YR1JDAG 12 MAART 1897. )Veekblad gewijd aan de ^Belangen der Pereformeerde [Cerk j-^imburg. in ^Zeeland, J^oord-^rabant en Ds. J. HULSEBÜS, Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. Uit de Heilige Schrift. KERK. Ge Jaargang No. 11. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hy zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel reide Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hoe ren Zie, gehoorzaamen is beter dan slacht offer. opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.85. Ajzonderlijke nos. 3 cent. Advertenticn van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. NAAR DE BERGEN. Ik hef mijne oogen op naar de bergen, vanwaar mijne hulpe komen zal. Ps. 121 1. „Waariyk, tevergeefs verwacht men het van de heuvelen en de menigte der bergen", zegt Jeremia, „waariyk in den Heere onzen God is Israels Heil." „Ik hef myne oogen op naar de bergen, van waar myne hulpe komen zal", zingt men in Sions optochtliederen. Zyn dit tegenhangers of tegenstrijdigheden De vraag is niet zeer zwaar te beantwoor den. Wanneer men „van de menigte der bergen" hulp verwacht, ligt reeds in die omschrijving de aanwijzing, dat men niet opziet tot Dien Eenen Helper, van Wien alleen het Heil kan komen. Men ziet dan op de veelheid der hel pers, en telt hun krachten open waant zich door dien rijkdom krachtig. Maar men ver geet, dat niet de veelheid der los opgestapelde baksteenen sterkte geeft. Integendeel juist daardoor wordt de stapel straks topzwaar en valt. Maar indien daar één geheel is in den welgemetselden muur, waaraan al de hulp middelen slechts de samenstellende deelen zyn, saamgevoegd door een denkende, willende en regelende macht buiten hen, dan is er vast heid en veiligheid. Maar te vaak heeft de Kerk dit vergeten. Maar al te vaak zich door verkeerden steun van haar Ware Sterkte laten afleiden. Wilt Gy een drenkeling zeker verderven Geef hem dan een stuk dryfhout in de haDd, terzelfder tijd, dat hij het koord had moeten grypen, dat hem van den oever wordt toege worpen en aan dien oever zou hebben ver bonden. Zoo heeft Satan telkens aan de Kerk allerlei helpers verschaft, om haar van den Grooten Helper af te trekken. Een Constantijns-Chris- tendom, het zwaard van een Karei den Groote, de invloed der politiek in Savonarola's leven. Teedere zorg voor de veiligheid van Zendelingen in een Zendelingwerend Art. 123 van zeker Reglement. Keizers strydend voor wat zij het ware geloof achten met verbanning en ver drukking gelyk in Rusland. Staten en steden die de Kerken beschermen en betalen, maar dan ook besturen en bedillen en bedwingen en belemmeren zullen, gelyk in vroeger eeuwen, ten onzent. Ja zelfs rechterlijke vonnissen in menigte zyn hiertoe soms instrumenten. Rykdom, eer, vrede, veiligheid, zijn u beloofdmits Gij maar een kleinigheid loslaat van hetgeen Gy zonder zelfvernietiging niet loslaten kunt. Hoe droeviglyk is steeds de Kerk er afge komen, wanneer zij op machtigen of op menig ten haar vertrouwen ging stellen Is de uitdrukking „voedsterheeren der Kerk", niet schier berucht geworden door die ervaring? De menigte, die de liederen Hamma&loth jubelt, meent iets geheel 3nders met haar zien naar de bergen. Naar bepaalde bergen ziet zy. En over alle andere bergen heen richt zij derwaarts den blik. Haar optochtsliederen toonen, waarheen zy reist en waarheen zij dus ziet. „Rondom Jeruzalem zyn bergen", zoo jubelt de feestvierende menigte der tempelgangers. En zij voegt er de nadere verklariDg bij „al- zoo is de Heere rondom Zijn volk." En ook over die bergen heen, reikt haar blik. Bn daar binnen dien kring op de ber gen, dien hij insluit, ligt Gods Heiligdom, de woning des Allerhoogsten. Daarheen zyn de verlangende blikken gericht. Daar woont Israëls God. Daar rooken de sohuldoffers op het altaar in den voorhof. Daar stijgen van het Gouden altaar in het Heilige de wierookgolven op. Daar staat de ark des Verbonds. Daar is de geschonden wet bedekt door het offerbloed op het verzoendeksel. Daar komt ca volbrachte verzoening de Priester en legt zegenend Gods Naam op het volk. „Waarlijk in den Heere onzen God is Israëls Heil". In daarom juist jubelt de Kerk, van Zyn woonstede, zingend„Ik hef myne oogen op naar de bergen, vanwaar mijne hulpe ko men zal." Wat veilige en heilige schuilplaats heeft de Kerk in Hem Niet in zichzelve. Niet in eenig schepsel. Niet in veelheid van schepselen. Maar buiten zichzelve. In God. Door Christus offerbloed. In Jezus hoede Neemt, Kerk van Christus, nimmer Satans dryfhout tot steun. Hoe schoon zij moge schij nen, vertrouw die veiligheid nimmer! Maar hoop op Uwen Christus. Hij stelt wie Hem loekt, niet teleur. Ook niet de enkele ziele, die Hem zoekt voor persoonlijken nood, Die persoonlijk Heil van Hem begeert. Zoek uw Heil buiten U zelf. Geef niet moedeloos hut zoeken op. Maar geef U zei ven aan Christus over. Bn juicht dan vrij den blijden roem van Sions optoehtliederen mede, vast verzekerd van het volkomen veilig vooruitzicht „Ik hef myne oogen op naar de bergen, vanwaar myne hulpe komen zal." Ferinqa. De „Belijdenis des Geloofe" over hei leerstuk der Kerk. VI. Ons blijft nu van artikel XXIX nog over het slot, handelende over de valsche Kerk. Het is pyniyk, daarvan te moeten spreken. Bn toch, helaas! het is zoo. De Satan maakt van het ware beuld der Kerk zyn tegenbeeld en tracht die valsche Kerk door aardsche macht en ge weld te doen heerschen. De ware Kerk kan deze valsche niet dulden, de ware Kerk wordt door de valsche onderdrukt en vervolgd ten doode toe. Onder het ondoor- grondeiyk bestuur Gods wordt dit toegelaten. Wy hebben dus dien toestand te aanvaarden, doch nimmer daarin te berusten. Het onder scheid moet steeds levendig worden ingezien, en met de valsche Kerk mag door Gods kind geene gemeenschap worden gehouden. Ten allen tyde is het zoo geweest en kwam het onderscheid min of meer duidelyk uit. Type is hier naar Galaten 4 29Izaak en Is- maël. In de dagen der apostelen staat het Sanhe drin als valsche Kerk tegenover Christus en zijne gemeente, in eenen Stephanus en de apos telen (geroepen voor den raad; vertegenwoor digd. In de Midden Eeuwen viert de valsche Kerk in Rome's pausen haren schitterenden triomf, terwyl de gemeente Gods op de bergen en in de woestyn dwaalt, In sommige tyden is de valsche Kerk meer duidelyk openbaar en als 'tware voelbaar en tast baar, in andere tyden openbaart zy zich meer op fijnere wyze in ongeloof, verwerping van Gods Woord en weelde en werelddienst. Het eerste was het geval in de dagen, waarin de opstellers der Beiydenisse leefden, de dagen, waarin Rome op onbeschaamde wyze haar on geloof en bygeloof en werelddienst dreef en de kinderen Gods met vuur en swaard vervolgde en doodde. Met sterke kleuren wordt in ons artikel de valsche Kerk geteekend. Gij ziet: er moet heel wat gebeuren, eer men eene Kerk valsch mag noemen en recht heefter van te scheiden. Dan moeten alle wettige wegen zyn afgeloopen en alle middelen beproefd, of die Kerk ook nog tot het Woord Gods wil terug keeren. Eneerstals dit is geschied en voldingend is bewezen, dat hier op geene hope is, mag en moet de band met haar worden verbroken. Stilzwygend ligt hier dan ook eene ernstige waarschuwing tegen de zonde van scheurmakerij. En wy kunnen niet anders zien, dan dat de broeders, die zich he dendaags onder den naam: „Christelijk gerefor meerden" afzonderen, zich hieraan schuldig maken en in dien weg geenen vrede kunnen hebben. Maar: wat de losmaking der Kerken uit de Synodale Kerk van 1816 aangaat, mogen de broeders zoowel Yan vier en dertig als van zes en tachtig zonder blozen het hoofd omhoog heffen, als hebbende gehandeld zooals de roeping van Gods Kerk steeds is geweest. Zoowel naar de Schrift als naar dc Belydenis valt de Synodale organisatie onder het oordeel van de valsche Kerk. En te groote overhaasting in het scheiden is ook niet aangewend. Neen, eer te lang heeft men getoefd, te lang aangehouden met dit Ba- bel te willen meesteren. Het was de Kerk van Voorthuizen, die in haar acte van losmaking der Synodale banden, welke acte zQ op de bestuurstafel der Haagsche Synode neerlegde, duidelijk dit feit uitsprak en haar haar beeltenis voorhield met verwijzing naar de laatste zinsnede van artikel XXIX. Opmerkelyk is het: hoeveel forscher na dien tyd door de Synode tegen de reformatie is op getreden. Maar niemand verheffe zichOhoe licht sluipen als God het niet verhoedt, ver keerde beginselen in. Het geldt ook hier bi zonder van de Kerk des HeerenWelgelukzalig die geduriglijk vreest. En alleen in Gods wel behagen, in 'a Heeren onwankelbare trouw ligt haar vaste grond. Hulsbbos.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 1