Uit de Heilige Schrift.
KERK.
6e Jaargang.
VRIJDAG 17 SEPTE3IBER 1S97.
No. 38.
Ds. J. HULSEBOS, I's. J. H. FE RIN (IA
en Ds. A. LITTOOIJ.
EEKBLAD GEWIJD AAN DE j^ELANGEN DER pEREFORMEERDE J^ERKEN
IN ^EELAND, J^OORD-jSRABANT EN JPlMBURG.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeideHeeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van destem desHee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 $<un. -
Abonnmeent per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
8 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE CO NT RE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tpig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
SCHAPEN DES GOEDEN HERDERS.
X.
„Al ging ik ook in een dal
der schaduwe des doods, ik
zou geen kwaad vreezenwant
Gij zijt met mijUw stok en
Uw staf, die vertroosten mij."
Psalm 234.
Met des Goeden Herders schapen gaat het
altijd goed en zal het eeuwiglijk wel gaan.
Maar zij hebben het niet altijd goed, al gaat
het hun goed. En zij gevoelen zich niet altijd
goed, al is hun Herder goed.
Het gaat soms met hen verre van voorspoe
dig. Zy zijn soms op zeer steile en ruwe
wegen, 't Zyn in berglanden vaak onooglijke
en bezwaarlijke, ja gevaariyke paden, die naar
de frissche, veilige, en welige Alpenweiden
voeren. En verre van begeerlijk schijnt het
volgen van den Goeden Herder dan.
Zoo kan de weg ook onder des Goeden Her
ders leiding soms voeren langs diepe kloven of
door gapende afgronden. Diepe, donkere paden,
dreigend verminking of dood. Sombere, huive
ringwekkende holen in eeuwige schaduw ge
huld. Waar hooge bergspitsen het liefeiyke
licht onderscheppen. Waar hooge rotskammen
het eind zijn van steile gevaarten, die somber
zwijgend of akelig de echo's weerkaatsen. Waar
overhangende rotsblokken of ingebogen rots
muren het hart van wie onder hen doortrekken
vervullen met schrik en ontzetting. Waar
steile rotswanden, schier loodrecht opryzend,
de gedachte zelis aan ontkomen buitensluiten.
Waar de schuimende bergstroom zyn door ver
woesting donker getinte wateren brullend
voortzweept in de kokende diepte, een somberen
lijkzang zingend in zijn hartbeklemmend ge
weld.
Arm schaap
Ik dacht dat Uw Herder U „aan zeer stille
wateren leiden", U veilig voeren zou? Uw
kracht en moed beide, zyn immers voor zulk
een weg te zwak?
In het dal, waar de dood dreigt, waar ieder
geluid als een ïyklied weerklinkt, in het „dal
der schaduwe des doods" wat doet
gij daar En wat vermoogt Gy er
Yertwyfel nu maar. Angstig blatend, of on
derworpen zwygend, reken op het ergste,
en wacht maar uw doodvonnis af, of verlaat
in wanhoop uw Herder maarwanneer u zulke
wegen wachten kunnen, dan is er immers
geen hoop?
Toch blijven zulke wegen den schapen des
Goeden Herders niet bespaard. De grazige
weiden, waarin Hij hen doet nederliggen, zijn
veilig en liefeiyk, en de wateren aldaar zijn
„zeer stille wateren." Maar de wegen, waar
langs men derwaarts gaat, zyn soms verre
van veilig. Vaak werkelijk door een „dal der
schaduwe des doods."
Ook hier is het tijdelijke weer tot een beeld
der geestelijke zaken. De weg naar den Hemel
voert bij tyden door heel wat duistere diepten.
En het ingaan in de vallei der doodsschaduw
kan aan Gods kinderen niet worden bespaard.
Onverdiende boosheid van menschen of kna
gend zelfverwyt. Uitwendige achteruitgang
op stoffelyk gebied of geestelijke twijfeling en
aanvechting. Zielesmart of lichaamsleed. Druk
kende smart, dreigend l~ed aan eiken kant
Vreest niet, schapen des Goeden Herders.
Gy zyt niet alleen. Hij zal de zijnen niet
begeven noch verlaten. Hy betoont hun Zyn
Herderszorg.
En wat zou het schaap dan vreezen Dwa
ling en list, gevaar en geweld, zy blyken alle
machteloos.
„Want Gy zyt met mij, Uw stok en Uw
staf, die vertroosten my."
Wanneer in lichaamslijden Gods gunst ver
kwikking geeft, komt het woord van onzen
Psalm in vervulling. Wanneer tijdelijke smar
ten dreigen te oversteb ?n, is Hy daar. Wan
neer allerlei berooving over ons komt, verrykt
Hij. Wanneer het hart in droefenis zichzelf
verteert, biedt Hij troost.
Wanneer de dood vereenzamen komt of
erger nog bij het leven der vrienden de
vriendschapswarmte verglom, ook dan is Hij
naby, en brengt zijn gemeenschap troost.
„"Wauneer ik al myn leed mag aan Uw voeten leggen,
Als ik in 't diepat der smart tot U „mijn God"
mag aeggon,
Als 'k weet, dat Gy mij mint, my niet verlaat, o Heer,
Dan wen8cht mijn ziel niets meer."
Feringa.
Uit de geschiedenis der Kerk.
De Provinciale Synode van Dordrecht.
1574
II.
De prins van Oranje was er aanstonds op
uit, om aan de behaalde overwinningen een
biyvend karakter te verleenen, door ook het
staatsbestuur te regelen en zoo aan de omwen
teling eene goede organisatie toe te voegen.
De Statenvergadering, door Al va tegen 15 Juli
naar 'sGrayenhage beschreven, kwam door
's prinsen toedoen op dien zelfden datum te
Dordrecht bijeen, doch tot geheel andere doel
einden als waartoe Alva dit had gewenscht.
Na eene redevoering van 's prinsen boezem
vriend Marnix besloten de Staten van Holland
en Zeeland den prins als wettigen stadhouder
des konings te erkennen en hem de noodige
gelden voor het leger te verschaffen.
Op deze Statenvergadering werd ook volle
dige vryheid van religie vastgesteld, zoowel
der Gereformeerde als der Roomsche, sonder
datdaer yemantempesschement,
hinder of moeyenisse gedaensoude
werden. In dien geest was ook de instructie
van den Heer van der Marck, krijgsoverste in
Holland.
Doch met dat al was de zegepraal nog lang
niet verzekerd. De Bartholomeüsnacht te Parys
(24 Aug. 1572), toen daar de protestanten zoo
schandelijk vermoord waren, bracht verslagen
heid onder ons volk en overmoed onder de
Spanjaarden. Bergen in Henegouwen moest
zich overgeven, de prins dankte zijn leger af,
en in het bloedige jaar 1572/73 werden Zutphen
en Naarden en Haarlem uitgemoord.
Toch hield de omwenteling stand. Wonde
ren van heldenmoed waren te Haarlem ver
richt, van Alkmaar begon de victorie, de Wa
tergeuzen overwonnen op de Zuiderzee en brach
ten Bossu gevangen binnen Hoorn.
Intusschen was qpk de prins van Oranje tot
de Gereformeerde religie overgegaan. In eenen
brief van den predikant Wilhelmi uit Dordrecht
aan de Hervormde Gemeente te Londen ge
schreven, wordt die overgang aldus beschre
ven Ten laetsten, broeders, en
hebbe ick U. L. niet konnen verber
gen die genade, die onsGodtbewee-
zen heeft, datdiePrinsevanOranje,
onse Godtsalige Stadhouder hem
tot der gcmeinte begeeven, het
broodt desHeerenmettergemeinte
gebrooken, en hem de discipline
onderworpen heeft, hetwelke niet
klein te agten en is.
Omtrent de vryheid van religie werd even
wel spoedig door de Staten verandering gebracht.
Juist om dien tyd (1573) was de verbittering
tegen de wreede Spanjaarden ten top gerezen.
Om dien tyd ondervond men ook, hoe vele
Roomschgezinde leeken en geestelyken, nog
met den vijand, den Spanjaard, heulden en
conspiratie smeedden. Daarom besloten de
Staten op hunne dagvaart te Leyden, d a t m e n
de uitoefening der Roomsche reli
gie zou schorsen en verbieden.
Intusschen woedde de stryd voort. Men
schreef 1574. De Staten vergaderden te Rotter
dam. Behalve wat in deze vergadering werd
besloten tot ontzet van Leyden, werd ook om
trent de Kerken een besluit genomen. Deze
resolutie luidt aldus
Ordre opdebetalingederPredi-
canten in de Steden en Dorpen.
De Staten willende uit goede devotie ordre
stellen op het Onderhoud van de Leeraars en
Dienaars des Goddelijken Woords, daar inne
vooral behoort voorzien te worden, hebben een-
dragtelijk besloten en geordineert, dat alle
Leeraars soo wel binnen als buiten de steden
van Hollant, voortaan jaarlyks voor allen an
deren betaalt sullen worden uit de gereedste
inkomsten van de goederen tot den kerkedienst
binnen de steden of vlekken, haarluider woon-
plaatse, specteerende of toebehoort hebbende
en ten einde goede opzigte genoomen en ge
houden mag worden op de qualiteit van de-
selve Leeraars, sullen de Magistraaten van de
voornaamste Steeden en Plaatsen, elk met haar
luider Leeraars moogen handelen en overkoo-
men, op haarluider jaarlyks Tractement en on
derhoud, na de bequaamheid van de persoon,
en met goeden insichte op de lasten van de
Huisvrouwen en Kinderen, te weeten in de
Steeden ten hoogsten tot drie honderd guldens
's jaars en in de Dorpen tot twee honderd ge-
lyke guldens, mits dat deselve Leeraars daar
enboven in alle Steeden en Dorpen sullen ge
nieten onze Huishuren, enz
Dit is een opmerkelijk stuk. Wy vinden
hier het begin van de zilveren koorde, die zoo
veel kwaads over de Kerken heeft gebracht en
die door velen nog met zóó veel welbehagen
wordt gedragen en gevierd, dat men liever het
vaderland in de armen van het liberalisme