VRIJDAG 19 MAART 1897.
)VeEKELAD GEWIJD AAN DE "JBeLANGEN DER pEREFORMEERDE |CeRK
IN ^ZEELAND, NoORD-jBRABANT EN j^IMBURG.
Uit de Heilige Schrift.
KERK.
6e Jaargang.
No. 12.
Want <le HE1.RE is onze Richter,
de H EERE is onze AVetgever, de
fclEERE is onze Koning; Hy zal ons
Behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Us. J. HÜLSEBOS, Ds. J. H. FKRIN6A
en Ds. A. LITTOOIJ.
Doch Samuel reide Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzaamen is beter dan slacht
offer. opmerken dan het vette der rammen-
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Ajzonderlyke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Famil-eberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tydig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
VAN UIT MESECH.
„Mijne ziel heeft lang gewoond bij
degenen, die den vrede haten. Ik
bon vreedzaam, maar als ik spreek,
zijn zij aan den oorlog."
Psalm 120 0 en 7.
,0 wee mij, dat ik een vreemdeling ben in
Mesech," roept de klager, die de reeks der ge
wijde optochtsliederen opent.
Hy verlangt zoo naar Jeruzalem. Zyn ziel
dorst zoo naar de eeuwenoude vredestad. Om
vrede roept alles in zgn ziel. En bange onvrede
is alles rondom. Eerzucht, woeling, twist, las
ter, geweld, alles het tegendeel Yan vreedzaam.
„Mijne ziel heeft lang gewoond," zoo klaagt
hij, „lang gewoond bjj degenen, die den vrede
haten." En dat hem dat lang gevallen en bang
geweest is, teekent zijn klacht.
Zoo is nu eenmaal de gewone ervaring der
Kerk op aarde.
Onvrede om alles, ondanks alles, en in alles.
IJdele eer, mededingers vertrappend tot eigen
verheerlijking; brengt er woedenden strijd.
Opgeblazenheid, ontstaan uit verstandsken
nis zonder hartevorming, houwt duimen en
teenen af, en bezwijkt eindelijk zelf als een
andere Adoni Bezek.
Geldgierigheid, als concurrentie allen met
den elboog op zijde duwend, doet de onrust
en verbittering toenemen.
Heerschzucht trekt er te velde met openlijk
uitgetogen, doodbrengend, zwaard.
Genotzucht worgt er haar slachtoffers met
ketenen van bloemen en fluweel.
Twijfelzucht biedt aan haar gevangenen het
koord van den Turk of het mes van den ouden
Japanner tot geprezen, sohoonschijnenden, zelf
moord op geestes gebied.
Levenszatheid en vertwijfelende moedeloos
heid wedijveren, wie de meeste gedooden zal
tellen op haar pad.
En allen vereenigen zich tegen de Kerk, hoe
verdeeld zij mogen zijn onder elkander, om
haar Geloof te breken, haar Liefde te dooven,
haar hoop tot een bespotting te maken.
En bleef dit alles nog maar buiten haar!
Veilig in 't vaste schip, vreest de zeeman
geen ziedende baren.
Heerlyk in zijn hoog vertrek gehuisvest be
lacht de krijgsheld het drillen der machtelooze
lans aan den voet van zijn veilige rots.
Maar leer den vijand den geheimen weg
kenneD, door de valpoort in het hart van de
vesting. Bn laat droppels droppelend siepelen
in het schip en straks als een dun straaltje
fijntjes opspuiten door de ietwat vaneenge-
weken naden van het schip. Dan beeft de
geharnaste strijder voor het onverwacht mach
tig gevaar.
En de kloeke schipper verbleekt, en leest zijn
doodvonnis in dat ingedrongen kwaad.
Kwaad van buiten Een lafaard, die 't
vreestMaar kwaad van binnen is kwaad in
derdaad.
Helaas de Kerk bleef daarvan niet vrij
Hebben niet elk land en elke eeuw herinne
Tan de Regeering der Kerke.
I.
In een zestal artikeltjes hebben wij getracht
de Belijdenis onzer gereformeerde Kerken in zake
den aard en het wezen der Kerk bloot te leg
gen.
Het heeft zijn nut daarover te handelen
hoewel deze zaken bij vele lezers niet onbekend
zijn, en reeds veelmalen behandeld zijn. Wij
denken hier aan het woord des apostels (Pbil.
3 1) Dezelfde dingen aan u te schrijven, is mij
niet verdrietig, en het is u zeker, (of veilig.)
Wij kunnen daarom ons niet onthouden, om
ook bizonder de aandacht te vestigen op het
volgende drietal artikelen der Belijdenis (XXX,
XXXI, XXXII.) In het voorbygaan maken wy
de opmerking, dat niet minder dan zes artike
len, dus bijna een zesde deel der Belijdenis
handelt over de Kerk. Welk eene aangele-
gene zaak was de Kerk dan niet voor de va
ringen van onzaligen broedertwist?
Wordt niet van eenfder Hervormers verhaald,
dat hij by zijn sterven God dankte voor zijn
verlossing uit de hondsdolheid op Kerkelyk erf?
Is niet verguizing na vergoding het deel van
menigen leeraar? Is niet verdenking en mis
handeling in plaats van leiding en hulp het
deel van menigen jeugdigen Godzalige. Is
niet miskenning de doornenkroon, dien Chris
telijke Broederen en Zusteren vaak voor el
kander vlechten Is niet geestelijke hoogmoed
de hand, die met het zelfvertrouwen der dom
heid als rietstaf de doornen inslaat in het
hoofd, dat buigt aan den voet van het kjruis
Och, zelfs op Kerkelgk erf, bjj verschil van
richting, opvoeding, leiding, karakter, geschie
denis, past zoo vaak de klacht„Ik ben vreed
zaam maar als ik spreek, zyn zy aan den
oorlog."
Hoe troostrijk
Troostrijk
Ja, troostrijk. Bij elk andere zaak, zou zoo
veel ellende van binnen by zooveel felheid van
buiten toereikend zijn om haar ten val te
brengen. Maar de Kerk staat ondanks dit
alles sints eeuwenen denkt nog evenmin
aan vallen als voorheen. Hoe machtig en hoe
trouw moet dan haar Beschermer zijn
„Houdt Christus Zyne Kerk in stand,
Dan mag de hel vrij woeden
Nog eensHoe troostrijk
Wanneer ze rondom allen „den vrede haten",
hoe komt Gy dan „vreedzaam" te zyn Is
dat niet het werk van Uw God?
Ten laatsten maleHoe troostrijk
Zy, die elkander verbijten en vereten, wor
den door elkander verslonden. Maar God houdt
zijn werk in stand. Sion vreeze dan haar yy-
anden niet. Hoe zij ook woeden, en hoe ver
zij zelfs soms binnendringen, de vyanden
zullen beschaamd worden. Gods Kerk triomfeert.
Feringa.
deren, maar moet zij ook zyn voor allen, die
de Gereform. Beljjdenis zeggen te omhelzen
Art. XXX is getiteld: van deregeeringe der
Kerke door kerkelijke ambten. Hierop is dan
allereerst ons oog nu gevestigd.
Van veel belang is dit punt. Ligt al niet
bepaald in de regeeringe der Kerk het wezen
der Kerk, het wel-wezen staat er mede in
onlosmakelyk verband. In Efezen 4 11, 12,
waar wordt gehandeld over de kerkelijke amb
ten, heet het, dat zy zyn gegeven, totde
volmaking der heiligen, tot het werk der bedie
ning, tot opbouwing des lichaams van Christus.
En een verkeerd kerkbestuur strekt menig
maal der Kerke ten verderve, zoodat de ware
Kerk wijkt en de valsche hare plaatse gaat
innemen.
Reeds is als kenmerk der ware Kerk (art.
XXIX) genoemddat zij ishoudende Jezus
Christus voor het eenige Hoofd. Jezus Christus,
de Zone Gods, is de eenige Machthebber in de
Kerk. Hij is daartoe van den Vader verorde-
heer d en gezonden, psalm 2:6. Ik toch heb
mijnen Koning gezalfd over Zion, den berg
mijner heiligheid.
Een is uw Meester," zegt daarom de Heiland
tot zijne jongeren, „en gij zijt allen broeders
Met de groote meerderheid der Christenheid
zijn wij het eens, dat er eene kerkregeering
moet zijn. Maar hoe? Zoo, dat aan het eenige
Koningschap en Meesterschap van onzen Mid
delaar niet wordt te kort gedaan. Daarom
kent de Gereformeerde leer en Belijdenis naar
God3 Woord aan de Opzieners geene heerschende,
maar alleen eene bedienende macht toe. Ook
kennen wy geene hoogere rangen onder de
opzieners. „Gij zijt allen Broeders"
Wat de dienaar doet, mag alleen geschieden
in den naam en op last van den Heere Jezus
Christus, niet in plaats van Hem.
De pauselijke macht berust op deze twee
dwalingen, vooreerst, dat er eene rangorde van
dienaren zou zijn, uitloopende in een eenig
opperhoofd, en ten andere, dat Christus zyne
macht in de Kerk zou hebben overgedragen
aan zijne dienaren, speciaal aan den paus van
Rome, wien dan nu alle Christenen zonder
tegenspreken als den Stedehouder Christi heb
ben te gehoorzamen.
Jezus Christus, zegt onze Belydenis, art.
XXXI, is onze eenige Bisschop, en het eenige
Hoofd der Kerke.
In eenige landen, waar de beginselen der
reformatie, bizonder wat betreft de leer der
Kerk, niet ten volle konden doorwerken, zoo
als in de Luthersche Kerk in Duitschland en de
Anglicaansche Kerk in Engeland, is de land-
vorst, koning of keizer, in zekeren zin de
hoogste bisschop. Summus episcopos
Ook het stelsel, om de Kerken door collegies
of besturenmet opklimmende heerschende macht
te laten besturen, het zoogenaamd collegialisme,
waarvan de organisatie van 1816 eene toepas
sing is, strydt tegen het Koningschap van
Christus.
Wat dan Zullen wij met de independenten
alle macht, ook de bedienende, in Christus Kerk
verwerpen?neen,geenszins. Depresbyteriale be
stuursvorm is de ware bybelsche en gerefor
meerde. Er moeten Dienaars of Herders zijn en
Opzieners en Diakenen, om met de Herders te