den gekruisigden
Heiland, zij drukt op Hem en verzwaart zijn
lichamelijk lijden, maar ook de last destoorns
Gods wordt nu in al haar ontzetting gevoeld
en in gehoorzaamheid gedragen. Aan het oog
der toeschouwers onttrokken hangt Hy daar,
ingewikkeld in den bangsten zielenood en ziele-
stryd. En al wat de Heere nu spreekt heeft
meer rechtstreeks betrekking op zijn midde-
laarswerk. Reeds nadert na drie uren van
aangrypend stilzwygen, het einde der duister
nis.
Daar verbreekt de Heiland de stilte en de
bange klachte weerklinkt over den kruisheuvel
„Myn Godmyn Godwaarom hebt gy my
verlatenInmiddels wykt de duisternis en
de spotterny zelfs met dit heilig woord en deze
diepbeteekenende klacht vangt wederom aan.
Na de klachte, die getuigt van het zieleljjden,
volgt die, sprekende van het lichaamsiyden
„my dorst" waarna het reeds van den nade
renden triomf getuigende „Het is volbracht"
en het ingaan in den dood des kruises met
aanbeveling van den geest in 's Vaders handen.
By die bitter smarteiyke zieleklacht des Hee
ren Myn Godmyn Godwaarom hebt gy
my verlatenstaan wij thans eenige oogen-
blikken stil
Zy getuigt te zamen met de klachte: „my
dorst" van het ware Middelaarswerk des Hei-
lands. Hy heeft aan ziel en lichaam dengan-
schen tyd zyns levens, maai' inzonderheid aan
het einde zyns levens, den toorn Gods tegen
de zonde van het gansche menscheiyk geslacht
gedragen, opdat Hy met zyn ïyden, als met
het eenig zoenoffer, ons iyf en ziele van de
eeuwige verdoemenis verloste, en ons Gods
genade, gerechtigheid en het eeuwige leven
verwierve.
Van dat ïyden des Heeren en de heeriykheid
daarnavolgende hebben de heilige profeten ge
profeteerd. De Heere maakt hier de woorden
van den tweeëntwintigsten psalm tot de zyne.
De Evangelisten deelen daarom de woorden in
de oorspronkeiyke taal mede, als een heilige
vingerwyzing naar de vervulling der profetie.
Neen, in David is deze psalm niet vervuld, hy
kreeg zyne vervulling eerst aan het kruis. In
die woorden uit den aanvang van den psalm
ligt de gansche psalm samengevat. De groote
Ljjder heeft dat alles doorleden en doorstreden.
In die bespottingen, in die aanvechtingen van
den vorst der duisternis, deed zich reeds de
godverlatenheid van wegen de zonden zijns
volks gevoelen, maar nu de schuld in al haar
volheid drukt en de Heere God Zijn aangezicht
verbergt, wordt het benauwde hart tot die
jammerklacht geperst: .Myn God! mijn God!
waarom hebt gy my verlaten
Het herhalen van den aanroep drukt de
diepte van de smart uit. Waarom is de vrage,
die het onuitsprekeiyke van het lijden te ken
nen geeft. De Heere klaagt van wegen de ver
lating. Hy mist het gevoel van Gods zalige
nabijheid, hoewel hy op hem volkomeniyk blyft
vertrouwen. ChristusGod en mensch Van
eeuwigheid heeft Hy met volkomen overgege
venheid het Middelaarswerk aanvaard. Maar
in zijne ware inenscheiyke natuur leerde Hij
nu het ïyden, dit dragen van den toom Gods,
de verlating, by ervaring kennen, zoo bizonder
hier als in Gethsemané. Dat spreekt zich in
zyne diepe klachte uit. Maar zoo kan hy ook
volkomeniyk zalig maken allen, die door hem
tot God gaan.
Hoewel het waarom niet rechtstreeks eene
vraag aanduidt, maar eene versterking is der
klacht, zoo mogen wij het nogthans als een
vragend woerd opvatten, opdat het ons op de
vruchtgevolgen van 's Heeren ïyden wijze.
Wij zyn van God verlaten om onzen afval,
om onze zonden. En als eenmaal de lank
moedigheid Gods ten einde is, hoe ontzettend
zal die verlatenheid zich doen gevoelen. Maar
nu is Jezus verlaten geweest, opdat zijne uit
verkorenen nimmermeer van God verlaten zou
den worden. Daarom is des Heilands bittere
klacht aan het kruis tot vertroosting van den
verslagene van harte, ziende op zyne zonden.
Ja, zij brengt by eene steeds diepere ontdek
king aan onzen zondaarstaatbalsem voor de
zondaarsnooden en de wonden des harten.
Omdat uw Heiland, kind Godsvan God ver
laten is geweest, daarom zult gy, in u zei ven
doodschuldige, nimmer meer van God verlaten
worden. De winste van zyne diepe smart is
de eeuwige vreugde, die zijne verlosten met
hem zullen smakeD.
Voor het ongeloof is het kruis van Christus
de aankondiging van de eeuwige straf. Wee
degene, die hier zyne verlatenheid van God
niet leert erkennen, die Gods lankmoedigheid
en de algemeene zegeningen van het kruis
traagheid achten. Ontzettend en onveranderiyk
zal eenmaal de verlatenheid voor hen zijp.
Hoe staat gy, lezeronder dit kruiswoord 'r
Hulsebos.
van het
op Zaterdag, 18 Maart 1899, des namiddags
te twee ure.
Nadat de Kerkeraad, de verschillende com-
missiën, de aanwezige leden der gemeente en
verdere belangstellenden zich met den bouw
meester, den aannemer en de werklieden hebben
geschaard rondom de plaats, waar de „eerste
steen" zal worden gelegd, opent de praeses
van den Kerkeraad, Ds. J. Hulsebos, deze plech
tigheid met aanroeping van den Naam des
Heeren, aldus:
„Onze hulpe sta in den Naam des Heeren,
die hemel en aarde gemaakt heeft"Amen.
Daarna heet ZEw. de aanwezigen welkom en
spreekt hen aldus toe
Hoewel niet gesteld op uiterlyk vertoon,
meende de Kerkeraad toch de gelegenheid tot
eerste steenlegging van ons nieuwe Kerkgebouw
niet ongebruikt te mogen laten voorbijgaan.
Wy hebben er van den beginne aan op ge
wezen, dat de gemeente in haar geheel, dat
wij allen, door gebed, belangstelling en gaven,
wij allen, groot en klein, min of meer gezegend
naar het tijdelijke, moesten deelnemen aan
den bouw. De roepstem is niet te vergeefs ge
weest en wij gevoelen den zegen van dit samen-
bouwen ook in een engeren en meer hartelijken
gemeenteband.
En hieraan geeft de eerste steenlegging op
nieuw uiting.
De arbeidslieden, die hier in noesten vlyt
werken en het geheel reeds een ander aanzien
hebben doen ontvangen, staken eene wyie hun
werk en de ervaren werkman geeft zoo straks
voor een oogenblik den troffel uit de vereelte
hand in die eens jongelings, die door zyne
eigenaardige plaats in de gemeente nu als haar
vertegenwoordiger is aangewezen, en hy
bouwt eenige tellens en de gemeente bouwt
door hem, maar om aanstonds het bouwge
reedschap terug te geven in de hand, die er
als mede is samengegroeid, met de zegenbede:
„Voltooi het door Gods gunst
Is dit niet een gewichtig oogenblik Hoe
menigmaal, jaar op jaar, scheen het een schoone
droom te zyn, als het heette Mocht hier nog
eens de Kerk kunnen verryzen. En nu ziet gy
het met uwe oogen. Daar liggen reeds de funda
menten, nu rijzen ginds en straks ook hier de
wanden omhoogLezen wy niet„hoe het Volk
by den terugkeer uit de ballingschap, als de
grond van des Heeren tempel gelegd werd,
juichte (1), geiyk ook het tydstip der voltooiing
eene oorzake van bizondere vreugde was (2).
Zou het ons dan niet passen over dit alles
eens onzen blik te laten gaan, over dit uitge
lezen terrein, over de voldoende ruimte Zoo is
dan toch al het zoeken en overleggen niet te
vergeefs geweest en moesten wij alzoo en
op zulken tyd tot deze plaats van vestiging
komen. Wy staan hier te midden van al de
bedryvigheid van den bouw. Werp nu eens
eenen blik terug, in de tyden, die achter ons
liggenDat toch de goedertierenheden de^