Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. VRIJDAG 31 DECEMBER 1897. No. I. Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. Jaarsrang. IN jZ/EELAND, EN piMEURG. y^EEKBLAD GEWIJD AAN DE j^ELANGEN DER pEREFORMEERDE j<_ERKEN j^OORD-j^RABANT ONDER REDACTIE VAN Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hij zal ons behouden. Jesaja 33 22. Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnmeent per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent. iedere regel meer 1<> cent. Uitgever:: K. LE CO INT HE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tydig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. „ZIET, DE RECHTER STAAT VOOR DE DEUR." „Ziet, de Rechter staat voor de deur.." Jakobus 5 96. „Bidt zonder ophouden." Maar toch zyn er tijden, die in nog hooger mate dan andere tot gebed dringen en lokken. En boven alle wel de wisseling des jaars. Het grenst zoo aan de wisseling van tyd en eeuwigheid. Het doet zoo onwillekeurig terug blikken en voorwaarts zien. En de ernst van een woord als het voor deze overdenking gekozene laat zich in zulk een ure niet afwijzen, hoe wuft men die ook anders soms voorby zie. Ernstig bestraffend klinkt Jacobus practisch woord Wie 'sHeeren oordeel tarien, zullen vreese- lijk Zijn wraak ervaren. Wie Hem niet wach ten zullen ontzettend door Hem worden ver rast. Wie in deze waereld vol Hemeltergend onrecht wanhopen aan Zijn recht, kunnen vry hun ongeduld beloomen. Hij zal komen en recht doen 'tKan wel zijn, dat het onrecht der menschen zal dwingen tot een beroep op den Rechterstoel van Christus. Welnu, ook d&n zelfs is de zaak van het recht niet hope loos want „ziet de Rechter staat voor de deur." Elke polsslag luidt Zijn komen in. Elk sterf geval is er een openbaring van. En vooral op des Ouden jaarsavond en op des Nieuwen jaars morgen mag aan den ernst van dit woord wor den gedacht. Gedacht met zeer gemengde aandoening. Want er zijn zeer verschillende opmerkingen bij te maken. Want te midden des toorns ge denkt onze God des ontfermens. Ziet, de Rechter staat voor de deur, en toch kunnen wij op zooveel lankmoedig zegenen terug zien Wat heeft de Heere niet zieken gespaard Zoo vaak was er maar als ééne schrede tus- schen hen en den dood. De omstanders beef den voor hun behoud. Zij zeiven dachten vaak niet anders dan aan henengaan. Maar de Heere hoorde de beden en spaarde tegen alle ver wachting in. Anderen, ja, ontging het rouwkleed niet. En het rouwgewaad dekte een gapende wonde in het hart. Maar de Heere schonk kracht na kruis. En „Zyn krachtige arm wrocht Heil na leed." Ja, Hij nam er sommigeii weg. En wat deerde hun dat, wanneer ze in Christus ont sliepen 't Mochten dan jongen of ouden zyn, was 't voor de zoodanigen geen dankenstof Is „ontbonden te worden en met Christus zyn" niet „zeer verre het beste?" Bang en donker was 'tvaak in het tranen dal. Was er nochthands Zijn algemeene ge nade niet om te temperen? Keerde Hy niet veel," dat ten kwade gedacht was tot goed Het werk in Zyn Kerken ging voort. Het aantal zuiver zich openbarende Kerkeraden nam toe. Menige christelijke arbeid werd ken- nelyk gezegend. Stoffelijke zegeningen werden vermenigvul digd. Geestelyke bleven niet uit Genaderoep stemmen kwamen in menigte. Bekeering of verlevendiging werd van menigeen gezien. Het woord der prediking bleek vaak krachtigdoor den Heere gewerkt, geeerd, en bevestigd te wor den. Ondanks onze zonden, hoewel de Rechter voor de deur staat, tóch kunnen wij op zooveel lankmoedig zegenen terug zien, Looft den Heere Ziet, de Rechter staat voor de deur— en vrees lijk is het, Hem onvoorbebeid te ontmoeten. Hoeveel zonden in den'boezem onzer Kerken Hoeveel gedeeldheid. Hoeveel partijzucht. Hoe veel heerschzucht. Hoeveel lis.igheid. Hoeveel zonden tegen de Leeraren: Hoeveel zonden in de Leeraren. Hoeveel traagheid in de Zending. Hoeveel lauwheid in de getuigenis. Hoeveel bedillen. Hoeveel onwaar zijn. Hoeveel Kerk- verzuimHoeveel Avondcj^alsveronachtza- ming Wat vreeselyke zonden van land en volk en waereld. In ongeloof en bijgeloof. In ontucht en onmatigheid. In weelde en opschik. In drank en spel en lotery. Hoeveel zonden tegen IndiöTegen zijn Heidenen en zyn Christenen. Heidensche offers voor Christen geld gehouden. En voor „Chris tenen" geld geslagen uit den opium vloek Hoe groot elks persoonlyke zonden Lasteren leugen. Hoogmoed en zelfzucht. Zonden van iederen aard En hoe flauw het geesteiykleven. Hoe mat en dof ons lichtHoe weitelend onze getuige nis. Hoe zwak onze Liefde Zoo de Heere in het recht zou treden „Heere, Heere, houd toch op Wie zou er van Jakob biyven staan Want hy is klein Ziet, de Rechter staat voor de deurmaar voor Heilbegeerigen is Hij niet Rechter maar Redder. Gode zij dank, wij kunnen naar het Oudejaar terugzien zonder te vergaan. En, Gode zy dank, wy mogen de toekomst tegenblikken zon der te vertwyfelen. Het verleden predikt geen wanhoop, en het Nieuwe jaar spreekt van iets beters dan ondergang. Want in de waereld staat Christus' kruis. In dat kruis is de vergeving van alle schuld voor degenen, die in Christus Jezus zyn. En Hy „Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schen ken Alle dingen Hetzy algemeene nooden of persoonlyke be langen. Hetzy ziekte of zorgen. Smarten of vragen. Zonden of bekommernissen. Alles geeft God om Christus' kruis aan Heil begeerige schuldbeiyders. Al wat ;dient tot hun ijdelyk welzyn. Al wat dient tot hun eeuwig- Heil. Worde het Hem maar gebeden. Ook voor het Nieuwejaar. Ziet de Rechter staat voor de deur. Maar aan het kruis is het recht voldaan, de schuld geboet. Zoo is de Rechter tot Redder geworden. Nu brengt Hij redding en Heil dengenen, die Hem bidden. Zie 1898 velen veel samenbidden „Doe Uwen mond wyd open, en Ik zal Hem vervullen" is des RechtersRedders woord. Ferihga. Ze gaan voorby, de dagen en jaren, maar ze worden ons toegerekend. Het is of ze, naar mate wy ouder worden, gedurig sneller voorby- gaan. In werkeiykheid is het zoo nietwant van de schepping aan geeft de Heere God ons de dagen, de maanden en de jaren door den loop der hemellichamen in verband met de aarde op dezelfde wyze en dies op dezelfde tijden maar al is het in werkelijkheid zoo niet, voor ons gevoel is het zoo; en wel, omdat in de jeugd de toekomst van ons leven op aarde, in ieder geval zooals wij meenen, nog voor ons ligt, wij voor die toekomst ons voorberei den, er naar uitzien en er op wachten. Het wachten nu duurt ons altijd lang. Wy zyn zeer ongeduldig. In den ouderdom is het gansch anders, dan in de jeugd. De ouderdom met zy'ne gebreken doet ons gedurig zien en gevoelen, dat wij minder en minder worden, en dientengevolge denken, zoo niet vreezen, dat het leven op deze aarde eer achter dan voor ons ligt; ja, dat onze dagen weinige meer zyn. Men heeft het leven der aarde genoten. Het viel in zeer vele opzichten tegen. Het heeft aan de verwachtingen niet beantwoord. Het wachten, dat den tyd zoo lang deed vallen, is voorbij. De zorgen des levens zijn daarentegen meerder geworden. En wij hebben hier niet verkregen wat wy zochten, en niet gedaan wat wy doen moesten wij zijn daarom onvoldaan, en dat, terwijl zooveel ons zegt en gevoelen doet, dat onze dagen en jaren weinige meer zyn zullen. Het einde nadert ons met al te rassche schreden, het is avond en morgen, 1 Januari en 31 December, eer wy het weten. Dat 't leven hier eene gedachte is, dat wy daar henen gaan, als de jachtschepen begrypenwij beter en stemmen wy in den ouderdom veel gereeder toe dan in de jeugd. Want by het reeds genoemde komt dan nog, dat eene ge- heele reeks van personen ons is ontvallen en voor ons is heengegaan. In den ouderdom treffen wij er slechts enkelen meer aan, die met ons het leven aanvingenja, geslacht aan geslacht zagen wy reeds henengaan. Niet alleen het gebroken leven, maar zooveel om ons heen zegt het ons daarenboven, dat ook ons einde er weldra wezen zal. Is nu nameloos verdriet of onuitstaanbaar lijden ons deel, dan kunnen ons dientengevolge, zelfs als de grijsheid daar is, de dagen en jaren wel lang vallen en kan soms naar het einde worden uitgezien. Doch een einde aan het leven kunnen wij niet maken, dewijl wij men schen voor de eeuwigheid zijn geschapen. Onder Gods toelating kunnen wij alleen maar een einde aan ons leven op deze aarde maken. Doch leven wij zonder God en sterven wy dat doende in de zonde, dan gaan wy in het vol strekt onduldbaar, onafgebroken en eeuwig ly- den der helle over. Van kwaad tot erger dus. Hoeveel erger daar het lyden wezen zal, kon ons in de voor de eeuwigheid niet berekende taal der menschen evenmin worden aangezegd, als de heerlykheid van den hemel. Zy, die gelooven aan de onsterfelijkheid der ziel en de vergelding na dit leven, kiezen het leven boven den dood, al is het ook dat hun

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 1