6e Jaargang. VRIJDAG 5 FEBRUARI. No. 6. Weekblad gewijd aan de ^Belangen der Pereformeerde }(erk in peeland, jN[oORD-j?)rabant en j_^imburg. Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. Uit de Heilige Schrift. KERK. De „Belijdenis des geloofs" over liet leerstuk der Kerk. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE YAN Doch Samuel reide Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Idee- ren? Zie, gehoorzaamen is beter dan slacht offer. opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnement per 8 maanden f 0.85. Ajzonderlijke nos. 8 cent. Advertentiën van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE CO INT 11 E MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. VERGETEN Doch Zion zegt„De Heere heeft mij verlaten, en de Heere heeft mij vergeten. Kan ook eene vrouw haren zui geling vergeten? Ofschoon deze vergate, zoo zal Ik toch U niet vergeten. Jesaja 49 14 en 15. In het leven der oude Kerk kwamen oogen- blikken voor, waarin het al den schijn er van had, dat de Heere Jeruzalem had overgegeven. Gemis van 'sHeeren gemeenschap, een druk kend gevoel van schuld, een gekweld worden door slag op slag, een geen uitweg zien in den nood, een schaarsch worden van 'sHeeren Woord, een oordeel maaien uit gezaaide zonde, elk van deze gaf bij tijden aanleiding tot de bittere klacht„De Heere heeft mij ver laten en de Heere heeft mij vergeten." Zoo gaat het ook in de Nieuwe Bedeeling zoo vaak. Ook hier zijn tijden van gemis aan omgang met God. Tijden, waarin dé schuld niet beleden wordt ter verbetering, maar va gelijk gevoeld met verbittering. Tijden, waarin het een na het ander ontvalt en mislukt. Ty- den, waarin de last van Baruch schijnt in ver vulling te treden: „Wat Ik gebouwd heb, breek Ik af; en wat Ik geplant heb, ruk Ik uit; zelfs dit gansche land." En dan neemt ook het Sion des Nieuwen Verbonds maar al te gereedelijk de klacht op de lippen (zij het ook in vromelijk gewijzigden vorm): „De Heere heeft mij verlaten en de Heere heeft mij ver geten." Of heeft het althands zoodanig verwijt in het hart. Een verwyt, dat soms als verwijt tegen menschen openbaar wordt: „zoo de Leeraars maar beter waren „zoo er maar meer samen binding ware onder de erkende vromen „Zoo er maar meer plichtsbesef ware bij de Ouderlingen„Zoo de oude lieden de jonge ren maar minder miskenden Soms ook meer als gemoedelijke klacht op rijst „Een mensch kan het zichzelf maar niet geven Och mocht het maar zijn, zoo als het vroeger was Maar welbeschouwd is het telkens weer een aanklacht in de klachtSion zegt„De Heere heeft mij verlaten." En Herders en Opzieners hunnerzijds vallen al licht in denzelfden strik. Het diep besef van eigen onmacht en het brandend begeeren naar het Heil hunner schapen worden zoo licht hiertoe misbruikt„Wat baat hun arbeid „Waarom zien zij geen vrucht?" Het Herders- hart zou met zijn bloed het Heil der zijnen willen betalen. Waarom schijnt de arbeid ijdel „De Heere heeft mij vergeten Moogt Gy zoo oordeelen, Gemeente des Nieuwen TestamentsHebt Gij, met Golgo tha's kruis voor oogen den moed tot zulk aan klagend klagen? Of had het oude Sion met zijn verleden vol reddende blijken van 'sHeeren gedenken recht tot zoo verwijtende klacht Maak Uw klagen tot vragen Zeg met den Psalmist „Gij waart mijn hujp in al mijn zielsverdriet, O, God mijns Heils, begeef, verlaat, mij niet!" En Gy, Herders, moogt Gy zoo verwijtende klaagtoon op de lippen nemen? De Heere zou Zijn Sion vergeten !Kunt Gij dat dan doen Ligt niet in Uw hart, juist omgekeerd, aide ernstig diepe getrouwheid van innig teedere Liefde Ligt niet over ouden en jongen iets in Uw hart van wat Laban over Jakobs kinderen zeide „Deze zonen zijn mijne zonen en deze dochte- ren zijn mijne dochteren Is niet hun vreugd Uw verheuging? Hun leed uw smart? Hun zonde Uw slapeloosheid? Hun lof Uw glans? Scheuren niet hun sterfbedden Uw hart? En hangt niet schier .Jkozend, aan hun graven Uw oog? Reeds de loutere onderstelling ergert U, dat Gy hen zoudt kunnen vergeten. Uw volk, Uw lievelingen, niet dragen in het binnenste Uws harten „Indien ik U vergete, o Jeruzalem, zoo ver- gete myne rechterhand zichzelve. Myne tong kleve aan mijn gehemelte, zoo ik aan U niet gedenke Zelfs al zou hun Jeruzalem hen vergeten kunnen, dan nog konden zij het niet. Of heb ben zij niet naar Mozes zinrijk woord het gedragen en geleid en gekoesterd als een moeder haar kind. Ja, indien zelfs hun Jeruzalem hen zou kun nen vergeten, dan zou in hun hart geen vergeten zijnmaar de Rachelsstemming door Jeremia beschreven„Er is eene stem gehoord in Rama, eene klage, een zeer bitter geween Rachel weent over hare kinderenzij weigert zich te laten troosten over hare kinderen, om dat zij niet zijn." Met dubbele banden gebonden (banden van aardsche gehechtheid en banden- van hooger natuur) kunnen de Herders de Gemeenten of ruimer arbeidskringen, waarin zij ingeleefd zijn, waarlijk evenmin vergeten als eene moe der haar lieveling. En „kan ook eene vrouw haren zuigeling vergeten „Ofschoon deze vergate Wie waagt zóó stout beweren Hij, Die der moeder heur têere, heilige, moe derliefde inschiep. Hij, Die den band tusschen Herder en arbeidsveld vlocht. Hg, Die aan Zijn Sion beloofd had, het te troosten, zoo als iemand zijne moeder troost. Hij alleen is tot zoo stout een verzekering gerechtigd. Hij al leen is tot zoo diep een Liefde in staat. Hoe miskent dus een slapend Sion Zijn Liefde Hoe eert, daarentegen, een vragend Zion Zijn hart Hoort Jeremia's antwoord, Gij Rachelsge moederen„Zoo zegt de Heere Bedwing Uwe stem van geween, en uwe oogen van tranen want er is loon voor Uwen arbeid, spreekt de Heere." Klaagt niet langer, bekommerde ziele! Zoo herdersharten zoo trouw zijn, en moederharten zoo teer, zou de „Opperste Herder der schapen" dan anders kunnen zijn? Vreest niet, noch voor persoonlijk,— nóch voor gemeenschappelijk, - belang, Gij, die den vrede van Jeruzalem begeert. De Heere kan Zyn Sion niet vergeten. Hoort Zijn woord Kan ook eene vrouw haren zuigeling ver geten Ofschoon deze vergate, zoo zal Ik toch U niet vergeten." Feringa. H. Met artikel XXVIII komen wij nu aan de openbaarwording van de Algemeene Christelijke Kerk. Het draagt ten opschrift Dat een lege- lijk schuldig is, zich bij de ware Kerke te voegen. Voor die verplichting wordt geene uit zondering toegelaten, ten opzichte van haar mag niet gepleit worden (om aan hare naleving te ontkomen) op tijdsomstandighedenwetten of wat dan ook. Hoort slechts. „Wij geloo- ven, aangezien deze heilige vergadering is eene verzameling dergenen, die zalig worden, en dat buiten dezelve geene zaligheid is, dat niemand, van wat staat of qualiteit hij zij, zich behoort op zichzelven te houden, om op zijn eigen persoon te staan; maar dat zy allen'schuldig zijn zichzelven daar bij te voegen en daar mede te vereenigen onderhoudende de eenig- heid der Kerke, zich onderwerpende der on- derwijzinge en tucht derzei ve, den hals buigende onder het juk van Jezus Christus, en dienende de opbouwing der broederen, naar de gaven die hun God verleend heeft, als onderlinge' lidmaten eens zelfden lichaams. Geschiedt het ingeplant worden in Christus en in zijne Kerk zoo, dat wij daaronder lijdelijk verkeeren, tot de openbaarwording van het lichaam van Christus wordt Gods kind werk zaam gemaakt. De uitdrukking de reformatie ter hand nemen, die zoo menigmalen als onge oorloofd is uitgekreten, is, welverstaan uitne mend gekozen en recht op hare plaats. Lees het hier nu zelf in artikef XXVIII, hoe tot kerkformatie, in den zin van openbaarma king der Kerk, Gods kinderen worden werk zaam gemaakt. Zij leeren het met innerlijken drang verstaan als hunne verplichting. De Kerk kan nimmer als zichtbare Kerk optreden dan tenzij de geloovigen hunne verplichting leeren verstaan en dienovereenkomstig hande len. Zoo is de ordinantie Gods. Hoe schuldig dan die verplichting te laten rusten, onder den schoonen schijn, van niet in Gods werk te willen ingrijpen. Dat hier trouwens gehandeld wordt van de openbaarwording der algemeene christelijke Kerk blijkt genoegzaam uit de uitdrukking schuldig zich daarbij te voegen. By de Kerk toch in hare onzichtbare gestalte behoeft de geloovige zich niet meer te voegen, God heeft hem daarbij gevoegd in zijne wedergeboorte, maar nu zal hij ook van ganscher harte de openbaring dier Kerk moeten zoeken. Hy zal zich daarbij moeten voegen en daarmede moeten vereenigen. Het is dus niet genoeg, nu en

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 1