Uit de Heilige Schrift.
KERK.
Belijdenis en School.
VRIJDAG 1 OCTOBER 1S97.
Ds. J.
HULSEBOS, Ds. J. II. FERINOA
en Ds. A. LITTOOI.I.
6e Jaargang.
No. 40.
EEKBLAD GEWIJD AAN DE
•J*
IN ^EELAND
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
J^ELANGEN DER jjEREFORMEERDE J^ERKEN
OORD-BRABANT EN J^IMBURG.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeideHeeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22.
Abonnmeent per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tydig, uite'rlijk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
„ALS EEN KINDEKE."
„Indien Gij U niet verandert, en
wordt gelijk de kinderken6, zoo
zult Gij in het Koninkrijk der
Hemelen geenszins ingaan."
Matth. 18 3.
Kleine kinderhanden leggen
In Gods groote Vaderhand",
Rustig opziend tot Hem zeggen
„Leid ons, Heernaar 't Vaderland."
Kleine kinderoogen richten
Naar des Vaders lieflyk oog,
En door Hem ons laten wenken
Naar des Vaders huis omhoog.
Kleine kindervoeten zetten
Op het steil, maar Heilryk, pad,
Dat, naar 's Grooten Vaders woorden,
Uitloopt op de Hemelstad.
Kleine kinderharten neigen
Tot des Grooten Vaders hart,
En te juichen„'k Ben Hem eigen
Beide in voorspoed en in smart!"
Kleine kinderwillen buigen
Naar des Vaders wtfzen wil:
Aan 't onstuimig hart betuigen
„O myn ziel, zwyg Gode stil
Kleine kinderhoofdjes vleien
Aan des Vaders trouwe borst,
En aan Zyn hart uit te schreien
Van de smart en zieledorst
Zegen, wie ons hierop wjjzen,
Leidend ons naar U omhoog!
Kroon hun werk met Vadermildheid
Leid hen met Uw Vaderoog
.Kleine kinderhanden leggen
In Gods groote Vaderhand,"
Leer het, Heiland! ons te samen,
Tot wy zyn in 't Vaderland
Feringa.
Uit de geschiedenis der Kerk.
De Provinciale Synode van Dordrecht.
1574
IV.
Naast Gaspar van der Heyden, denpraeses
die ons geen vreemdeling meer is, vinden wy
als scriba aan de synodale tafel te Dordrecht
Arnoldus Cornelii. Door zyne ouders
was deze voor de studie opgeleid. Te Fran-
kendaal was hy predikant geweest, totdat hy
in 1573 den die»st in zyne vaderstad (Delft)
had aanvaard. Hy was een geleerd en ijverig
voorstander van de Waarheid, zooals ook bleek
uit het openbaar dispuut, door hem in 1578
in vereeniging met een ander ambtgenoot tegen
Koornhert gehouden. Ook op de nationale
synode van Dordrecht, gehouden 1578 was hy
scriba, en praeses ter synode van Middelburg
1581.
Deze synode heet eene provinciale en terecht.
Toch was zy dit niet geheel in dien zin, als
wij thans van provinciale synoden spreken.
De Kerk, als georganiseerd geheel, bepaalde
zich toen nog slechts tot Holland en Zeeland.
Het overige des lands lag nog geheel of ten
deele onder de macht des vyands. En zelfs
ook uit Holland was de vertegenwoordiging ge
brekkig. De Spanjaarden lagen rondom Leyden
en waren nog voor een deel in Noord-Holland
meester. Daarom staat er ook op de presentie-
lystU t Noordt-Hol landtn i e m andt.
Ut de Classe van Leijden: nie
mand. De vergadering bestond dan ook uit
niet meer dan drie en twintig leden.
Dat de synode ook toegankelijk was voor
anderen dan de afgevaardigden, biykt uit het
getuigenis van Caspar Coolhaes, die, te
Leijden beroepen, aldaar niet kon komen we
gens het beleg, en nu zich eerst naar Delft en
daarna naar Dordrecht begaf, om als toehoor
der op de synode tegenwoordig te zijn.
Over het geheel dragen de Acta van deze
synode de kenmerken van het ernstig streven,
om zooveel mogelyk den ernst en de sober
heid van het Gereformeerde beginsel in het
Kerkeiyk leven te doen openbaar worden, en
daaruit allen Roomschen zuurdeesem weg te
doen. Zonder gebrek is het werk dezer vaderen
evenwel niet geweest.
Waar zy b. v. bepaalden, dat alle dienaars
eenerlei vorm van Kerkgebeden zouden ge
bruiken, met vryheid evenwel om er kort in
te voegen wat de nood vereischen zal, was dit
een te veel aan banden leggen van de vrijheid,
om de gebeden zelf te stellen naar ingeven
des H. Geestes. Latere Kerkvergaderingen heb
ben dan ook op verschillende punten, waar
dit kon en mocht, weder meerdere vrijheid
gegeven.
Als leerboek in de Kerken werd de Heidel-
bergsche Catechismus alleen vastgesteld. (De
Embdensche synode had nog plaats gelaten
voor andere, zoo maar den Woorde Gods Con
form). Toch werd aan de Dienaren vrygelaten,
om uit het Korte onderzoek te laten
leeren. Men verwarre dit niet met ons tegen
woordig Kort begrip, hetwelk van later tijd is.
Het hier bedoelde boekje is: Eene corte
ondersoeckinge des ghelooves
over denghenen, die haar tot de
gemeynte begheven ende des Hee-
ren Avondmaal met haar houden
willen. Het was door a Lasco opgesteld,
uit het Latyn in het Nederduitsch overgezet,
en bij onze oude liturgische schriften gevoegd.
Hulsbb«s.
Na de groote hervorming in het begin der
16e eeuw was dit vooral de fout dat de Gere
formeerden de Oud-Testamentische Volkskerk
in navolging van Rome, wilden. Vandaar dat
zy, als Rome, uit dorp en stad en land banden,
hen, die niet met de gereformeerde leer wilden
meegaan. In plaats van hen alleen uit de Kerk
te houden, en, zoo noodig, te bannen, banden
zij hen ook uit de plaatsen der inwoningja,
zij beleden, dat dit ook de Overheid moest
doenen meer dan één verzoek in dien geest
kwam tot de Overheid. Het standpunt van
Willem den Zwijger en van de Passificatie van
Gent wilden zij niet, zy bestreden en verwier
pen het. Dit standpunt wasde Kerk naar
het Woord van God zuiver houden, dus daarin
hen niet toelaten, maar daarentegen hen in
het land overal dulden. Dit standpunt is, naar
het ons voorkomt het Nieuw-Testamentische.
Immers, de apostelen moesten de landen ingaan,
niet om de menschen te bannen en uit te
roeien, maar om hen voorde waarheid, zooals
ze in Christus is, en mitsdien voorde Kerkte
winnen.
De heerschende gedachte, dat men eene volks
kerk moest hebben, en de dwang, die daaruit
geboren werd, waren beide oorzaak dat velen,
die niet gereformeerd waren mee uittrokken
en dat alzoo de Kerken der hervorming weldra
verbasterden.
De gedachte, dat de volkskerk moest gehand
haafd worden, droeg er ook toe by, de „afge
scheidenen" met alle krachten te vervolgen.
Kerkgenootschap en Overheid saam dwongen
toen de menschen om leden van het Genoot
schap te blyven. Dat deden zij in 1886 nü de
baan gebroken en er meer begrip van vryheid
gekomen was, zoo niet meer. Zy konden het
nu niet meer, de tijd was daarvoor voorbij.
Naschreeuwen en zorgen dat geen schoenriem
meegenomen werd,was in 1886 meer aan de orde.
In 1834 waren de Kerken, die de Kerkge-
nootschappeiyke banden verbraken, zich van
het historische recht op veel en velerlei wel
bewustdoch het zou destijds eene dwaasheid
geweest zijn zelfs maar te denken, dat de rech
ten er op erkend en geëerbiedigd zouden wor
den. Men had reden biyde te zyn, als men
mocht heengaan en ongestoord saamvergaderen.
Men heeft om de Volkskerk in Nederland al
thans onder de protestanten te bewaren, de
rechten van de gereformeerden gedurig moeten
inkorten, en die van de mannen der Rede ge-
stadigaan moeten vermeerderen. Vóór 1816
was er geen leervrijheid, en dies konden de
Kerken toen nog tucht toepasssen op hen, die
afweken in de leeromdat de grondslagen der
Kerken destyds nog niet ondermijnd waren,
was het nog slechts eene quaestie van praktijk.
Sinds 1816 is dat anders, en hoe langer hoe
meer gansch anders geworden. Onderkoning
WillemI is, zooals wij weten, één woord veran
derd, het woord „omdat" is door het woord
„in zoover" vervangen. Vóór 1816 luidde het:
omdat de belydenisschriften op Gods Woord
gegrond zyn, moet dienovereenkomstig geleerd
en beleden wordendoch in 1816 werd het
in zoover zij daarop gegrond zyn, moet dat ge
schieden.
Door deze verandering werd het hek van
den dam genomen en werden de sluizen open
gezet.
Daarenboven zyn de Kerken tot een genoot
schap gemaakten in dat genootschap is ruimte
voor het volk met zyne wyduiteenloopende
beschouwingen gekomen, doordat de band der
beiydenis was doorgesneden. En wij zyn er
dezer dagen weer aan herinnerd, welk een
snellen afloop van wateren er sinds gevolgd is.
Het gebeurde, niet te Gouda, zooals de Mid-
delburgsche courant zegt, maar te Stolioyk be
paalt er ons by.