Uit de Heilige Schrift. KERK. 6e Jaargang. VRIJDAG 6 AUGUSTUS 1S97. No. 32. I)s. J. HULSEBÜS, Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. Feringa. EEKBLAD GEWIJD AAN DE JBeLANGEN DER pEREFORMEERDE J^ERKEN IN ^EELAND, j^OORD-j^RABANT EN jLlMBURG. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeide Heeft de "HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen; als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 6am. 15 22. Abonnmeent per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 8 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten. Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlyk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. SCHAPEN DES GOEDEN HERDERS. IV. „Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren. Psalm 23 26. Van veilige volheid viel veelzeggend verslag te vernemen in het tweede vers van den Psalm des Goeden Herders. Nederliggend in grazige ■weiden mag wel waarlijk een liefelijke veree- niging heeten van rijkdom en rust. En veel meer nog blijkt deze overvloed een veilige vol heid wanneer men acht geeft op de liefelijke leiding, die er toe brengt. „Aan zeer stille wateren" worden des Goeden Herders schapen geleid. Deze Herder vraagt niet, wat het schilderachtigst is, of het meest aanlokkelijk, Hij let veel liever op de vraag, wat het best is en het veiligst. Naar dezen regel worden Zijn schapen door Hem geleid. In een land van bergen, als het land, waar David zy'n Psalmen dichtte is nog al onder scheid tusschen water en water. Wanneer het de kusten der Middellandsche zee bespoelt, of als sneeuw den Hermon tooit met wondere kleuren en tinten, of stil en dik rust in het bekken der Doode Zee, of schuimend en brui- schend in de bergvalleien neerstort, is het tel kens geheel verschillend in aanblik en in ver mogen. En waar het het meest schoon en aanlokkend is, daar is het ook het meest ge vaarlijk. Woeste bergstroomen breken zich bruischend baan. Gezweepte golven slaan stuk ken weg uit geteisterde stranden. Voorzeker het schoonst zijn zulke wateren. Maar ook ge wis het geweldigst in vreeselijk vernielen. En het schaap, dat te dicht aan den rand van zulke wateren zich zou wagen wordt zeker meêdoogenloos medegesleept door den schui menden stroom naar de ziedende diepte. Onervaren herders of onverschillige huurlin gen zouden om schaduw of natuurschoon, uit grilligheid of uit gemakzucht, al licht hun schapen in zulke oorden brengen. En het schaap onder zoo slechte leiding vond weldra een vreeselyken dood in dit te laat bespeurde gevaar. Maar de Goede Herder brengt in veilige volheidHij voert my aan zeer stille wateren. Zóó geeft Jezus den Zijnen vreugde en vrede. „Niet gelijkerwijs de waereld geeft geef Ik U," heeft Hij eens gesproken. De blijdschap der waereld met haar kunstig verborgen, te laat bespeurd, doodsgevaar weert Hij van hen af. Maar dien vrede geeft Hij, waarvan Zijn Woord kan getuigen „Uw blydschap neemt niemand van U." Dien vrede, die niet uit misleiding ontstaat; maar die een voorsmaak is van de eeuwige verheuging en vrede. En naar die veiligë volheid voert Hij met liefelyke leiding: „Hij voert mij zachtjes." Welk een wijsheid, trouw, en geduld, liggen in dat woord besloten Weet ge Hy is een herder. En herders ken nen beter de behoeften hunner schapen, dan anderen durven denken. Omdat herders niet als herdershonden altijd achter en tusschen de schapen loopen, schijnt het wel eens den scha pen toe, alsof de herder hun nooden niet weet. Maar de herder roept zo bij name, ook al gaat hij voor ze uit. En hij zorgt voor ze, ook al is hij zelfs niet bij hen maar elders om hun plaats te bereiden of voor hun veiligheid of hun voeding te zorgen. Dan meenen zulke dwaze schapen wel vaak verwaarloosd te wezen. Dan worden zij soms wel door dwaze bediller gestijfd. Maar de veilige weg is toch ten slotte alleen de weg van hun herder. Zij zelve dringen en s ooten vaak elkander en drijven tot ongeregelde /aart. En onwetende ingebeelde, drijvers zouü>;n zeker (als Ezau's krijgslieden oudstijds) verderfelijke dry vers zich toonen. Maar de veelbediide wijsheid des her ders redt hen, omdat hy hun welzyn meer lief heeft dan zijn eigen beoordeeling. Als een andere Jacob wyst hij de drijvers af. Als een andere Ezechlël gaat hy het stooten en dringen te keer„Hij voert mij zachtjes." v Eischt dan niet langer van anderen, o eigen- aangestelde dry vers, ijkmeesters, keurders, dat de zielen, waarmede gy in aanraking komt, zoo snel zullen vorderen, als gij U inbeeldt gevorderd te wezen. Geeft dan niet, beschroomde, schuchtere, zielen, lammeren der kudde, den moed verloren omdat anderen U dringen en dry venof om dat Gy niet zyt, wat Gy van anderen denkt. De Heere heeft meer geduld met U dan de menschen met U hebben. De Heere heeft meer geduld met U dan Gy met Uzelf hebt. Hebt Gy wel eens een man zien wandelen met een klein kind? Niet waar? dan sleurt die vader niet zy'n zoontje achter zich voort, terwijl hij met groote stappen voortspoedt maar, integendeel, dan loopt die groote mam met kleine pasjes, als met gebonden voeten omdat anders de kleine voetjes, die naast hem trippelen, niet kunnen medekomen. Hy schikt zich naar het kind. Vat dan moed, bedrukte gemoederen. Hij heeft wat voor de kleintjes, de Goede Herder. Gaat vertrouwend en vrijmoedig tot Hem en met Hem. Hoort het schaap des Goeden Her ders juichen„Hij voert my zachtjes aan zeer stille wateren." Uit de geschiedenis der Kerk. Embden. II. Reeds deden wij opmerken, welke bizondere en belangryke plaats Oost-Friesland met zyne vorsten en edelen in de geschiedenis der Her vorming inneemt. Maar het is vooral door hare zorg voor de hervormde vluchtelingen, dat de Oost-Friesche Kerk zich grooten lof heeft ver worven. Gastvrij en liefderijk werden dLasco en zijne vrienden Utenhove en Micron benevens een groot aantal Nederlandsche uitgewekenen in 1553 en 1554 ontvangen, als zy met twee schepen te Emlxlen aankwamen. Deze vluchtelingen waren leden der Londensche gemeente, welke door de bloedige Maria waren verdreven en ook in Denemarken en elders, waar de Lutherschen de overhand hadden, meedoogenloos waren wegge zonden. Doch ook andere, minder bekende vluchtelingen zijn door de Kerk van Embden welwillend opgenomen. Vele Walen en Engdschen, die om des Woords wil hun vaderland hadden moeten verlaten, vonden hier eene schuilplaats. Maar ruim twaalf jaren later heeft de ijver hunner liefde nog schooner proeven geleverd, toen Embden door duizenden van gevluchte Nederlanders als over stroomd werd. Het waren toen die ontzettend donkere dagen, toen het verbond der edelen steeds meer werd verzwakt. Jan van Marnix bij Oostruweel was gesneuveld, de preek» te Antwerpen gestaakt en den predikanten de stad was ontzegd, toen de prins met vele aanzien lijken niet alleen Antwerpen, maar het land had verlaten, toen strenge plakkaten door de landvoogdes Margaretha waren uitgevaardigd, toen Alva in Brussel was gekomen en Egmont en Hoorne naar de gevangenis gebracht. (9 Sep tember 1567.) Velen togen in die bange dagen naar de grenzen, zeggende Veel liever beedlen buiten 't land, Dan hier gehangen of verbrand. Den 18 September vaardigde Margaretha een plakkaat uit, waarbij het vluchten bijna on mogelijk werd gemaakt. Doch dit plakkaat ver meerderde de vrees nog, zoodat het getal gedurig wies van hen, die al hunne bezittingen achter latende, het land ontvluchtten. Uit Groningen en de Ommelanden vluchtten velen naar het naburig Oost-Friesland. Ook uit Leeuwarden vlood de burgemeester Tjerk Walles naar Embden, beducht voor Alva's stadhouder, den graai' van Ar emberg. In de brieven uit Embden door eenen spion aan Johann van Mepsclie, 'sKonings luitenant in Groningen geschreven, vinden wij de namen genoemd van velen uit Friesland en Groninger land, die in deze gastvrye stad geherbergd waren. Maar geen minder groot getal van vluchtelingen daagde uit verder verwyderde gewesten op. De even genoemde van Mepsche schreef aan den graaf van A rem berg (5 Mei 1567)eene menigte Brabanders en Walen gaan over Delfzijl naar Embden, rijken en armen, met vrouwen en kinderen. Eene groote menigte vluchtelingen uit Ant werpen en van elders verdrongen zich voor de poorten van Amsterdam, alwaar zy niet mochten binnenkomen. Hooft schrijft hieromtrentEen deerlijck aanschouwen, zoo veel ellendighe luiden, met wijf en kinderen, op den djek, uit het hunne verjaaght, elders voor 't hooft gestooten zonder aanhoudt, zonder hope, uit dl eene nood in dlandre zwervende. Ook jammerde het onroomschen en roomschen, en de larmhartige burgherij ontving hen in de huizen en tuinen der voorstadt en ver- badt de zoethouders hun zooveel tijds te gunnen, dat zij met nooddruft van spijze, kleedinge, teer- geldt en afgehuurde schepen op Embden geholpen wier den." Denzelfden waterweg sloeg de heer van Brederode in, die zich des nachts te Am sterdam met zijne edele gemalin, de gravin van Nieuioenaar, en vele edellieden inscheepte. Ook de drie Amsterdamsche predikanten Jan Arent- zoon, Pieter Gabriel en Nicolaas Scheltius vloden naar Embden en het getal vluchtelingen daar

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 1