VARIA. Belijdenis en School. „Het Yerbond Gods," ZENDING. Officiëele berichten. Agenda niet moeiten aangehouden af aangeknoopt wor den. De gemeenschap met Christus en zyne Kerk vordert het èeheele hart. Uit de wereld gaan kunnen wy niet. Onze bescheidenheid zy allen menschen bekend.Maar is eene vertrou welijke omgang en vriendschap geoorloofd tus- schen een lidmaat der Kerk en Joden ofonge- loovigen? En moeten wy het nog niet menig maal tot onze beschaming en droefheid zien, hoe in den zoo teederen huwelijksband een juk wordt aangedaan met eenen ongeloovige? En is in dit blad ook al niet meermaal gewaar schuwd tegen de verleidingen der wereld, als zy wordt gehuld in een godsdienstigen vorm. De zaak der Kerk is blijkens art. XXIX, en dat volkomen naar Gods Woord, eene levens zaak. Zij moet ernstig en beslist worden opge vat. Geen gemeenschap tusschen Christus en Belial. Hoort, wat de beiydenis zegt: En aangaande degenen, die van de Kerk zijn, die kan men kennen uit de merkteekenen der Christenen, te we ten uit het geloove, en ivanneer zij, aangenomen hebbende den etnigen Zaligmaker Jezus Christus, de zonden vlieden en de gerechtigheid najagen, den waren God en hunnen naasten liefhebben; niet afwijken ter rechter noch ter linkerhand en hun vleesch kruisigen met zijne werken. Doch ook dit, om de verslagene harten der geloovigen niet kleinmoedig te maken. Alzoo nochthans niet, alsof daar nog geen groote zwakheid in hen zij, maar zij strijden daar tegen door den Geest alle de dagen huns levens, nemende gesladiglijk hunne toevlucht tot het bloed, den dood, het lijden en de gehoorzaamheid des Heeren Jezusin denwelken zij vergeving hun ner zonden hebben door het geloof in Hem. Wij hebben hieraan niets toe te voegen lezer doe er winste mede door Gods genade tot Zyne eere en uwen troost en opbouwing der Kerke. Hulsebos. (Zondag 27.) Wanneer er sprake is van het Verbond Gods, van de beloften, van de sacramenten en het deelgenootschap aan de goederen des Ver- bonds mogen en moeten wy niet vergeten, dat Abraham een natuurlyk en geestelyk zaad had. Jezus was het zaad. Het zaad beloofd, reeda in de eerste belofte van het Genadever- bond. (Gen. 3 15). Evenmin mogen wij ver geten, dat de geloovigen uit de Heidenen ook tot het zaad behoorden aan Abraham toegezegd. Daarom heet hy in den brief aan de Romeinen, een vader der geloovigen en Yan vele volken. Het spreekt van zelf, dat al die volken, ja, dat de geloovigen uit de Heidenen niet tot zijn natuurlijk zaad moeten gerekend worden. Maar, wij moeten daarenboven niet vergeten, dat het natuurlijk zaad, zoolang het in de wegen Gods wandelde, het verbond niet ver brak en dientengevolge uit hetzelve niet ge sloten werd, tot de bondelingen moest gerekend worden. Daarin toch gaat de Hartenkenner, de Heere zelf ons voor. Immers dat deed Hij, toen door Hem de bondelingen behouden wer den in de ark dat deed Hy, toen Hij Abraham, zyn huis en zijn zaad in het verbond opnam, en gelastte dat allen ten teeken daarvan zouden besneden wordendat deed Hij, toen Hij aan den Sinai met geheel Israël Zijn verbond her nieuwde, en niet alleen gebood dat de besnij denis, maar ook, dat door allen het Pascha zou onderhouden worden. Ook onder den dag des Nieuwen Testaments heet het insgelyks, en laten wij ook daarop letten Gijlieden zijt kinderen des verbonds, en der profetenalsmede „U komt de belofte toe, en uwen kinderen". Paulus zou ook daarna niet hebben kunnen zeggen, indien zij in het Ver bond Gods en de Gemeente niet waren begre pen geweest, dat zij afgehouwen, gebannen en uitgesloten waren, en dat anderen in hunne plaats waren overgegaan in het Verbond Gods. Trouwens, de Heere Jezus heeft dat persoon- ïyk bevestigd, by het formeeren van den eersten broederkring, bij het leggen van het fondament der Nieuw-Testamentische KerkHij toch heeft Judas uitverkoren, hem in de bedeeling van den nieuwen verbondskring opgenomen, het sacrament des Verbonds hem toegediend en het evangelie van het Verbond der |genade hem met de anderen bereids doen verkondigen. Zeg nu niet, dat wy bij Noach alleen, zonder meer dus,'met|een natuurverbond te doen hebben, en bij Abraham slechts met een theocratisch volks verbond. Het genadeverbond toch lag beidemalen ten grondslag aan hetgeen de Heere overigens gaf. Dit kan wel niet anders. En het blijkt zoo onwederlegbaar duidelijk uit hetgeen de Heere tot Abraham en tot Mozes en hun gansche volk sprak, uit de beloften, die Hij hun gaf, uit de sacramenten, die Hij instelde, en uit de verplichtingen, die Hij hun oplegde. Gewis, tot den boven besproken tijd, was het natuurlyk en het geestelyk zaad van Abra ham in het Verbond en de Gemeente be grepen. Dat was het, zoowel onder de Nieuwe als onder de öude bedeeling. Door ongeloof, geopenbaard in leer of leven, zijn ze, en werden ze afgehouwen en buiten gesloten, en als weleer de Heidenen totdat zij wederkeeren vreemdelingen van God, van de verbonden en de beloften. Dat het natuurlijk en het geestelyk zaad er hier en voor ons tot den besproken tijd in be grepen is, ligt, als vanzelf in de belofte van het genadeverbond, onder Oud en Nieuw Testament gegeven, opgeslotenin de belofte „Ik ben uw God, en de God uws zaads. Zelfs niet alleen in de belofte ligt het opgesloten, maar het blijkt ook uit het uitdrukkelijk gebod van God, dat allen, dat het gansche zaad het teeken en zegel des Verbonds moest ontvangen ook blykt het nog daaruit, dat de Heere hen, die tot dat zaad behoorden, Zijne kinderen noemt, en ze ook oproept om voor en met Hem te leven en te wandelen. Zoo nu is het ook onder het Nieuwe Testa ment,al hebben wij-thans niet meer met het na tuurlijke zaad van 'Abraham te doen. Al wat wij daaveven zeiden, van de ver- bondsbelofte, van de toediening van het Sacra ment in Gods Naam, en van de rechten en verplichtingen der kinderen, geldt nog even zeer en onverminderd voor het zaad der ge loovigen in deze onze bedeeling. Neen, dat vloeide onder het Oude Testament niet voort, uit het volksverbond, maar alleen en rechtstreeks uit het genadeverbond. Dat ver bond is onder Oud- en Nieuw Testament in wezen gelijk, en in zijne bedeeling en bediening onder het Nieuwe Testament zelfs wel minder wettisch en aanmerkelyk milder. In betrekking tot „allen, die daar verre zijn, zoovélen als er de Heere, onze God, toeroepen zal(Hand. 2 39), geldt ook weer het eerste gedeelte van dit Woord Gods, en dat luidt „Want u komt de belofte toe, en uwen kinderen". Dit leert de Heilige Schrift zoo duidelijk in 1 Cor. 7 14, waar wij lezen: „Want de on geloovige man is geheiligd door de vrouw, en de ongeloovige vrouw is geheiligd door den manwant anders waren uwe kinderen on rein, maar nu zijn zy heilig." Dat het gansche zaad, gelijk weleer, in het Verbond Gods en in de Gemeente begrepen is, wordt ons bier duidelijk geleerdja, de mildheid der bedeeling boven die des O. T., springt hier ieder, die bij dezen tekst stil staat, ontegenzeggelijk in het oog. Op grond hiervan en dien overeenkomstig spreken de apostelen, naar het oordeel der liefde, onder 's Geestes leiding gelijk de Heere dat onder het O. T. doet, waar Hy ze Zijne kinderen noemt in al hunne brieven, als heiligen en geroepenen aan. Geheel daarmede in overeenstemming spre ken hierover de belijdenisschriften en de litur gische Schriften der Gereformeerde Kerken zich uit. Wilt gij u overtuigen lees dan de vijf artikelen tegen de Remonstranten, vraag en antwoord 74 van onzen heidelbergschen Ca techismus, en het doopsformulier, met inbegrip van de dankzegging. De godgeleerden der beste tyden spreken na tuurlyk evenzoo, en, God zy lof! ze doen dat ook weer in onzen tijd. Toen de oadergeteekende vóór ongeveer 20 jaar in dezen zelfden geest hierover schreef, in „Belijdenis, Avondmaal en Tucht", en in het daarop gevolgde verweerschrift, over het Ge nadeverbond, was de onkunde en de tegen stand belangrijk grooter dan in onze dagen. Over dien vooruitgang verheugen wij ona. Littoou. Woensdagavond om 7 uur trad Ds. D. J. B. Wijers van Enschede, op verzoek van gecomm. tot de Zending van de Geref. Kerk te Middel burg (C) in de Noorderkerk op tot het houden van een Zendings-toespraak. ZEerw. bepaalde de gemeente bijjde Schrift woorden uit Genesis 4 8 en 9. Onze plaatsruimte laat niet toe deze schoone en met bezieling uitgesproken. Rede in zijn geheel terug te geven en wij bepalen ons daar om tot enkele punten. ZEerw. toonde aan hoe Habels offer als een bloedig offer Gode aangenaam was en stelde Kaïn tegenover Habel als den meedere tegenover den mindere. Kaïn door God liefderijk vermaand en gewaarschuw,d verzet zich daartegen en wordt zijns broeders moordenaar. Op de vraag van den Heere waar is Habel uw broeder, volgt het zelfzuchtig en koud antwoord Ik weet het niet. Ben ik mijns broeders hoeder Hetzelfde antwoord wat ook nu nog telkens kan gehoord worden op huiselijk zoowel als op Kerkelijk en maatschappelyk gebied. Daarna beschoude ZEerw Nederland als de met macht bekleedde tegenover Indië. Hij toon de Neerlands schuld aan in de geestelijke ver- waarloozing en de uitmerging van den Javaan, daarbij wijzende op het Cultuurstelsel, de Hee rendiensten, de opiumhandel, de onthouding van het zuiver Evangelie en de Ontucht. Met kracht getuigde spreker tegen deze on geoorloofde zaken, die een ieder schaamrood moeten maken en waarom dan ook onder in roeping van de werking des Geestes, tot schuld- belijden werd opgewekt. Spreker toonde aan dat bloedeen bloedig of fer eicht en vroeg daarom niet alleen geld, maar meer, hij vroeg bloed n. 1. de kinderen der gemeente. De liefsten, de krachtigsten moeten met een volvaardig hart den Heere ge offerd ten dienste van den Zendingsarbeid. Nederland Kaïn. Schrikkelijke gedachte Terecht merkte een bezoeker dezer schaars bezochte Samenkomst opmocht deze Bid stond den toon aangeven voor de komenden Biddag. Zij die dag een dag van gemeenschappelyke verootmoediging en belijdenis over onze hou ding tegenover ons geestelijk arm, zoo diep arm InsulindeEen dag van gebed om mannen en wijsheid, om te werken in zulke ellendige toestanden voor de vergadering van den Ring Walcheren van Jongelingsv. op Gei', grondsl. te hou den op Donderdag 11 Maart e. k. te Middelburg (consistoriekamer Hofpleinkerk) des avonds 6 uur. 1. Opening en Notulen. 2. Het voorzitterschap op onze Gereformeer de Jongelingsvereenigingen." Inl. D. Caljouw. 3. „De politiek op de Jongelingsver." Inl. J. Kempe. 4. „Improviseeren." Inl. C. de Neef. 5. Tyd der volgende vergadering. Ylissingen. De Ringsecretaris, J. Veenstra. Het Bestuur der Jongel. Zendingver. „Het Mosterdzaad" noodigt houders van busjes be leefdelijk uit, deze, zoo ze nog niet zijn op gehaald, te willen doen bezorgen vóór 1 April bij de penningmeesteres Mej. Siegers Molstraat of bij Ds. Oosten. ZENDINGSSCHOOL. Woensdagmiddag om 3 uur in de Noorder kerk te Middelburg. Ondergeteekende kan Maandag zijne catechi- satiën, ook de „afzondering" niet houdende catechisatiën van Dinsdag gaan geregeld door. Middelburg, 5 Maart '97. J. D. v. d. Velden, v. d. m. Op den elfden Februari hielden we onze derde bijeenkomst met belangstellenden in de Bewaar school te Blundert. Na het zingen van pa. 63 2 en gebed van den voorzitter las Ds Feringa ps. 60 en sprak een inleidend woord, waarin hij met enkele woorden zinspeelde op zijn aanstaand heengaan uit ons midden en wees op afwisselend juichen en treuren, donkere tijden en dagen van hoop vol verwachten waarin ook de geschiedenis der Zending op zoo menige bladzijde spreekt. Onder het zingen van ps. 72 10 treedt de spreker voor dien avond br. C. J. Hendriks voor de in goeden getale aanwezigen op. Hy begint met te wijzen op het heerlijk werk der Zending op de vele beloften Gods voor deze

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 2