Uit (le Heilige Schrift. VRIJDAG 17 DECEMBER 1897. ^VeEKBLAD GEWIJD AAN DE j->ELANGEN DER pEREFORMEERDE JCeRKEN in Zeeland, oord-Brabant en J^imburg. l)s. I HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. WORD WARM. Jakobus 2 1417. „Hy heeft ook niets beloofd. Maar hy deed erg broederlijkHy zag zoo vroom op ten Hemel en toen zeide hy tot ons. 6© Jaargang. No. 61. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem desHee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. -1 Sam. 15 22. Abonnmeent per 8 maanden f 0.85. Afzonderlijke nos. 8 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE CO INT RE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tydig, uiteriyk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. II. „Wat nuttigheid is het, mijne broe ders, indien iemand zegt, dat hy het geloof [heeft, en hij heeft de werken niet Kan dat geloof hem zalig ma ken? Indien er nu een broeder of zuster naakt zonden zyn, en gebrek zouden hebben aan dagelyksch voed sel en iemand van u tot hen zoude zeggenGaat henen in vrede, wordt warm en wordt verzadigden gijlie den zoudt hun niet geven de nood druftigheden des lichaams, wat nuttig heid is dat? Alzoo ook het geloof indien het de werken niet heeft, is bij zichzelven dood." „Verder bidden wy U," zoo zegt een der schoone formuliergebeden in de Liturgie van de Gereformeerde Kerken in Nederland, „ver der bidden wy U voor onze medebroeders die onder den Paus of Turk vervolging lyden. Wil hen met Uwen Heiligen Geest troosten, enge- nadigiyk daaruit verlossen. Laat niet toe, dat Uwe christenheid ganscheiyk verwoest, en de gedachtenis Uws Naams op aarde uitgeroeid worde, dat niet de vyanden Uwer waarheid zich beroemen tot Uw oneer en lastering." Een schoone smeeking. Een goede gedachte. Een heerlijke getuigenis. Want zoo blykt het in de smeeking waariyk ernst te wezen met den y ver voor de eere Gods. Zoo wordt inderdaad het gebed als weldoor dacht, en dus waariyk oprecht, openbaar. Zoo wordt getuigenis gegeven aan het be staan en het trekken van den broederband, die naar het woord des Heeren de door den Heiligen Geest uit God geborenen onderling verbindt, en als zonen van eenzelfde huis, als kinderen van Eenzelfden Vader, geestelyk sa menwonen doet. „Bloed is dikker dan water". DieSchotsche spreekwyze hebben afgevaardigden van Kerken uit de landen van overzee zoo dik welf met kennelyke voorliefde gebruikt op de Generale Synoden onzer Kerken. „Bloed is dikker dan water". Inderdaad, waar werkelyk verwantschap is, komt dat uit. En dat niet alleen bij vleescheiyke verwant schap maar evenzeer ja soms nog ster ker by geestelyk verwant zyn. Als som der ervaringen van Engelsche en Amerikaansche predikers zegt Dr. Watson, dat het ongeloofelijk is hoe krachtig en innig de band is en werkt tusschen Leeraren en hun leerlingen. Dat dit trouwens, van alle geeste lyk vaderschap en kindschap geldt, kan ieder verstaan, die maar bedenkt hoeveel voor eigen geestelyken vader gevoeld wordt. En dat zulke geestelijke banden zich niet laten doorsnijden door grenzen van land, volk, of taal, is inder daad van algemeene bekendheid. „Bloed is dikker dan water." Wat worden de harten warm, wanneer geesteiyke verwant schap blykt. Wat worden dan oogen en ton gen welsprekend Wanneer beiden één Heer kennen en dienen. Wanneer allen één Heiland erkennen en danken. Wanneer men tesamen één is in levensdoel en levensrichting. Wan neer ieder zyn levensmoed en levenskracht put uit dezelfde Bron „Bloed is dikker dan water." Hoe kunnen dan zij, die tesamen het aangezicht hebben als reizende naar Jeruzalen, hoe kunnen zy anders dan in God verbiyd, ook in elkander zich verlustigen? Ze verstaan elkander zoo. Ze hebben zoo een zelfde begeeren. Ze zien zoo uit naar een zelfde toekomst. Ze betreuren zoo eenzelfde verleden. Ze verfoeien 2;oo eenzelfde kwaad. Zo loopen zoo vaak eenzelfde gevaar. Ze stryden zoo samen tegen eenzelfden vyand. Ze wandelen zoo eenzelfden weg. Ze hebben zoo dezelfde bezwaren en zwakheden. Ze le zen zoo eenzelfden reisgids. Ze behooren zoo tot eenzelfde keurcorps. Ja, waariyk, ze ge voelen het, zoodra iemand in Christus broe der of zuster hun blykt„Bloed is dikker dan water." „Bloed is dikker dan water." We kunnen den Broeder zoo verbiydenwant hy is onze Broeder; zyn vreugd is onze vreugd. We kun nen hem zoo sterkenen zijn versterking is onze kracht. We kunnen zijn leed zoo ver zachten, in zyn smart zoo deelen, de roeping van Psalm 41 zoo aan hem volbrengen; want hy is ons immers zoo innig verwant. Geiyk hy deelde in ons leed, zoo troosten wy door mede te leven in het zijnezijn smart is onze smart; want ons hart komt met zyn hart overeen „Bloed is dikker dan water." Ja Zie, daar komt de Broeder. Maar niet in eere. Zelfs niet in de eere van een reuk van bizon- dere vroomheid of van ongemeen bloedig mar telaarschap. Er is zoo niets nieuwsgierigheid- prikkelends of belangstelling-wekkends aan hem. Geen Spaansche laarzen hebben zyn been ver plet, geen Spaansche bok zyn lichaam door- striemd, geen wipgalg zyn leden doen rooste ren, geen pynbank ze gerekt, geen koord zyn hoofd ontveld, geen beuiyzer zyn lichaam ge- ledebraakt Hij kan vry loopen, ademen, spre ken. Geen enkele toneelaandoening wekt hy op. Hy heeft alleen maar gebrek. Gebrek aan voedsel de een, aan kleeding een ander, aan woning een derde. Gebrek aan woning voor de Gemeente Gods een vierde. Dat is alles. Meer niet. Geen eten voor het lichaam de een. En de ander geen eten voor de ziel. Meer niet Wel, we wenschen, den man het besteHy is wel wat vreemdmaar dewyi hy een broe der is, kan hy toch niet zonder Heilwensch gaan? Eigeniyk is hy erg lastig. En is geheel zyn komst onzes inziens onbescheidenmaar we zullen ons christelyk-lief jegens hem gedragen, en ons vriendelyk erg vriendeiyk - van hem afmaken. Wél bezien, verveelt hy ons geducht: We hebben al zoo veel in eigen omgeving te doen. Hoe spoediger hij heengaat hoe beter, veel- eischende ongenoode gastVervelende Maar wacht even 't Is waar ook 't is onze zuster't Is onze broederOf hy komt voor onze broeders of zusters Ja, ja, bloed is dikker dan water. We zul len hem niet uitschelden, noch uitwerpen. We zullen hem beleefd uitlaten. Nog zelfs met een dierbaren zegenwensch er by Ga henen in vredeword warm en word verzadigd Lief; niet waar? „Hebt ge brood en vuur en licht?" roepen in het donkere hol kleumende kleuters moeder- tegen. „Ik heb wat beters" zegt moeder. „Beter dan eten, licht en vuur? O hoeheer- ïyk" jubelen de kleinen. „Chocolade en vuurwerk misschien Of nog heeriyker Gauw Moeder, we hebben zoo'n honger. We zyn zoo koud! Open de mand!" „Kinderen, ik heb geen mand. Ik heb den zegewensch van een goed mensch. O, 't was zoo treffendWord warm en word verzadigd" zei hy. En hy kreeg er een traan by in zyn oogen. „Is dat alles, Moeder „Hebt Ge uitstel van betaling gekregen? Is U een voorschot verleend vraagt de bleeke vrouw den huiswaartskeerenden man. „Neen vrouw maar ik heb toch wel iets. En wel iets beters." „Kwytschelding misschien Of een flinke som geld Of een goede betrekking O man zal er een eind zyn aan de zorg? Zal er weêr geluk wonen in ons huis?" „Gegeven heeft hij niets, lieve." „Maar beloofd dan? Wat heeft hy wel be loofd? Hy is immers onze broeder in Christus? En bloed is dikker dan water?" „O, ik begryp het alToen zeide hy, dat hy voor alles zou zorgen?" „Val mij nu niet in de rede. Hy zei niets van dat zorgen maar hy wou met ons bidden en daarnaar zeide hy zoo innig dierbaar: „Gaat henen, wordt warm „Is dat alles? Heb je toen niet gevloekt Wel Wat breng je mede van je collecte Is de buidel goed gevuld Is er hoop voor onze zaak Zijn we niet langer met lamheid ge slagen in onzen arbeid? 'tZal zeker wel goed zynwe kennen den goeden naam onzer broe ders. En bloed is dikker dan water." „Een oogenblikje, Voorzitter. Ik zal zoo aan stonds verslag doen. Laat my even op adem komen." „Op adem komeh? Is de geldbuidel dan zóó zwaar geworden?" „De geldbuidel is leêger geworden, President* Want er moesten toch reiskosten betaald. Maar ik ben nog onder den indruk van het vele goede, dat zy gedaan hebben." „Maar wat hebben ze dan gedaan? Ge weet, dat zonder het geld Gods eer hier wordt ge roofd en Gods zaak verloren. „President, ze hebben een gewichtigen stap gedaanwant ze hebben een heerlyk ding ge zegd. Ze hebben gezegd „Gaat henen in vrede."

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 1