Uit de Heilige Schrift.
KERK.
YRIJDAG 13 JANUARI 1899.
Ds. J. HULSEBOS, en Ds. A. LITTOOIJ.
8e Jaargang.
No. 2.
EEKBLAD GEWIJD AAN DE j^ELANGEN DER pEREFORMEERDE ^CERKEN
IN ^EELAND, J^OORD-^BRABANT EN j-^IMBURG.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze "Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, ale
aan het gehoorzamen van destem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent
Uitgever:
K. LE CO INT RE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
HUISGEZINNEN en SCHOLEN.
Voedt hen op in de leering en ver
maning des Heeren.
Efezen 6 46.
I.
Onze zondige natuur begrijpt niet de dingen
die des GeestesGods zijn onze zondige natuur,
ons bestaan, gelijk het door de zonde is gewor
den, is in strijd en in vijandschap tegen de ge
nade, tegen het werk der verlossing.
Maar de natuur, nu zuiver en louter gedacht
als scheppingswerk Gods, kan niet gezegd wor
den in vijandschap te staan tegenover Gods
genadewerk. De natuur, wij bedoelen daar
mede nu bizonder de ordinantiën Gods voor
het leven van zijn menschenkind hier op aarde
en wel zeer bizonder de ordinantie van het
huiselijk leven en de banden en- betrekkingen,
die het medebrengt, de ordinantie van het
huisgezin, gelijk die nog doorwerken moet in
het schoolwezen. Wij zien hier schepping en
herschepping, beidewerken Gods, van elkan
der onderscheiden, en toch elkander ontmoe
tende en als het den Heere in zyne vrijmacht
behaagt, samengaande. Het huisgezin. Ook
hier paart zich de vrijmachtige genade Gods
veelszins aan de ordinantie voor het natuurlijk
leven. De Heere vestigt daarop in zijn Woord
voortdurend de aandacht, ja, het is zijn ge
openbaarde wil, dat Hij zijne vrije genade in
die ordinantie van het huisgezin wil doen uit
komen. En wij hebben hiermede in diepen
eerbied rekening te houden.
Wie vader of moeder lief heeft boven Mij, is
Mijns niet waardig, zoo spreekt de Zone Gods
tot zijne discipelen. Doch hiermede leert Hij
niet, dat in Zyn Koninkrijk hier op aarde de
ordinantie des huisgezins zou zijn opgeheven,
maar alleen, dat ook de teederste band geene
verhindering mag worden, om zich met hart
en ziel en alles, wat men heeft, aan den Heere
Jezus over te geven. Houdt de ordinantie des
huisgezins van de overgave aan Christus af,
dan werkt zij ook zondig. Neen, de Heere
Jezus ontbindt door den eisch van zijn geeste
lijk Koninkrijk de ordinantie van het huisge
zin niet, maar toont hier juisthoe hoog Hij
haar waardeert.
De rijkdom der genade komt in de levens
betrekkingen, die het huisgezin aanbiedt, tot
heerlijke ontwikkeling en ontplooiing. Door al
de kanalen en wegen, door den Heere God in
zijne scheppingsordinantie in het organisme
van het huisgezin gelegd, ontvouwt de genade,
waar 's Heeren vrijmacht haar zendt, hare
goddelijke kracht om te zegenen en God te
verheerlijken. Persoonlijke overgave aan den
Heere is niet genoeg, ook in de levensbetrek
kingen tot het huisgezin, waarin ons de Heere
plaatste, moet het leven in Christus doorblin
ken, opdat zoo de veelvuldige wijsheid Gods
verkondigd worde. Geheel en al moeten w\j
alzoo geheiligd worden. Maar ook in dien weg
wordt de geloovige wederom voor anderen als
middel gebruikt en zal zich de persoonlyke
overgave bij jeugdige of oudere erfgenamen
des Verbonds gaan openbaren. In dien weg be
haagt het den Heere den beloofden Verbonds-
zegen te geven. Geboorte en wedergeboorte
zyn beide werken Gods, van elkander onder
scheiden. Maar naar Gods bestel gaan zij me
nigvuldig samen. Hij zegtIk zal uw God
zijn en uwes zaads God. Zoo zien wij den
Heere Jezus met zijne wonderteekenen en ga
ven op de bruiloft te Kana. Zoo spreekt de
apostel Paulus over het huwelijk, als het beeld
van de gemeenschap van Christus en de Ge
meente. Zoo vermaant hij de ouders om te
regeeren en de kinderen, om te gehoorzamen:
in den Heere. Hulsebos.
Uit de geschiedenis der kerk.
1586-1618.
TJtrecht.
I.
De Synode van 's Gravenhage is de laatste
algemeene synode van de zestiende eeuw en
tevens* de naast voorafgaande aan de nationale
synode van Dordrecht 1618. De tusschenlig-
gende jaren vormen eene periode van veel
strijd en beroering, eene periode, waarin de
politieken trachtten de Kerk al meer onder de
macht der Overheid te brengen. Wat er in
dien tijd voorviel, willen wy met enkele trek
ken trachten te schetsen.
Zien wij eerst, wat er aanstonds na de synode
van 's Gravenhage en het vertrek van den land
voogd Leicester in Utrecht voorviel.
Onder het Bestuur van genoemden land
voogd was de regeering der stad Utrecht ge
heel veranderd. Schout en schepenen en ook
vele raadsleden waren door andere personen
vervangen, die geheel gezind waren, ook op
kerkelijk gebied, gelijk de landvoogd. Doch nu
gelukte het den Stadhouder, graaf van Meurs,
in het jaar 1588 de oude regenten weder op
het kussen te brengen. Dat hiervan de voor
standers der zuivere gereformeerde religie de
gevolgen zouden ondervinden, was te voorzien.
Gelijk vroeger reeds is medegedeeld, was on
der Leicester eene vereeniging of samensmel
ting tot stand gebracht tusschen de beide ker
kelijke groepen, Het consistorie endeSt.Jakobs-
gemeente. Innerlijk bleef evenwel de tweespalt
voortduren en wel ook door verschil in de leer.
De mannen van St. Jakob helden sterk over
naar de leer der latere Remonstranten. De
omwenteling in het Bestuur der stad van 1588
nu kwam ten goede aan de partij van St. Ja
kob, daar de oude, nu herkozen regenten meest
allen tot die vroegere gemeente hadden behoord.
Niet lang duurde het, of de gezindheid der
regenten zou zich openbaren. Op zekeren mid
dag werd door eenige onbekenden de consistorie
kamer der Domkerk opengebroken en wat men
er van kerkelijke papieren vond, naar den
schout van Zuyjlen gebracht. Na ze te hebben
doorgezien gaf de schout ze terug aan de gecom
mitteerden van den kerkeraad, die zich over
deze handelwijze kwamen beklagen, maar or
donneerde tevens, dat zij voortaan in hunne
consistoriale vergaderingen twee gedeputeerden
uit den magistraat moesten toelaten (hetgeen
trouwens én by de acte van vereeniging èn ter
synode van 'sGravenhage reeds was bepaald.)
Ook waren onder de vorige regeering papie
ren van zekeren Mr. Daemsdie van socini-
aansche ketterij werd verdacht, ter onderzoe
king in handen gesteld van de predikanten
Helmichius en Uytenbogaert.
Deze Daems eischte nu zijne stukken terug,
en de reeds vermelde schout gaf Mr. Daems
een cedulleken'(briefje) voor Uytenbogaert, in
houdende den last om voorzeide papieren aan
Daems te restitueeren.
Toen zwarigheid werd gemaakt, om de pa
pieren op zulk simpel bevel los te laten, wijl
zij in het volle collegie van schepenen waren
overgegeven, om er na onderzoek rapport van
te doen, werden zij door eenige kennissen van
Daems en twee stadsdienaars uit het studeer
vertrek van Uytenbogaert tegen zijn dank met
geweld genomen.
En toen Uytenbogaert zich hierover bij de
Burgemeesters beklaagde, werden hem nage-
zeyjt, dat hij dit dede, om den man aan een
staeke te helpen en gebraden vleesch te eten." (l)
De party van St. Jakob, door al deze dingen
overmoedig geworden, eischte van den ma
gistraat de vernietiging van de Vereenigings-
acte en het herstel van den toestand van voor
heen. De magistraten wilden dien weg even
wel niet uit, doch beraamden andere maatre
gelen. Zy zetten eenvoudig al de predikanten
van het consistorie af. Den 17 December 1589
zijn voor den schout, burgemeesteren en eenige
andere magistraatsleden,daartoe speciaal gecom
mitteerd, de navolgende Utrechtsche predikan
ten ontbodenNicolaus Sopingius, Wernerus
Helmichius, Johannes Uytenbogaerten Cornelius
Martini Royenburch (Modetus was al voor een
jaar vertrokken, en Elconius, de zesde predi
kant, had kort te voren, het onweder ziende
aankomen, vrijwillig den dienst verlaten.
Hun werd bij monde van burgemeester Canter
het besluit medegedeeld, waarbij zij werden
ontzet met verlies van hunne traktementenen
er het verbod bij gevoegd van binnen de stad
Utrecht, of vrijheid van dien, meer te leeren,
prediken of het predikambt te bedienen, hetzij
in het heimelijk, hetzij in het openbaar. Als
oorzaak werd niet anders medegedeeld, dan dat
het geschiedde om redenen, de heeren daartoe
moveerende.
Sopingius verklaarde den magistraat onbe
voegd om zoodanige afzetting alleen te doen.
Hem werd toen gevraagd: Wie hen betaalde
en gageerde Toen hierop met dankbaarheid
erkend werd, dat de magistraat zulks deed,
was het korte wederantwoord, dat, die hen ga-
geerde (betaalde), ook het recht had, hen af te
danken en de gage in te trekken.
Ook Royenburch (vroeger predikant by de
St. Jakobsgemeente) wilde mede iets zeggen,
maar hem werd toegeduwd dat men hem niet
achtte, die zoo lichtvaardig van religie veran
derd en tot de consistorie overgeloopen was.
Ook verboden de regenten het houden derker-
keraadsvergaderingen. Zy lieten het kerke-
raadszegel op het stadhuis brengen en aan
stukken smijten. Pogingen werden aangewend
bij de regeering van Dordrecht om Dr. Jeremius
Basting ius en bij die van Leijden om Walter us
de Roy voor een paar maanden ter leen te
krygen. Hulsebos.
(1) Om voormelden Daems tot den vuurdood te
doen veroordeelen (zinspeling op Servet?)