Uit de Heilige Schrift. KERK. VRIJDAG 8 OCTOBER 1897. No. 41. w Zeeland, eekblad gewijd aan de j^elangen der juere formeer de ^erken oord-brabant en j_hmburg. Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. 6© Jaargang. IN ONDER REDACTIE VAN Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen 1 ftah.15 f H' Abonnmeent per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 80 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tydig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. SCHAPEN DES GOEDEN HERDERS. XL „Al ging ik ook in een dal der schaduwe des doods, ik zou geen kwaad vreezen want Gij zijt met myUw stok en Uw staf, die vertroosten mij." Psalm 23 4. 't Is zoo donker in de dalen der doodsscha- duwen. Zoo beklagelijk, wie er in ronddolen. Zoo deerniswaardig is, wie er het pad ziet heenbuigen, en wie met den ouden Florentyn- schen zanger klagen moet „In ,t midden van den reisweg van dit leven Heb ik mij in een duister woud bevonden, Daar elk van 't rechte pad zich had begeven.,' Beklaag ze, die met wankelende schreden de gladde of steile berghellingen moeten af dalen, en, ondanks alle tegenkanting vaak, de donkere en dreigende doodsvalleien betreden moeten. Vertroost ze, zoo vaak het U mogeiyk moge zijn, hun een woord van vertroosting mede te geven als rustbrengenden lichtglans op hun donker pad. Verzwaar hun last niet, maar beërf den zegen van Psalm 41 door mede te leven in hun smart en te deelen in hun zoo bitter leed. Voorwaar, God zegent te Zijner tyd zulke troostersEn Hij doe duizendvoudig zegen toe aan hun deel Helaasmaar al te vaak wordt juist het tweede deel van Psalm 41 in toepassing ge bracht. Laffe, lage, zielen verlustigen zich in het leed van wie terneêrgebukt gaan onder smart of smaad. Lagen listiglyk leggen en laster laaghartig- lijk opwerpen is hun lievelingsbedrijfgelyk zij op hun beurt lievelingen zijn van den vader der leugenen. En hun deel zal zijn met hem in den poel, die daar brandt van vuur en sul- pher. Gelijk anderzyds Gods zegen ver vullen zal, wie zich jegens ellendigen verstan- diglijk gedragen hebben. Den last verzwaren, en het leed onlydeiyk maken, hoe vreeseiyk, dat wij menschen dat zoo goed verstaan Door de walmende dampen der aarde het weinigje licht verduiste ren, dat nog door de enge rotsspleten en de smalle opening tusschen de bergkammen by tyden de sombere vallei der doodsschaduwe althands met zekere schemering verlicht. Jaloerschheid, die rechte arbeidsverdeling verijdelt of welgemeenden arbeid valseh uitlegt, heerschzucht, die alle belang wil doen wyken voor eigen bevel hetzij billijk of onbillijk, en voor eigen ruwheid hoe zeer bestraffelijk ook, oppervlakkigheid, die zich als speelbal der sluw heid gebruiken laat en onrecht doet in den waan van te ijveren voor het recht, laster, die in het donker fluistert, wat zij niet openlijk durft uitsprekenen die eere bewyst in het openbaar, terwyl zy kuipt en gluipt in het verborgene, naijver, die op allerlei gebied (tot groote schade van personen en zaken) het woord des Heeren in vervulling brengt: „Zei- Ten gaat gij niet in, en die ingaan zouden, verhindert gy, gelyk de hond in de bekende Engelsche spreekwijze „a dog in the manger," die in de paardenruif gaat liggenen wel zelf geen paarden voeder lust; maar toch bromt en byt, wanneer de paarden er den kop heenste ken, zwakheid, die tot eiken pr(js de mee ning van anderen ontzien wil in plaats van naar resht en plicht eigen zelfstandigheid te handhaven, bekrompenheid, die hoogmoe- digiyk eigen persoon gewoonte en zienswijze uitnemender acht dan iemand of iets anders, kortom, geheel een leger van nevelen, die het nog donkerder maken in het donker dal der schaduwe des doods, dat toch ook zonder dit alles waarlijk niet te licht is! En wanneer dan zoo de last verzwaard wordt in plaats van verlicht, en de donkerheid ver meerderd, dan komen geiyktydig van allerlei kant vaak ramp by ramp te samen. Dat kun nen Kerken ervaren in tijden van scheuring of vervolging. Dat kunnen de enkele personen kennen in tyden van zielverscheurend harte- leed. Dat blijkt bij allerlei Christelijke belan gen, die samenwerking vereischen. „Al ging ik ook in een dal der schaduwe des doods, ik zou Wat zoudt ge? Wanneer jaloerschheid Uw arbeid versnippert, wanneer verkeerde maatregelen Uw kracht verlammen, wanneer verkeerde samenvoeging Uw werkkracht neutraliseert, wanneer ver deeldheid Uw werk verbreekt, wat zult gij dan Wanneer heerschzucht knelt, en ruwheid drukt, en oppervlakkigheid miskent, en laster liegt, en natver verderft, en zwakheid verslapt, en bekrompenheid bedilt, wat zult Ge dan? Wanneer de oude Waarheid voor U akelig nieuw wordt, dat menschen geen recht doen, wat zult ge dan? Wanneer dan de twijfelende vraag bij U op komt, of er wel een God iswanneer dit alles zóó maar kan voortgaan (gelyk eens by den dichter van Psalm 73), en Gij gevaar loopt te vertwijfelen aan God en menschen, gelijk Gy geleerd heb te vertwijfelen aan Uzelven, wat zult Gy dan? Zoo letten wij op tweeërlei vallei der scha duwe des doodsDe eene die, welke kennelijk door Gods hand is gemaakten de andere die, welke door de menschen als middelen in Gods hand is verdonkerd. Wat staat ons in zulke gevallen te doen? Hoe zullen wij die doorwan delen? Zal 'tniet 'het veiligst zyn dan maar veel de bede op te zenden „Leer ons, Vader, kleine kinderhanden in Uw groote handen leggen" „Al ging ik ook in een dal der schaduwe des doods, ik zou geen kwaad vreezen want Gij zyt met mij." Zalige kracht en troost liggen in zulk een reisstemming op den weg door het doodendal. Iemand zong er eens van: „Doe met mij, wat Gy wilt, Ik heb geen recht van spreken, 'tZij Gij mijn pijnen stilt, 't Zij Gij myn hart wilt breken. Ik leg mij zwijgend neer, Doe wat U goed dunkt, Heer.', Er is echter veel genade noodig om hiertoe te komen. En vaak is veel beter verstaanbaar wat een ander eens klaagde: „Ach wie zal keeren, 't droef gemoed, Dat schreien doet, Dat schreien doet, Om eindelyk erbarmen? Och dat de Goede Herder kwam, En 'tarme lam Nu medenam In Zijn vertrouwelijke armen Maar dan is onze Psalm een roepstem van vertroostingArm lam, Uw Herder komt Tegenover leeuw en beer en wolf zal Hy Rech ter en wreker zyn. Tegenover U in al Uw nooden en smarten Uw Redder Zich toonen. Hy zal den verdrukker verbryzelen, den laster aar vervloeken, den verderver keeren. Hij zal van Uw oog de tranen wisschen en U veiligiyk in veiligheid leiden. Hy zal Zijn vrede U geven onder het kruis en Zyn vreugde in den druk. Houd vrijmoedig het hoofd omhoog al drukken ieder en alles het neer, en juich„Ik zou geen kwaad vreezenwant Gy zyt met myUw stok en Uw staf, die vertroosten mij." God zal met zyn stok hen verbryzelen; maar ook door de leiding van Zyn Herdersstaf U ver troosten. Zonder die zekerheid bleef U niet anders over dan te klagen „Nu mocht ik liever hier van daan, En slapen gaan, En slapen gaan, •jj mynen lieven Heere! Het leven wordt my, waar ik toef, Naar mijn behoef Wat veel te droef, Dan dat ik't meer begeere!" Maar indien onze zielen ooit, lezers, zoo neêr- gebukt zijn onder de dreigend-drukkende don kerheid van de valleien der schaduwe des doods, dan zende God ons vertroosters, om ons te wijzen op Zyn stok en Zyn staf. Wie daar van de vertroosting leert zien, dankt de ver troosters, ziet op tot den Goeden Herder, en zingt het den straks aangehaalden zanger na (al is 't ook wellicht met tranen in oog en stem) ,,'tls alles, alles goed, Wat Gij my toe wilt zenden Ik dank, voor wat Gij doet En juich in alle ellenden Als ik slechts dit bevind, Dat Gij mij nog bemint Feringa. Uit de geschiedenis der Kerk. De Provinciale Synode van Dordrecht 1574 V. Op deze Synode werden ook de Classes ge regeld. Holland en Zeeland zouden er veertien tellen. Voorhands zouden sommige Classen zich combineeren om later bij meerdere uit breiding weer op zich zeiven te gaan staan. De Classicale vergaderingen moesten iedere maand gehouden worden. Walcheren vormde eene Classe op zich zeiven. Tot de Classe van Dordrecht, vooreerst met die van der Goude (Gouda) gecombi neerd, behoorden ook deCleunaart (de Klundert) en de Fynaart.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 1