Uit de^ Heilige Schrift.
KERK.
VRIJDAG 27 AUGUSTUS 1S97.
No. 35.
Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA
en Ds. A. LITTOOIJ.
styi
6e Jaargang.
EEKBLAD GEWIJD AAN DE j^ELANGEN DER pEREFORMEERDE J^ERKEN
N OORD-BRABANT EN LlMBURG.
IN ^/EELAND,
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeideHeeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22.
Abonnmeent per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE CO INT RE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tydig, uiteriyk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
SCHAPEN DES GOEDEN HERDERS.
VIL
„Hij brengt mijne ziel terug."
Psalm 23 3a.
Wanneer de Heiland in de eene gelijkenis
van Lukas 15 in vier afdeelingen Gods ver
houding tot de zondaren bespreekt, dan is er
ook een gewijd aan het zoeken van den Goe
den Herder.
En dat ligt ongetwijfeld ook in de gedachte
van onzen tekst. Om de afgedwaalde ziel te
rug te brengen moet de Goede Herder twee
dingen doen Haar opsporen en haar terug
voeren.
Dat kost veel zelfverloochening en zware
offersEenerzijds aan de bezwaren in dat zoe
ken. Anderzijds om de onwaardigheid van het
schaap, "^faar cle ~0oe<!ê Herder schuwt dat
niet. Den huurling kan het te moeilijk zijn.
Hij wil niet meer opofferen, dan hem door
zijn loon vergoed wordt. Maar het ware her-
dershart offert zijn alleswant het offert zich
zelf. En het waardelooze en verkeerde der
weggeloopen schapen vermeerdert slechts zijn
deernis.
Is dit reeds in meerder of minder mate al-
zoo met de onderherders van den Goeden
Herder, hoeveel te meer dan met den Opper
sten Herder der schapen
Hebben Zendelingen en Predikers vaak voor
hun volk meer geofferd dan zelfs in woorden
te brengen zou zijn, en zichzelf ten volle ge
geven, hoeveel meer dan de Barmhartige
Hoogepriester Jezus Christus
Hij heeft zijn schapen gezocht met onver
gelijkelijke Liefde „met innerlijke ontferming
bewogen zijnde." En gelijk de aardsche her
der over rots en klip, door stroom en kloof,
door doorn en heester, gaande zijn spoor tee
kent met zijn bloed, zoo heeft het deze Jezus
gedaan.
Hij begon zijn tocht in Bethlehem, en drenkte
aanvankelijk met tranen Zijn pad. Maar volg
slechts Zijn spoor, zie hier in Gethsémanê
liggen groote droppelen bloedshier bij Annas
en ginds bij Kajaphas schijnen almede de
bloedvlekken niet te ontbrekenbij het Ro-
meinsche rechthuis is nog alles met het bloed
der geeseling bedropen, en een bloedspoor leidt
U van daar naar het bebloede hout van het
kruis.
„De Goede Herder stelt Zijn leven voor de
schapen." Ten koste van Zijn bloed heeft Hy
hen gezocht. Met Zijn dierbaar bloed heeft
Hij hen gekocht.
En die alzoo gezochten en gekochten be
arbeidt Hij nu door Zijn Heiligen Geest. Hij
keert hun wil en hun begeerten om. En door
de wederbarende Genade des Geestes werkt
Hy Reformatiën in de Kerken en een begin
van bekeering en heiligmaking in de harten.
En zoo werkt Hij in beginsel dien omkeer, die
op de tweede helft van ons vers uitloopt en
die in de eerste helft kortelijk wordt aange
wezen „Hij brengt mijne ziel terug."
Zoo ontfermt Hij zich over het diep verval
Zijner Kerken in de middeleeuwen. Eerst Ant
werpen en het Zuiden, straks de Noordelijke
Nederlanden, worden de bewyzen van Zijn
trouw ook in dit terugbrengen van het afge-
doolde. En wanneer dan straks Noord Neder
land weer afzwerft, en over het Zuiden als
de geest eens diepen slaaps schynt uitgegoten,
dan wekt Hy krachtige, reformatorische, stroo
mingen. Dan doet hij de Kerken van het
Noorden in Simson's triomf, de banden verbre
ken en geeft in het Zuiden in Antwerpen en
Brussel de blijken, dat Hij nog het terugbren
gen niet moede is en zoo gaarne door Zijn
Geest er Heil werken wil. Welk een Liefde.
O, zie men toch toe, dat men die niet wedersta.
En in het hart des zondaars
In menige roepstem komt van verre tot hen
het zoeken des Goeden Herders. Straks raakt
Deze zijn hart aan me. even wekkende macht.
En nu wordt het toenadering in plaats van
afkeerigheidzoeken in plaats van mijden en
vlieden. En straks ziet de verloste ziel met
innigen dank op Zijn arbeid terug en jubelt
„Eere en dank zij den Goeden Herder; want
Hij brengt myne ziel terug."
Feringa.
Uit do geschiedenis der Kerk.
Fmbden.
IV.
„Geen Kerke sal over eene andere Kerk, geen
Dienaar des Woords, geen ouderling, noch diaken,
sal d'een over d'ander heerschappije voeren,
maar een yegelyk sal hen voor alle suspiciën
en aanlokkinge, om te heerschappen, wachten."
Dus vangt de Embdensche kerkenorde aan.
Waren de Wezelsche artikelen voorbereidend,
deze kerkenorde vormt den grondslag van alle
latere.
In dit eerste artikel ligt geheel het ware bij-
belsche karakter der gereformeerde Kerkregee-
ring opgesloten.
Wij vinden dit artikel min of meer gewijzigd
ook in de volgende kerkenordeningen. En
wanneer het daar dan zoo gevonden wordt te
midden van tal van artikelen, die allerlei za
ken regelen, dan krijgt men licht den indruk,
dat dit nu eens een artikel is, om hen terecht
te zetten, die de borst wat hoog dragen en niet
ongenegen zijn, om zoo gezegd den baas te
spelen. Maar, hoewel deze beteekenis niet is
uitgesloten, ziet men nu toch, dat het artikel
vrij wat meer beteekent en den wortel onzer
kerkregeering raakt.
Het is kennelijk overgenomen uit de Fransche
kerkenorde van 1559, die blijkbaar te Embden
ter synodale tafel was. Deze toch begint al
dus „Aucune église ne pourra prétendre pri-
mauté, ni domination, sur l'autreni pareille-
ment les ministres d'une église les unssurles
autres, ni les anciens ou diacres, les uns sur
les autres."
Ook de „Belijdenisse des geloofs" spreekt niet
anders. Volgens de uitgave van 1564 heet het
in artikel XXXI Soveel als den dienaars des
Woords aangaatin wat plaetse sij zijn, hebben
eene ghelijcke macht ende autoriteit, dewijlc sij
alle gader dienaers Jezu Christides eenighen
Almachtigen (1) Bisschops, ende des eenighen
Hoofls der Kerken zijn, endedaerom en heeft
geen Kercke eenighe macht noch 'heerschappie
over de andereom daarover te heerschen.
De bekende Kerkgeschiedschrijver Trigland,
blijft ook opzettelijk bij dit hoofdartikel staan
en zegt daarvan in zijn forschen kernachtigen
Dat heeft die synodus alsoo ghestelt, omdat sij
wel gheobserveerd hadde, dat wijl die heerschinge
der bisschoppen over bisschoppen, ofte herderen
over herderen ghesproten was de grouwelicke op
perhoofd icheijdt des Roomschen paus: hebbende
alsoo willen thoonen hoe afkeerich onse Kercken
doer van zijn, ende hoe sorgvuldeljck de selve
soccken te mijden alte de minste beginselen, die
daartoe eenighe aanleijdinghe souden mogen geven.
Gij ziet, waar de strijd omging, en de verwer
ping van de organisatie van 161tr is- eene vol-""
bloed gereformeerde actie, en hoe men confes
sioneel (art 31 N. G. B.) wil heeten en voor
deze organisatie buigen, is onverstaanbaar.
Doch, dit in het voorbijgaan. Onze vaderen
waren zeer wel overtuigd, dat ieder mensch
éen paap in zyn hart draagt, vandaar dat zy
ook na de afschudding van het papale juk zoo
ernstig tegen alle wortelen der hiërarchie ble
ven ijveren en waarschuwen. Toch hoedden zij
zich ook tegen eene vrijheid, die niet was naar
den Woorde. Een zuiver verband moest dan
zijn tusschen de leden en de ambtsdragers,
tusschen dezen onderling, tusschen de Kerken
in classen en synoden vergaderd. Geen cleri-
calisme, doch ook geen independentisme, maar
een gezond Schriftuurlijk kerkelyk leven.
Merken wy nog op, dat de regel van Embden,
met welks bespreken ditmaal onze geheele
ruimte (en dit is wel de moeite waard) wordt
ingenomen, niet alleen tegen het grove en als
'tware tastbare papisme en clericalisme van
Rome is gericht en gekant, maar ook tegen de
fijnere openbaringen er van. In de Nederl.
Hervormde Gemeente te Londen was eene zoo
genaamde superinlendentic, of een opper toezicht
ingevoerd, evenzoo te Embden en in de Oost-
friesche Kerken. Kloekweg wordt hiertegen,
evenals tegen den zuurdesem van hiërarchie,
die Luther's Kerken verontreinigt, positie ge
nomen. De leuze der Engelsche presbyterianen
„no poperijgeen pausdom, is ook de lijfspreuk
der gereformeerden. En hoewel de gerefor
meerde Kerken veelszins waren ingeslapen, en
vreemde heeren over haar hebben geheerscht,
zoo was door Gods genade dit beginsel nog
niet weggenomen, als in 1834 en 1886 is ge
bleken.
Hulsebos.
(1) In de latere redactie*van 1582 is deze laatste
zinsnede weggelaten.
VARIA,
UITGELEID.
Terzelfder tijd, dat van schrijver dezes „een
gedachtenis van tien jaren" de pers verliet,
verscheen ook een klein boekske van Dr. L.
Wagenaar, getiteld: „Uitgeleid. Een bladzijde
uit de geschiedenis van het Kerkelijk leven te
Arnhem in 1887."