Itftt w y Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. YBIJDAG g FEBRUARI 1899. Ne. 5. Ds. J. HULSEBOS, Ds. A. LITTOOIJ, Dr. L- H. WAGENAAR. 8e Jaargang. EEKBLAD GEWIJD AAN DE |3eLANGEN DER pEREFORMEERDE OORD-BRABANT EN IN Z/EELAND, J^ERKEN IMBURG. Want de HEERE ia onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, do HEERE is onze KoningHy zal ons behouden. Jeeaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen.als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentién van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE CO INT RE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. DE WIND EN DE ZEE HEM GEHOORZAAM. En zü vreesden met groote vreeze en zeiden tot elkander wie is toch deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoor zaam zijn. Marcus 4 41. II. „En de wind ging liggen en er werd groote stilte." De wind en de zee zijn Hem gehoorzaam. In menigen storm, die op de groote wateren den benarden schepeling overviel, is dit sedert op de verzuchting van het bange hart in won derbare uitredding ervaren. Op de ontzettende zeereis, die de apostel Paulus als gevangen man op weg naar Rome maakte, stond de Heere by hem en vertroostte hem en redde hem uit en gaf hem allen, die in het schip waren. Zoo redt de Heere de wereld nog vaak uit doodsgevaren, om Zyns volks wil, gelyk Hy ook deed in de ark eu in de Roode Zee. Maar er zijn nog andere stormen, waarin de mensch v.an zich zeiven machteloos staat. Vreeselijke stormen, golven en baren gaan over hem bij ontdekking van zonde en schuld. En hier moet de Zone Gods allereerst gekend worden in Zyne wondermacht, zullen wij Zijnen vinger zien in de teekenen der natuur. Wat is te vergelijken bij den donder van Gods wet, by het kennen van Zijne gramschap en toorn, waardoor de ontdekte ziel siddert. En nu komt de Zoon des Vaders, om tot de ziele te spreken door den Heiligen Geest. „Vrede geef Ik u, Mijnen vrede laat ik u. Ik heb aan Gods recht voor u voldaan." Hij ver zoent den doemschuldigen zondaar met zijnen Rechter. In Christus komt God de Vader Zijne uitverkorenen tegen als de Heere hun Ont- fermer, die tot hen spreekt: „Gij verdrukte, door onweder voortgedrevene, ongetrooste Zie, Jk zal uwe steenen gansch sierlijk leg gen, en Ik zal u op saffieren grondvesten 1" Hij gebiedt, de duivelen wijken en de zoo straks nog wreede en ontembare krankzinnige verheerlijkt nu God. Hij heerscht over de stormen en onweders in het geestelijk leven, over de aanvechtingen. In krankte en benauwdheid is Hij nabij. Hij grijpt de hand der koortslyderen, en de geheimzinnige storm in de aderen houdt op. Straks brengt Hij de Zijnen glorieuselijk over uit de woelige levenszee aan de oevers der zeer stille wateren van Godes zaligen hemel. En ook in het woelen der hel tegen Zyne kerk is Hy de Machtige, die dat scheepke veilig doet zijn te midden der wreede baren, en het voert in schoone havens. En wat behoort er nu toe die wondermacht des Heeren te kennen, te ervaren, te verheer lijken? Zy wordt gekend in het geloof, dat zich in zijne nooden aan den Heere Jezus vastklemt. Dit openbaart zich niet altijd in groote daden, maar wel in een afzien van eigene hulp, in een afzien van alle menschen- hulp, zich vasthoudende aan Jezus. Hoort de discipelen roepen in den nood„Meesterbe kommert het u niet, dat wy vergaanT* Dus: toy vergaanMeesterwekt het uw bekom mernis niet? Zoo is het immers nog. Onder de stormen zwijgt de Heere, Hij is als sla pende. En de jongeren zijn in nood. Zou het zoo zyn Neen De wachter Israëls sluimert of slaapt niet. En nog doet Hy de stormen bedaren en redt Zynen discipel, die in waarheid uit den nood tot Hem leerde roe pen. Indien er geen nood der ziele wordt gekend, wordt er ook geen geloof geoefend en wordt ook de heerlijkheid Gods niet gezien Welk een droevig lot, dat van den verharde, den zelfgenoegzameWat troost heeft hy by de stormen, wanneer de laatste' storm zyn kaartenhuis der inbeelding en al zyne lucht- kasteelen doet ineenstortenLeert nog te ver staan verloren zondaar te zynte vreezen voor eenen God, die ten alle dage toornt. Houdt daarentegen moed, gij allen, die den Heere vreest. Uit zeven, ja uit acht benauwd heden redt Hij u uit. En laat u door Hem bestraffen van wegc uwe ongeloovigheid en vreesachtigheid. En breng met al Gods volk den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest de eere en de aanbidding toe. Eerbied en vreeze vervulde het scheepsvolk. Volk van het scheepke van Jezus' kerk Roept het ook elkander toe Wie is toch deze, dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn Hulsebos. IV. Al de eeuwen door is bij trouw aan God bij gelegenheid der besnijdenis, waarvoor de doop in de plaats gekomen is, gehandeld over eenkomstig het voorschrift, bij Lev. 12 gege ven ook hebben, toen de nieuwe dag was ge komen, dit Zacharias en Elizabet, alsmede Jo zef en Maria gedaan. Lucas 1 59 en 60 en Lucas 2 21 getuigen daarvan. Immers, èn het kindeken, dat groot zou zyn voor den Heere èn het KiDdeken, dat groot zou wezen, zonder eenige by bepaling en beperking wer den besneden toen de dagen der reiniging der moeders vervuld waren. Ze werden dus eeuwen aaneen besneden als de moeder er, naar de Wet des Heeren, bij kon en mocht zyn. Daarenboven blijkt ons niet alleen, dat over eenkomstig het gebod Gods met de toediening van het verbondsteeken gewacht werd, tot de zevendaagsche onreinheid voorby was en de moeder alzoo er bij mocht zijn, maar óók biykt ons, dat zij er werkelijk bij was. Lucas 1 59 en 60 toch zegt ons: „Rn het geschiedde, dat zij op den achtsten dag kwa men, om het kindeken te besnijden, en noem den het Zacharias, naar den naam zyns vaders. En zijne moeder antwoordde en zeide: Niet alzoo, maar hij zal Johannes heeten". UitJ hetgeen hier door de moeder gezegd en alzoo door den Heiligen Geest ons geleerd wordt, biykt het ontegenzeggeiyk, dat zy er by tegenwoordig was. Er werd mitsdien gewacht met de besnyde- nis tot zy er naar de wet van Mozes, by kon wezen, en waren die dagen vervuld, dan was zy er ook by. Het bijzondere en afwykende in het geval van Mozes en Zippóra was dan ook volstrekt niet, dat de toediening van het sacrament in hare tegenwoordigheid plaats hadmaar wél, dat deze toediening zoolang noodeloos verzuimd was, en nu door haar geschiedde. Tegelyk leeren ons de woorden by Lucas 1 59 en 60, dat de moeder vóór de getuigen ging en in dezen boven hen stond. Wy merken dit op, omdat het zelfs gebeurd is, ach ja, ook in onze dagen, dat, bij absentie of ongesteldheid van den vader, niet met de moeder, maar wél met den getuige rekening werd gehouden. Het woord „getuige" werd dan ook gehoord en het woord moeder kwam niet over de lippen, niettegenstaande zij, zoq- wel als Elisabet, bij de toediening van het Sacrament tegenwoordig was. Nog meer. De moeder, die een zoontje gebaard had, mocht, naar ons geleerd wordt, op den acht sten dag menschen bij zich ontvangen, doch naar het huis des Heeren eerst opgaan op den veertig- sten dag. De man mocht in die dagen wel menschen ontvangen en ook opgaan naar de synagoge en den tempel des Heerenopmer kelijk en leerryk voor de zaak, die ons thans bezig houdt, is het evenwel dat het opgaan naar Jeruzalem, het voorstellen van het Kin deken Jezus aan den Heere, het brengen van het veelzeggende losoffer voor den Eerstgebo rene, met het reinigingsoffer voor de moeder op Maria wachten moest, en mitsdien eerst op den veertigsten dag plaats had. De Heilige Geest immers zegt ons: „En als de dagen harer reiniging vervuld waren naar de wet van Mozes, brachten zy Hem te Jeru zalem.. opdat zy hem den Heere voorstelden (Gelijk geschreven is in de wet des Heeren Al wat mannelijk is, dat de moeder opent, zal den Heere heilig genaamd worden). En opdat zy offerande gaven, naar hetgeen in de wet des Heeren gezegd is, een paar tortelduiven, of twee jonge duiven". Luc. 2 22—24. By vernieuwing blijkt hier, dat er wel ter dege rekening gehouden werd met de moeder en met haren toestand; en wél, naar de wet van Mozes, die in vers 24 de wet des Heeren genoemd wordtimmers, als de dagen harer reiniging vervuld waren", had dit alles plaats. Van eene uitzondering, omdat dit Kindeken eenig groot is, is hier alzoo geene sprake; want het geschiedde naar de wet van Mozes; en deze is de wet des HeerenEene wet toch, die niet slechts dit Kindeken en zyne moeder, maar alle kinderen, en voorzooverre zy op de eerstgeborenen betrekking heeft, ook alle eerst geborenen en hare moeders gold. Hebben nu de Kerken, omdat de Heere de bediening des Woords en de bediening des Doops saamgevoegd heeft, bepaald, dat de doop, die God ons in de plaats van de besnydenis gaf, niet aan huis maar in de saam vergadering der geloovigen zal toegediend worden, dan kan en mag daaruit toch niet volgen, dat de moeder, er nu niet bij tegenwoordig kan en mag zyn. Dit toch is niet uit de Heilige Schrift te be- wyzen ja het is in stryd met hetgeen de Heere ons daaromtrent leert, en met het gebruik dat er, geiyk wij uit het Oude en Nieuwe Testa-

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1899 | | pagina 1