VRIJDAG 9 JULI 1897. Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. middelburg. Uit de Heilige Schrift. KERK. 6e Jaargang. No. 28. ^VEEKBLAD GEWIJD AAN DE j^ELANGEN DER pEREFORMEERDE J^ERKEN IN pEELAND, JNToORD-j^RABANT EN J^IMBURG. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHy zal ons behouden. Jesaja 33 i 22. ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertent\ën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uit gever: K. IE COINTBE Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. GEEN PLAATS. „En leide Hem in de kribbe, om dat voor henlieden geen plaats was in de herberg." Lucas 2 7. Voor God is op aarde geen plaats ter woning bereidbaarwant Hij is er te groot voor. „Ver vul Ik niet den Hemel en de aarde? zegt Hij. En Hij vraagt, waar dan het huis is, dat Hem ter woning zou dienen. En Salomo belijdt het, naar waarheid, bij de inwijding des tempels „Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen Zie, de hemelen, ja de hemel der hemelen, zouden U niet begrijpen, hoe veel te min dit huis, dat ik gebouwd heb Uit diepen eerbied, uit hooge, aanbiddende, waardeering, wordt dus van 's Hemelswege van God gepredikt: „Geen plaats." „Geen plaats," zoo klinkt vaji de aarde het antwoord terug. Maar, helaas in gansch anderen zin. Met ge heel ander bedoelen. Geweld uit gansch andere bron. De bedorven aarde gevoelt geen band meer aan den hemel. De Heere komt tot de wae- reldmaar de waereld kent Hem niet. Hij is gekomen tot het Zijnemaar de Zijnen heb ben Hem niet aangenomen. Uit groote, onverschoonlijke, miskenning, uit onkunde onverschilligheid, of vijandschap, heeft de aarde voor Hem eenvoudig steeds het droeve: „Geen plaats." Maar dat heeft Hij Zelf juist gezocht. Daar toe is Hij in de waereld gekomen. Hij kan niet anders dan afkeuren en veroordeelen, dat men „Geen plaats" voor Hem heeft. En toch, aan den anderen kant nu de toestanden eenmaal zoo zijn, dat dit onvermijdelijk is, gaat Hij er vry willig op inheeft Hij het Zelf (in zekeren zin) zoo gewild. Want door de zonde was voor den mensch geen plaats meer bij Godomdat voor God geen plaats meer was by den mensch in boo- zen zin. De weg ter verlossing kon dus niet anders dan hierin bestaan, dat nóch bij God nöch bij menschen voor den Verlosser plaats wezen zou. En dus voor den Middelaar „Geen plaats." Jezus' moeder woont in Nazareth. Maar het dwangbevel van een buitenlandschen overheer- scher roept haar naar elders. Zelf tot geboren worden voor Hem„Geen plaats." Jezus' moeder en Jozef komen te Bethlehem. En 'tis weêr dezelfde ervaring: Een beesten- kribbe voor wiegwat byeen gegaarde doeken voor kleedeen stal voor woning. Want voor henlieden was„Geen plaats." Jezus wordt, naar de Wet, vertoond in den tempel. En de Simeonsprofetie van het zwaard door Maria's ziel werpt op dit nauwelijks Gode gewijde leven de zwarte schaduw van het: „Geen plaats." Daar gaat een man, naar Goddeiyke waar schuwing met zyn klein gezin vluchten naar Egypte. En terwijl in Bethlehem de Rachels heur kinderen beweenen in troostelooze droef heid, zwerft het kindeke Jezus als balling in het land der vreemdelingschap. Voor Hem al weder „Geen plaats." Terugkeerend vestigt Jozef zich met de zynen in Nazareth. Niet om den ouden werkkring. Niet om iets, dat naar Nazareth trekt. Maar om een reden, die uit Bethlehem dryft. In Judea voor Jezus: „Geen plaats." Voortaan kleeft (onverdiend, gelyk zoo me nige smaad en laster) dt schande van Nazareth aan Jezus' naam. Voor een Galilaeér, vooreen Nazarener, voor Dezen Nazarener, voor Jezus „Geen plaats." De Heiland zwerft Zyn eenzaam leven ver der rond. En tot wie Hem volgen wil, zegt Hy „De vossen hebben holen, en de vogelen des Hemels hebben nestenmaar de Zoon des menschen heeft niet, waar Hij het hoofd neêr- leggen kan." Alweder dus hetzelfde „Geen plaats." Zoo gaat het steedsGeen plaats, om*.te'rus ten of ze komen hem a§n 't werk zetten". Geen plaats, om te bidden, tenzij Hy vluchte naar een hoogen berg of een woeste plaats. Geen plaats in de woestyn, of de duivel komt Hem verzoeken. Geen plaats op den weg, of zelfs Petrus kan er, onbewust, Satanswerk doen. Geen plaats op het land, of men wil Zyn Ko ningschap verwaereldlijken. Geen plaats op de zee of ze houden Hem voor een Geest en schreeuwen van vreeze. Geen plaats in Naza reth ze willen er hem van de steilte afwer pen. Geen plaats in Jeruzalemwant Jeruza lem vermoordt de Godsgezanten. Geen plaats in de Paaschzaalwant Hij vertrekt met een diep-moedeloos „Het is genoeg." Geen plaats in Gethsémanewant de vervolgers en (erger nog!) Judas zijn daar. Wat baat Pilatus' weifelend voorspreken? Jezus' ervaring ten deze wordt onverbiddelyk voortgezet: „Geen plaats". De Kerk werpt Hem uit bij Kajaphas. De Staat bant Hem op Gabbatha. De krygsknechten wyden Hem spottend den dood. En Zijn eigen volk roept „Kruis Hem." Al deze wanklanken samen smeltend tot den dissonant van des Satans schaterlach„Voor Jezus geen plaats." Daar staan de drie kruishouten opgericht. En drie hangen er aan krimpend in stervens- smart. En aan den voet een spottende menigte haters. En boven de hoofden, de vloek van God over wie „aan het hout hangt." Welk een gepaste houding voor Dezen Jezus 1 Door de aarde uitgeworpen, door den Hemel niet opgenomen tusschen Hemel en aarde zwe vend. Zoo, zelfs in den dood voor Jezus „Geen plaats." Omdat voor den onverzoenden zondaar geen plaats was, heeft Hij dit geleden. Zalig Gy, zoo ook uw ziele dat vonnis over zichzelve be aamt. Zalig gy, zoo ook Gij de toevlucht neemt tot dat kruis Hij nam Uw lijden op zich. Voor Hem „Geen plaats." Maar die, die tot Hem komen, zal Hy geenszins uitwerpen. Voor hen is plaats in Zyn hart. En Zijn toezegging luidt„Ik ga heen om U plaats te bereiden." Maar tot zoolang zijn wij vaak ballingen hier. Is er soms geen rustplaats voor het hol van den voet. Wat nood God zal Zyner Kerke schuilplaats bereiden Houd moed Al verdreef men Uw Kerke ook van huis tot huis, en van wyk naar wykverdrijven kan men haar, maar verdelgen kan men haar niet. Hij voor Wien „Geen plaats" was, zal zorge dragen, dat zij plaats heeft. En is ook het persoonlijk leven een zwerven in 't land der vreemdelingschap, terwille van Hem, Die „Geen plaats" had, zal eenmaal (wie weet, hoe spoedigde uitkomst dagen. Voor wie Hem zoeken, bereidt Hij plaats. Ferihga. Uit de geschiedenis der Kerk. Wezel. IV. Laat ons nu ook iets mededeelen van den arbeid der vaderen op de Wezelsche kerkver gadering. In de artikelen, aldaar opgesteld, treft ons allereerst een gewichtig beginsel op het gebied van Kerkenorde en Kerkregeering. Het is het beginsel der waro wijsheid. Zoo lezen wij, hoofdst. I, art. 9 (de acta zijn oorspronkelijk in het Latyn, wy volgen hier de oude Holland- sche overzetting)„Ende onzes bedunkens, zoo komt naast overeen met de Leere ende ordonnantiën der Apostelen, en het onberispe ïyk voorschrift van de outste en suiverste Gemeynten, dat men voor eerst in alle zoo danige omstandigheden, welke in haar natuur middelmatig zijn, ende geen fundament en hebben in de Leere, ofte Exempelen der Apos telen, nog in eenig nootzakelijk, ende onvermij- deiyk gewigt ofte reden gegront zyn, met gene voorschriften ende formulieren, de vryheid der Kerken zol bepalen, zoo om daarmede te ont gaan consciëntiedwang, als om af te snijden alle oorzaaken van twist; maar het zal een ieder geoorloft zyn te volgen 'tgene hij be- vint door onderhandelinge bequaamt te zyn voor de Gemeynte, tot dat iets zekers over zoodanige zaken in een Provinciale Synode zal beraamt zyn. Gewichtig is ook, wat in art. 10 hierop volgt: „Onder dusdanige middelmatige zaken houden wij dat men in de bedieninge des Doops eens ofte meermaal met het water besprengt de Dopelingen dat men den Doop bedient voor ofte na de Predicatie, ende daartoe ofte neemt zekere Getuigen, ofte dat de ouders alleen, ende de geheele Gemeente, de zorge bevolen blijft over de gedoopte Kinderen. In de bedieninge des H. Avondmaals, of men dat zal doen zittende aan de tafel, ofte onder het staan, ofte gaan, het Brood, en de Drinkbeker uitreiken of me» onder de bedieninge zal gebruiken het voor lezen van de Schrift, olte het zingen der Psal men en wat meer van zoodanige dingen voor komt, over welk middelmatig gebruik, als 'tde zake vereischt, het onervaren volk ook zal onderwezen worden ende zal geen Kerke in 't bizonder vermogen dit middelmatig gebruik weg te doen, tenzij om zeer gewichtige oor zaken, die van de Provinciale Synode eerst mede toegestemt zijn. Op het voetspoor van Calvijn stellen ook de

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 1