Se Jaargang.
YïtIJDAG 27 JANUARI 1899.
No. 4.
Ds.
J. HULSEBOS,
Dr. L. H. WAGENAAR.
Uit de Heilige Schrift.
Belijdenis en School.
m.
y/EEKBLAD GEWIJD AAN DE
IN ^EELAND,
Want de ÏÏEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behonden.
Jesaja 33 22.
j^ELANGEN DER pEREFORMEERDE ^VERKEN
POORD-BRABANT EN pIMBURG.
,T,T Doch Samuel zeide Heeft de HEERE
ONDER REDACTIE VAN lust aan Brandofferen en Slachtofferen,als
4 TTrTTAATr aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
DS. A. JblllUUlJ, ren Zie, gehoorzamen is heter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke noa.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
U itgev er:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
DE WIND EN DE ZEE HEM GEHOORZAAM.
En zij vreesden met groote
vreeze en zeiden tot elkander
wie is toch deze, dat ook de
wind en de zee Hem gehoor
zaam zijn.
Marcus 4 41.
L
Hevige stormen en orkanen, die verwoes
tingen aanrichten op aarde en den armen
schepeling in doodsgevaren brengen, zij kwamen,
sedert de mensch het verbond met zijnen God
verbrak en ook de natuur verwilderde en den
mensch vijandig werd.
In den storm spreekt Gods Majesteit, en ook
Zijn heilige toorn over de zonde. Na den storm
geeft Hij kalmte, en in Zijne lankmoedigheid
en goedertierenheid bedwingt Hy de natuur,
dat zij ons niet gansch vernielen zoude. In
Zyne stormen kondigt de Heere het oordeel
aan, dat eenmaal over de goddeloozen komen zal.
Komende door Christus tot de zielen Zyner
uitverkorenen is de Heere niet in den storm
wind, noch in het onweder, noch in het vuur,
maar komt Hy in het suizen eener zachte
stilteHij spreekt van vrede tot de verdrukte
door onweder voortgedrevene, ongetrooste!
De Zone Gods heeft macht over den wind
ende zee, heeft macht over alle stormen, die
het menschenhart dreigen te verslindenHy
brengt vrede in de zielen en zal eenmaal den
zaligsten vrede voor ziel en lichaam beide doen
genieten.
In al hunne benauwdheden was Hy benauwd.
Hoe toont de Heere Jezus de waarheid van dit
woord ook in Zijne aardsche omwandeling.
Hij deelt in de nooden en zorgen der Zynen,
zoowel in de tydelyke als bovenal in de gees
telijke. Met ontferming slaat Hy de honge
renden gade en voedt hen door Zyne almacht
hier is Hij met hen, die de speelbal zyn van
storm en golf. Hy is met Zyn volk en deelt
met hen het afwisselend aardsche leven. Heden
is er een vreedzaam nederzitten in grazige
landouwe onder Jezus' Woord. Van nacht is
Hy met de Zilnen op de gevaariyke wateren
van Galilaea's meer, te midden van het bulde
rend stormgeloei en de stemme der ontroerde
wateren. Morgen heeft de ontmoeting plaats
met eenen diep ellendigen krankzinnige. Ja
te midden van dat alles is de medelijdende
Koning, deelende in dat alles als mensch, door
Zijne almacht den nood lenigende, de stormen
inbindende en door Zich te werpon in den
bruischenden stroom van Gods toornvrede,
zaligheid gevende aan de ontruste zondaars-
ziele.
Hij, Die kon wandelen over den spiegel der
zee, Hy, die Zyn volk een pad baande door de
baren der Roode zee, om hen aan Farao's
hand te ontrukken, Hij gaat met Zijne disci
pelen mede in het ranke vaartuig.
Ziet, aanschouwt het nu, op welks doorgron
ding het verstand te vergeefs zich afmat. Zyne
waarachtige Godheid en Zyne ware mensch-
heid en Eenigheid Zyns persoonsonafscheide-
ïyk en onvermengd Hy slaapt. Het lichaam
heeft behoefte aan rustHy slaapt als onzer
een, Hy slaapt geiyk de visschers, als zij eene
wyle van den vermoeienden arbeid rusten, op
een oorkussen in het achterschip.
Inmiddels barstten wind en onweders over
de groote wateren uit. Neen het ontbreekt den
zeelieden niet aan ijver en opmerkzaamheid.
Het klapperend zeil, dat nu 't schip ten ver-
derve kan worden, is ras neergehaald en een
toevlucht wordt met inspanning van alle krach
ten voor het scheepke gezocht, maar te ver
geefs! Steeds heviger wordt de storm, de
dreigende baren beuken niet alleen de wanden
van het schip, maar slaan over boord. Geen
slaven, geen zwoegen baat. Het schip vol
water dreigt te zinken. Intusschen slaapt Jezus
stille en rustig voort.
Doch, nu wordt alle schroom bij de schepe
lingen overwonnen. Zy wekken den Heiland,
terwijl zij roepenMeesterbekommert het U
niet. dat wij vergaan (Volgens Mattheus)
Heerebehoed ons, wy vergaan(Volgens
Lucas) MeesterMeesterwij vergaan. Zoo
hebben wij hier het geheel van het gebed uit
de diepte, ook nog wel op andere zeeën dan
op het meer van Gaïilaea geleerd
En hebben wij nu zoo even Zijne waarach
tige menschheid aanschouwd, hebben wij Hem
gevonden in de gedaante als een mensch,
thans openbaart Hij zich aan het verbaasde
oog der schepelingen en van alle Zijne disci
pelen in Zijne goddelijke sterkte en Majesteit!
En Hyj, opgewekt zijnde, bestrafte den wind,
en zeide tot de zeeZwijg, ivees stil! En de
wind ging liggen, en er werd groote stilte.
Hulsebos.
Nu wij er aan zyn toegekomen, om op een
en ander te wijzen, dat o. i. pleit voor het re
kening houden óók met de moeder bij de toe
diening des doops beginnen wy met teconsta-
teeren, dat God ons den doop in de plaats van
de besnydenis gaf. Immers, dat belijden de
Gereformeerden in het antwoord op vraag 74
van onzen heidelbergschen catechismus daar
toch luidt het„Zoo moeten zij (de jonge kin
deren) ook door den doop, als door het teeken
des verbonds, der Christelyke Kerk ingeiyfd,
en van de kinderen der ongeloovigen onder
scheiden wordengelijk in het Oude Verbond
of Testament door de besnydenis geschied is,
voor welke in het Nieuwe Verbond de doop in
gezet is". En in art 34 onzer geloofsbelijdenis
lezen wij „Dat Hij (Jezus Christus) afgedaan
hebbende de besnijding, die met bloed ge
schiedde, in de plaats derzelve heeft verordend
het Sacrament des doops". „Daarenboven" zoo
luidt het slot van dit artikel „hetgeen de
besnijdenis deed aan het Joodsche volk, hetzelve
doet de doop aan onze kinderen".
Volgens deze laatste woorden is niet alleen
de doop in de plaats van de besnijdenis geko
men, maar heeft hy ook dezelfde kracht en be-
teekenis.
Dat, hetgeen hier beleden wordt door de Ge
reformeerde Kerken, op de Heilige Schrift ge
grond is en door haar geleerd wordt, blijkt
daaruit dat de besnydenis afgeschaft (Galaten
2 3 en 5 2) en de heilige doop ingesteld
vt rd. (Mare. 16 16).
En dat de Heere, toen hij de besnijdenis af
schafte, daarvoor den doop in de plaats gaf,
zegt ons inzonderheid hetgeen beschreven is,
in Collessensen 2 11, 12. „In welken"
zoo lezen wy daar -- „gij ook besneden zyt,
met eene besnydenis. die zonder handen ge
schiedt, in de uittrekking van het lichaam der
zonde des vleesches, door de besnydenis van
Christuszijnde met Hem begraven in den doop".
Waar het nu voor ons, gereformeerden, vast
staat, dat de doop ons werd gegeven in de
plaats van de besnydenis, en dat beide,
volgens onze belijdenis en, wat meer zegt, ook
volgens het Woord onzes Gods zie Coll.
2 11, 12, dezelfde kracht en beteekenis
hebben, veroorloven wij ons te zeggen
Ten eerste, dat noch in de Heilige Schrift
noch in de belijdenis gezegd wordt, dat de
kinderen, zoo mogeiyk, dadelijk na de geboorte
moeten gedoopt worden en evenmin, dat daar-
by met de moeder niet mag en moet gerekend
voorden.
Te\ tweede, dat de kinderen, toen de Kerk
als in kindschen toestand was, en de Heere
dientengevolge alles zelf bepaalde, het Sacra
ment, dat, volgens Gen. 17, een teeken was
tusschen God en hen, niet liet toedienen, 2, 3,
6 of 7 dagen na de geboorte, maar eerst op
den 8ston dag.
En er is geen enkel afdoend bewijs in het
Woord Gods, dat gelijk weieens beweerd
wordt de kinderen niet vóór den 8sten dag
de besnijdenis doorstaan konden.
Was het Gods bestel en wil geweest, dat de kin
deren zoo vroeg mogelyk, zonder daarbij reke
ning te houden met de moeder, het teeken en
zegel des Verbonds zouden ontvangen, gewis,
dan zou de Heere, toen zelf den lsten of2den
dag hebben aangewezen en verordineerd.
Want dat de kinderen toen even goed ster
ven konden vóór den 8sten dag, en ook in
zonden ontvangen en geboren waren en mits
dien de vergeving der zonde en de vernieuwing
des harten behoefden, als onder den nieuwen
dag, staat voor ons allen vast.
Doch desalniettemin verordende de Heer©
niet den 1 sten 2den of 3den, maar den Ssten
dag. Trouwens, wij mogen aan de zaligheid
onzer jeugdig gestorvenen niet twyfelen, op
grond van het Verbond en deszelfs belofte.
„In het Verbond nu zijn ze begrepen, zooals
Gen. 17 en de Heidelb. Catech. vrage 74 ons
leeren, vóór hunnen doop."
In de derde plaats veroorloven wy ons te
zeggen en er de aandacht op te vestigen, dat
de Heere ons in Zyn Woord zegt en leert,
waarom de kinderen niet vóór, maarook niet
nd den 8stcn dag het teeken en zegel des ver
bonds ontvingen. Waar Hy ons dit zegt en
leert, blykt het juist, dat het niet vóór dien
dag geschiedde, omdat Hij daarbij, dus bij de
toediening van het Sacrament, waarvoor de
doop in de plaats kwam, rekening hield met de
moeder. Lees, om u te overtuigen, hetgeen de
Heilige Geest ons door Mozes, in Leviticus
12 2, 3 liet schryven. Het luidt aldus
„Spreek tot de kinderen Israels, zeggende:
Wanneer eene vrouw zaad gegeven, en een
knechtje gebaard zal hebben, zoo zal zy zeven