6e Jaargang. VRIJDAG 12 NOVEMBER 1S97. No. 46. Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. Uit de Heilige Schrift. KERK. EEKBLAD GEWIJD AAN DE JBeLANGEN DER pEREFORMEERDE J^ERKEN IN pEELAND, OORD-|3RABANT EN J-vIMBURG. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnmeent per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. U itgev er: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. SCHAPEN DES GOEDEN HERDERS. XV. „Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen al de dagen mijns levens." Psalm 23 t>a. Des Goeden Herders, schapen worden veel vervolgd. Van eiken kant komen de belagers op hen af. Tot ieder middel nemen zij hun toevlucht. Tot elke laagheid blijken zij in staat. Voorwendsels weten zij in overvloed te vinden. En, zoo geen voorwendsel door hun arglistige sluwheid mocht gevonden worden, zien zij ten slotte ook tegen de schennigste rechtsverkrach ting, tegen het grofst geweld, tegen de schan delijkste misleiding niet op. Niets ontziet hun haat. Nooit meenden zij het waarlijk goed. Nimmer rust hun boosheid. Onvermoeid tieren zij. Rusteloos jagen zij. Onophoudelijk bestrijden zij. Aan alle zijden omsingelen zij. En wanneer het ook al bij hooge uitzondering aan de gejaagde ziel voor een wijle mag gelukt zijn, hun netten te ontwijken, hun wachters te verschalken, hun strikken te verbreken, en aan hun tieren zich te onttrekken, dan maken zij zich aanstonds op in heete drift tot felle vervolging!.' In radeloozen angst snellen-soms de schapen des Goeden Herders voor hen uit. Opgejaagd hierweggedreven ginds opgeschrikt elders voortgezweept steeds. Arme schapen Is er dan nergens veiligheid Is er dan nim mer vrede Biedt dan geen schuilplaats rust Is er dan geen ontkomen aan de zweep des drijvers? Vruchteloos schijnt de bede. Want ook wanneer zij bij den Goeden Her der zijn, gevoelen zij zich alweder vervolgd. Het overprikkeld gehoor vangt nieuwe, nade rende, geluiden op. Het angstig turend oog ziet nieuwe, vreemde beweging. En weer vaart de huivering door het bloed. En weêr spookt de vrees door het brein. En de ontteugelde verbeelding roept vreeselyke visioenen op van veelvoudig dreigend gevaar. En in wilde vlucht willen zij henensnellen, alles vergetend, zelfs des Goeden Herders beveiligende nabijheid, zoo hen niet Zijn stem weerhield. Zoo mag het wel geweest zijn voor de slacht offers van het Schrikbewind in het laatste der vorige eeuw in Frankrijk, toen dit viel. Keer op keer waren de onheilverkonders de kerkers binnengetreden, en hadden er de namen afge lezen van wie ter slachtbank werden gevoerd. Kon het anders dan dat de overgelatenen met ontzetting de voetstappen hoorden naderen, die kwamen om hun niet het schavot aan te kondigen maar hun behoud? Zoo ging het dat groepje visschers in dat kleine scheepje op Gennesareths meer. Zware arbeid, bange spanning, dreigende golven, bul derende storm, slechts een plank tusschen hen en hun graf. En daarbij al de verschrik kingen van den nacht. En het akelig afsteken van de schuimende golf koppen in het nach- telyk duister. En om alles te kronen een nog erger ont zetting. Een gedaante, die aan den horizon opdoemt, en niet verklaard worden kan. Een menschen - gedaante, waar geen mensch kan wezen. Een menschengestalte op de golf kruinen tredend als op een effen baan. Is dan het by geloof waar Komen de dooden den ten doode ge- doemden hun dood verkondigen En als die gestalte dan rustig en verheven nader komen blyft, wandelende op de zee, dan meenen zij dat zij een spooksel zien en schreeu wen van vreeze Van vrees voor hun Redder! Van vrees voor hun Heil Want het is hun Jezus Zoo ook des Goeden Herders schapen op aller lei gebied. Ja, 't is waarZe worden nog altijd vervolgd. Zelfs waar leeuw en beer wijken, wijken deze vervolgers niet. Zelfs waar de tafel aangericht is en de tegenpartyders afdeinzenkomen deze vervolgers nader. En 't is, alsof des Goeden Herders tegenwoor digheid ze eer uitlokt tot naderen dan afschrikt. Beveiligt dan zelfs Jezus' by zijn tegen de vervolging niet Ziet eens om schapenVlucht niet onbe- dachtelijk. Ziet eens, wie zy zijn, wier naderen U zoo ontrust! Soms zijn ze in kleederen des lichts stra lende lichtgedaanten van verheuging. Soms in dekkleederen van rouw, smaad en smart, niet aanstonds door ieder herkend. Maar steeds zyn ze gedienstige geesten voor hen, die de zaligheid beërven zullen. Vlucht niet langer voor hun naderende voet stappen Vreest ze zelfs niet, wanneer ze in rouwkleederen zyn gehuld! Ziet, de tegenpartijders blyven staan van verre, en zien het aan van tegenover U, wan neer des Konings feestdisch voor U wordt toe bereid. Maar Zijn tafelbedienaren snellen toe, en volgen U dus, wanneer Gy U aan den disch zet. Hoe zouden U anders Zyn gaven worden toegeréikt Om U te dienen vervolgen zy U op Zyn heerlijk bevel. En kent Ge hun kleed wellicht niet, wel nu dan stelle hun naam U gerust: „Immers zullen my Het Goede en De Wel dadigheid volgen al de dagen myns levens". Feringa. Uit de geschiedenis der Kerk. 1574—1578. I. Na korte onderbreking keeren wy tot de ge schiedenis onzer Gereformeerde Synoden terug, 't Laatst hoorden wy van de Provinciale Sy node van Dordrecht, gehouden 16—28 Juni 1574. Ons oog richt zich nu naar eene vol gende Synode, insgelijks te Dordrecht gehouden, en die de eerste nationale of algemeene Synode is geweest, in ons vaderland gehouden. Zy vergaderde 2 Juni 1578 en volgende dagen. Maar eer dat wij aan haar bizonder onze aandacht wyden, vertoeven wy eene wyle by den loop der gebeurtenissen, beiden voor Staat en Kerk zoo hoog gewichtig in de jaren; die tusschen de twee Dordtsche Synoden zyn verloopen. Merkwaardig tijdvakAan de eene zyde duurt de bange stryd om het bestaan, de strijd met het machtig Spanje nog aanhoudend voort, aan de andere zijde aanschouwen wy de wor stelingen van het herworven leven, zich ont wikkelend in Kerk en Staat, en zoekende naar vormen en wetten, om zich te openbaren en zyn bestaan te verzekeren. Maar ook de juiste verhouding tusschen Overheid en Kerk was een punt van wrijving, dat zich meer en meer be gon te openbaren. Wij zien hier het begin van eenen strijd, die eeuwen heeft geduurd en in zeker opzicht nog voortduurt. Nu heeft deze stryd zyne natuurlijke oorzaken, waardoor hij byna overal en altijd in meerdere of min dere mate zich vertoont. Overheid en Kerk hebben beide hun naar Gods Woord afgeba kend terrein, hun rechtsgebied. Doch nu zal men het maar zelden hierover over en weer geheel eens zijnen zoo zal ook onder de gun stigste omstandigheden de goddeiyke grensiyn dan eens van deze, en dan weer van die zyde worden overschreden. Maar in ons land had deze wrijving der machten nog bizondere oor zaken ook. Door geen menschen was dit ge zocht of gewrocht, nameiyk dat de banden tusschen Staat en Kerk zoo innig waren. Volksbestaan en Vryheid, om God te dienen naar Zyn Woord, waren in den stryd tegen Spanje één. De toestand van ons volk had ontzettend veel gelijkenis met dien van het volk Israël in de dagen van Mozes en Aaron en later. Doch dit was natuurlijk slechts een schijnbare, niet eene wezeniyke gelijkheid. En dit bracht velen op een dwaalspoor. En zoo werd er dan van de zyde der Overheid ge klaagd over de heerschzucht der predikanten, maar met veel meer recht moest worden ge klaagd over de aanmatigingen der Overheid in zuiver kerkelijke zaken, waardoor rechtmatige vrijheid der Kerk zeer aan banden werd ge legd. Wel werd het beperken der vryheid ver goed door openbare bescherming en eere en geldelijke voorrechten, en alzoo de bittere pil verguld, maar niettemin bleef het kwade kwaad, en tot op deze dagen heeft de gerefor meerde Kerk om hare vryheid geworsteld, doch die niet anders kunnen erlangen dan met achterlating van al haar goed en met derving van alle publiek eerbetoon. Schoon komen hier de gestalten uit van den Prince van O r a n i n en zijne medestander Marnix. Met hun helderen blik waren zy als 't ware hunnen tyd vooruiten verhoedden nog menig# gevaarlijke botsing, maar onder de regenten waren er niet weinigen, die niet ongenegen waren alle macht in de Kerk aan zich te trekken en die toen ter tyde reeds de Kerk van hare tucht wilden berooven en haar dwin gen menschen van allerlei leer en wandel in haar boezem op te nemen. De vryheid, waar mede de Kerk in 1574 hare aangelegenheden zelfstandig had geregeld, was hun een doorn

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 1