VRIJDAG 1 JANUARI.
eekblad gewijd AAN de j3ELANGEN der pereformeerde
JnToord.
■-P
rabant en
Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. II. FERINGA
en Ds. A. LITTOOIJ.
Uit de Heilige Schrift.
KERK.
6eJaargang.
No. 53.
IN L eeland,
|_/IMBURG.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel reide Heeft de HEERE
lust aan P.randofferen en Slachtofferen, als
a»n het gehoorzamen van de stem des Ilee-
ren? Zie, gchoorzaamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 8 maanden f 0.35. Ajzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1—5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
60 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE CO (NT RE
MIDDEL3URG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
NIEUWJAAR.
„Gij die niet weet wat mor
gen geschieden zal."
Jacobus 4 14.
Wat zal 1S97 brengen?
ij, die niet weet, wat morgen geschieden
zal," hoe zoudt Gij die vraag weten te beant
woorden
Maar is het ook wel noodig? Is het zelfs
Wel betamelijk of wenschelijk, dat Gij haar be
antwoorden zoudt?
Wat moet 1897 brengen?
Dat is een betere vraag. Een vraag, waar
op het antwoord U wel terdege opgelegd is.
Een vraag, welker beantwoording even mogelijk
is als de andere onmogelijk.
vvai 189/ orenge'n moet
Terugkeer tot God voor een van Hem afge
dwaald volk. Verbreking van slavenboeien
voor aan Besturen en Reglementen geketende
Kerken. Opwaking tot heiligen yver voor slap-
pelijk en vagelijk gedreven Zending. Voortge
zette Reformatie voor Kerken die aanvankelijk
ontkomen zijn, kloeke en liefdevolle getuigenis
tot eere des Gezegenden Verlossers in plaats
van halve waarheden of geesteloos zwijgen.
Wat 1897 moet brengen?
Diep ootmoedig zelfmishagen. Een ernstig
aflaten van de oude Adamszonde om in meerder
of minder mate zichzelf als God te willen ma
ken.
Een onderworpen goedkeuren van Gods weg
en werk. Een instemmen in het Kerst-Evan
gelie, dat God niet van ons moet zeggen „al3
Onzer een"maar wèl wy by het kindeke in
Bethlehems kribbe van onzen God moeten zeg
gen „als onzer Een."
Met andere woordenEen afzien van het ons-
zelven redden en volmaken, gepaard aan een
opzien tot den Christus om door Hem gered
en volmaakt te worden.
Een niet langer onbeslist van verre staan.
Maar tot Hem vluchten, om Hem roepen. Het
„over Hem klagen" veranderen in een „aan
Hem vragen." Een ernstig-bestendig begeeren
van wat tot onzen vrede dient.
Een veranderen van het doffe zwijgen in
een blijmoedig spreken voor allen, die weten
de dingen, die hun van God geschonken zyn."
En een ophouden met allerlei „wanneer ik
maar eerst van wie dit nog niet zeggen
kunnen en het toch met meer of minder klaar
heid begeeren.
Wat 1897 moet brengen?
Een einde aan het A. B, C voor Middelburg.
Een einde aan het A, B voor Serooskerkt, Vlis-
singen, Tholea, Axel, Zaamslag en Werkendam.
Een vermeerdering van het aantal aaa het
menschenjuk van 1816 ontkomen kerken door
Raamsdonk, Drimmelen, Geertruidenberg, Aar
denburg, en andere. Een ryke en krachtige
voortzetting van den arbeid der „Inwendige
Zendiag" en der Bijbelcol portage. Licht voor
donkere plaatsen als Steenbergen, Yenlo, Maas
tricht.
Wat 1897 moet brengen?
Een Christelijk volksleven, een kerstening
onzer koloniën, een eendrachtig samenwerken
aller Gereformeerden.
Volle kerken, bloeit .de scholen, geloovige
en liefhebbende harten.
Zal 1897 dat brengen
Licht in bekommerde harten Lof op ge
loovige lippen Krach' ten goede in het
leven zoo van den eikele als van velen to
samen
Of 1897 voorspoed z..l brengen? Wensch
het en zoek het: maar jis naar het antwoord
niet. Ol' 1897 harten z J scheuren of heelen,
levens zal redden oi' t popen, woestijnen zal
openen of lusthoven vraag het niet. „Gij
die niet weet, wat morgen geschieden zal."
Laat dat over aan Hom, die alle ding naar
zijn welbehagen goed, heilig, en liefdevol re
geert. Hy weet het. En ik het niet genoeg, dat
Hij het weet?
Maar vraag, of 1397 o engen zal, wat het
Krengen moet?
„Hoe zal ik dat weten vraagt Gij.
Wel, het antwoord ligt hierin, h*e G>j U tot
de beantwoording van die vraag zet. Het ant
woord op de vraag of 1897 een goed jaar zijn
zal, ligt in de wedervraag, of het een jaar van
gebed zal zijn?
Geen gebed voor Uzelf, voor anderen, met
elkander Dan wordt 1897 een jaar van vloek.
„Gij die niet weet, wat morgen geschieden
zal," hoe durft Gij er zonder gebed een stap
in doen?
Vragen, zuchten, bidden, hetzij kloek of
schuchtermaar telkens wêer een bekend
maken van de begeerten aan den troon der
Genade? Dan wordt 1897 een jaar van zegen.
„Zal het dan een jaar van voorspoed zijn
Dat is niet te zeggen. Tegenspoed is soms
meer zegen dan voorspoed. Maar hetzij voor
spoed of tegenspoed zegen zal het wezen.
Laten wij zóó het Nieuwe jaar in gaan
Met gebed voor al onze geestelijke en lichame
lijke nooddruft. Met gebed voor de belangen
die ons en anderen samenbinden in huis, school,
maatschappij, staat, kerk, en zending. Met ge
bed voor hen, die onze voorbede behoeven.
Bizonderlijk voor hen, die onze voorbede be
geeren. Heerlijkst van alles (zoo God dien rij
ken zegen ons vergunt) een samenbidden met
wie in ons hart gebonden zijn en ons dragen
in hun hart!
„Gij, die niet weet, wat morgen geschieden
zal," beveel 1897 aan aan Hem, Die het
weet en regeert.
Wat 1897 ons brenge, Heereo maak het
een jaar vol van afzonderlijk en gezamenlijk
gebed
Feb inga.
Met onderling goedvinden der redacteuren
zal ds. Feringa yoor dit jaar (1897) de Schrift
beschouwingen leveren en zooveel mogelyk voor
de rubriek Varia zorgen, terwijl ondergetee-
kende, die vyf jaren onder 's Heeren hulp® en
dus ook niet zonder zegen het eerste stuk in
ons blad schreef, nu de rubriekKerk voor
zyne rekening heeft genomen. Zij de Heere
ons drietal redacteuren ook voor dezen onzen
arbeid wederom tot hulp en sterkte, en ge
niete ds. Feringa steeds en zij het in steeds
meerdere mate, die waardeering en belangstel
ling van onze lezers by de vervulling van zyn
nieuwe taak, welke mij steeds mocht te beurt
vallen, en waarvoor ik dank zeg. Of ik ds.
Feringa behoorlijk zal kunnen vervangen in
de rubriek: Kerk, weet ik nog niet, maarzoo-
veel mij zal gegeven worden, hoop ik mij met
lust en ijver aan deze taak te wyden.
Gelijk de lezers zullen bemerken blyft ds.
IAttooij voor het tegenwoordige in de hem zoo
wel toevertrouwde rubriekBelijdenis en School.
Doch, nu meer, rechtstreeks ter zake komende,
zoo heb ik bij ecnen eersten verkenningstocht
op het ruim veld, thans door ds. Feringa aan
mij overgedragen, voorloopig besloten mynen
arbeid ten dezen in tweeën te splitsen.
Vooreerst neem ik mij voor enkele punten
van de leer dvr Kerk meer bizonder te one wik
kelen en toe te lichten. Het wil mij toch toe
schijnen, dat dit geen overbodig werk zal zijn.
Integendeel, het blykt nog telkens in de prak-,
tjkhoe velen nog eene flauwe kennis en on
vaste begrippen hebben omtrent het kerkelijk
leven, om niet te zeggen onjuiste en verkeerde
begrippen. In den eersten tijd was men daar
mede dan ook voortdurend bezig, n. 1.Om
het volk te onderwijzen op het punt van het
leerstuk der kerk. De wettige gronden voor
seheiding en doleantie beiden lagen op ieder an
der gebied, maar niet 't minst op het gebied
van de leer der Kerk. Jade rechte en zui
vere inrichting der Kerk naar den Woorde
Gods, was de kracht en het centraalpunt der
reformatorische bewegingen in de zestiende en
-•nu ook weer in de negentiende eeuw. En zie
het nu ook maar weer in het debat, dat in de
Heraut wordt gevoerd tusschen dr. Kuyper en
ds. Bruna van Buurse, den rechtzinnigen pre
dikant, die zijn positie in het Genootschap van
zestien tracht te verdedigen. Het hapert ds.
Brun aan het rechte kerkbegrip, anders zou
hij die positie niet meer kunnen verdedigen.
Doch, ook al is men op het punt van de leer
der Kerk wel onderwezen, zoo is toch eene
verlevendiging van onze denkbeelden ten de
zen geenszins onnut, ja dikwyls zeer noodig
In de tweede plaats verdient al wat er be
langrijks voorvalt op kerkelijk gebied onze aan
dacht. Zoover de beperktheid van ons blad
en de beperktheid onzer krachten dit toelaten
hopen wij ook hierin onze lezers te dienen.
Natuurlyk zullen wy vooral onzen blik rich
ten op onze Gereformeerde kerken in Nederland,
maar voorts ook met belangstelling ons oog
gericht houden op die velen, die nog om aller
lei redenen van gemak en voordeel afrekenen
van persoonlijken aard onder de organisatie van
1816 zyn gebleven, gelyk weleer in Babel.
Het is toch onze roeping hen voortdurend op
het gevaarlijke en zondige van hunnen toe
stand te wijzen en die zoo zeer strekt tot on
eer van 's Heeren grootenNaam. Voorts trekt
dat genootschap ook zelve de aandacht. Op de
kronkelpaden, die het bewandelt, em zijn ide
aal de Vervorming der kerk in een genoot
schap, waarin geloof en ongeloof vryelijk zul
len kunnen tieren, openbaart zich toch telkens
alweder de ongerechtigheid en de onmogelijk
heid der geheele zaak, maar ook welk eene on-