VRIJDAG 10 SEPTEMBER, 1S97. in Zeeland, ^Veekblad gewijd aan de ^Belangen der ^reformeerde |^erken J^oord-JBrabant en JwIMBURG. Ds. J. HULSEBOS. Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. Uit de Heilige Schrift. ix. KERK. 6e Jaargang. No. 37. ONDER REDACTIE VAN Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnmeent per 3 maanden f 0.85. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINtRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. SCHAPEN DES GOEDEN HERDERS. „Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil." Psalm 233c. Wanneer de Goede Herder Zijn schapen ver der leidt op den rechten weg, gaat dit niet zonder zeer veel moeilijkheden. Maar terecht zegt zeker uitgeversmotto„Door God geleid is wel geweid." De Goede Herder geeft de leiding en verzorging zijner schapen niet op, al maken zij het Hem zoo zwaar. Hij wijst hun het spoor der gerechtigheid; maar die weg schynt hun veel te moeilijk. Hy zet hen op den weg der gerechtigheid maar dat pad schijnt hun veel te dor om er voedsel te verwachten. Hij lokt hen het pad der gerechtigheid op; maar lelzijdo van die baan lokken hen de schijnbaar zoo grazige weiden des duivels en de niet stille wateren der ongerechtigheid veel meer. Hij drijft hen berispend de baan der gerechtigheid op maar zy klagen dwaselyk over Zijn aandrijven, of laten zich door ingebeelde onveiligheid en, in Zyn nabyheid onnoodige, vrees afschrikken Yan dezen heilsweg. En wanneer zij al niet afzwerven of terug wijken, dan is nog hun voortgaan op dien weg zoo verkeerd en gebrekkig. Het eene oogen- blik zoo sleepend traag, al maant Hij tot haas ten. Het andere oogenblik zoo voorbarig vlug, al roept Hij, (Die „zachtkens" voert) hen, om toch dicht bij Hem te blijven, Die alleen hun wijsheid en hun veiligheid is. Zoo maken wij telkens den Goeden Herder den arbeid zwaar. Nu eens lichtvaardig sterk in eigen kracht; straks weêr de ware leer onzer onmacht tot onware voorwendsels onzer traagheid misbruikend. Zoodat het „Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid" steeds ge paard moet gaan met het „Hij brengt mijne ziel terug." Wat ondankbaar, verdrietelijk werk Waarlijk, zoo Hy een „huurling" ware, Hij hadde ons reeds lang aan ons lot overgelaten, en Zich niet meer om Kerk of Zending of eenige andere Christelijke werkzaamheid be kommerd, en noch minder bemoeienis gehou den met de dwaze en lastige zielen Zyner zwerfzieke schapen. Maar Gode zij dank Hy is geen huur ling De schapen zyn Hem eigen. Gaan Hem ter harte. Hij kan hen dus niet willen over laten aan hun ellendigheid. „Hij brengt mijne ziel terug Hij leidt my in het spoor der ge rechtigheid. En Hij is zoo machtig en zoo wijs Wanneer Hij de leiding in het spoor der ge rechtigheid niet overgeeft, dan brengt Hij Zijn schapen gewisselijk aan het voorgestelde doel. Hij neemt door den Heiligen Geest steeds meer hun hart in tot Zijn woning. Hij drijft er door Dezen Geest steeds meer uit, wat met die in woning onbestaanbaar is. Hij maakt hun het goede tot heilige hebbelijkheden. En door de genade des Heiligen Geestes wordt hun zoo volkomen tot hun eigendom gemaakt hetgene zij in Christus hebben, dat zij straks geheel volmaakt voor den troon van God staan om er God te prijzen voor de gave van Dezen Goeden Herder, Wien hun hart en mond eeuwiglyk loven en eeren, omdat Hij hen heeft geleid in het spoor der gerechtigheid. Want het was Genade Zij hebben het niet besteldnoch bewerkt, noch betaald. Zij hebben het slechts bemoeilijkt. Hij deed het Diet om henmaar ondanks hen. Hij deed het gelijk Ezechiël telkens aan Juda in herinnering brengt niet om hunnent wil, maar om geheel andere oorzaak. Waarom dan? Wat beweegt Hem, een zoo zware en ondankbare taak op Zich te nemen, en op Zich te houden „Om Zijns Naams wil." Om Zijns Naams vil. Zie hier de sleutel die' ons hét" raadsel van onzen Rsaïhi opent. Het is Gods eigen, vrijmachtige, uitverkiezende Liefde. Het is Zijn Naam, de Openbaring van Zyn wezen, die er bij betrokken is. Eenerzijds uitwendig: Het raakt de eere Zijns Naams. Zijn schapen zyn bekend als dragers van Zijn Naam. Hun Heil is Zijn eer. Hun ellende doet Zijn Naam lasteren. Zyn zaak en hun zaak zijn nu eenmaal onafscheide lijk saamgebonden. Die beiden zijn een. Zoo is het dan, dat hij hen terecht brengt, en hen leidt in het spoor der gerechtigheid omdat er de eere van Zijn Naam mede is gemoeid. Welk een Liefde, die zoo hun lot en het Zijne samenvlocht. Welk een veiligheid, zoo Zijn eer te hebben tot onderpand Maar dat „om Zijns Naams wil" moet ook dieper opgevat inwendig. Zijn Naam is de openbaring van Zijn wezen. „Om Zijns Naams wil", wyst dus aan, dat Hij redenen uit Zich zelf neemt, om den Zijnen Genadig te wezen. Dat Hy om met Psalm 18 te spreken -- de Zijnen redt omdat Hij daar nn eenmaal lust in heeft." Zonder eenige verdienste hun nerzijds. Zonder eenige beweegreden in hen. Alleen uit de in Zyn wezen gegronde uitver kiezende Ontferming, die in Zyn Naam uit drukking vindt voor de verlosten. Welk een troostWant is het dan alleen om Hem, dan zal Hy nimmer Zijn hand van zijn schapen aftrekken. Is het dan alleen om Hem, dan zijn zij veilig in Zijn hoede ondanks zichzelven. Welk een LiefdeWant zoo blijkt Zijn Naam de ontsluiering van het Liefdehart des Goeden Herders. Prijst en looft o schapen des Goeden Herders Uwen Leidsman! „Hy brengt de zielen terug; Hij leidt in het spoor der gerechtigheid om Zijns Naams wil." Feringa. Uit de geschiedenis der Kerk. Be Provinciale Synode van Dordrecht. 1574 I. Wij treffen nu de Synode op Noord-Neder- landschen bodem aan. Sedert de Embdensche vergadering was er veel gewichtigs in ,pns vaderland voorgevallen. Op den eersten April 1572 namen de Water geuzen den B r i e 1 in. T r e s 1 o n g, de ad miraal, is de eigenlyke held van dit feit. Het is vooral op zynen aandrang geweest, dat men dezen sleutel des lands in handen hield. B o s s u kwam schielijk toegeschoten, om den opstand aanstonds in zijne geboorte te smoren, maar hy deinsde met veel verlies terug voor eene verdediging, waarbij ieder, ook der burgers, het zijne ijverig deed en zelfs de onstrydbare sexe hare voorschoten scheurde, om er lonten van te draaien met eigen hand. Zoo brak het eerste licht van den dageraad onzer verlossing door. A1 va, bezig om de Brusselaars met galg en strop tot het leveren van den tienden penning te dwingen, hoorde de mare met kom merloos aanschijn, maar niettemin met bela den hart. De prins, zich te D i 11 c n b u r g tok eenen nieuwen veldtocht uitruétehde, was eerst ovei dezen zonder zijn voorkennis uitgevoerden in val, weinig gesticht. Evenwel ontzegde hij aan de geuzen zijnen bystand niet en toen ook Vlissingen al aanstonds daarop de Spaan - sche bezetting uitwierp, zag hij snel het gewicht der onvoorziene beroerte in en schreef brieven aan vele steden met dringenden wensch en ernstige vermaning, dat men met manneiyke kloekmoedigheid het aangevangen opzet vol voeren en het onrechtmatig en onverdrageiyk juk der Sp an j aarts ganschelijk afwerpen mocht. E n k h u i z e n gaf al spoedig gehoor aan deze vermaning en de overgang van deze sterk gelegen stad was niet minder belangrijk voor het Noorder kwartier, dan die van den Briel voor Zuid-Holland en van Vlis singen voor het Zeeuwsche gewest. Terzelfder tijd nam graaf Lodewijk het Hene- gouwsehe Bergen door verrassing in en viel des prinsen zwager, graaf van den Berg, in Gelderland enOverijssel. Na verloop van eenige weken waren er maar weinige plaatsen meer, die zoo hardnekkig als Amsterdam, bleven weigeren, om het vaan del van Oranje op te steken. Te betreuren is, dat deze omwentelingen soms met onnoodig bloedvergieten gepaard gingen. Een schryver uit die dagen zegt daar van Dat is „ten spieghle, wat eene gemeente al doet, ofte wat ze niet ongedaan laat, als hare lijdzaam- heit door terghen op terghen in raazernye verkeert." Maar ook al aanstonds openbaarde zich bij het volk de begeerte naar het Evangeliewoord en werd de gereformeerde religie yverig beoe fend. Men achtte zich gelukkig, dat men vry naar de openbare preeke mocht gaan, al ver gaderde men dan ook maar vooreerst in ©pen- bare plaatsen, zooals te Dordrecht onder eenen lindeboom van den Kloveniersdoe len. Maar meestal nam men aanstonds de Kerken in bezit, wat zelden zonder beeldbre king geschiedde en werden de leeraars terug geroepen, die over de grenzen waren gevlucht. Zoo eischte en verkreeg de Hoornsche ge meente de groote Kerk en riep haren geliefden leeraar Clemant Maertenszoon terug, die als balling te E m b de n vertoefde.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 1