Nieuwe Goesche Courant,
1886.
Christelijk-historisch blad voor Zeeland
I Aan dat gewichtige werk nu zal de vertegen
woordiging weldra moeten beginnen.
Zaterdag 13 Maart.
No. 1345.
HET ZUIDEN.
Verschijnt eiken Vrijdagavond ten 8 ure.
Prijs per drie maanden franco f0,65.
Enkele nommers- 0,06.
UITGAVE VAN
F. P. DHUIJ, te Middelburg
en
Wed. A. C. DE JONGE, te Goes.
Prijs df.r Advertentiën
Per regel 10 cents.; Familie-berichten van 16 regels
fl,Iedere regel meer 10 cents.
Liefdegaven 6 cent per regel.
Nu nog mooier
De vereen, tot bevordering der belangen van het
volksonderwijs in het rechterlijk kanton Oostburg.
heeft zich tot de Eerste en Tweede Kamer gewend
met verzoek om onveranderd behoud van art. 194.
(onderwijs.)
Op zich zelt is difniets bizonders want »om dei-
wille van het smeer" enz.
Maar dat die heeren zoo boutweg de waarheid in
het aangezicht durven slaan is waarlijk voor hen
niet eervol.
Ze durven zoo maar vlakweg verklaren, dat ge-
noemd art. geen beletsel is voor de ontwikkeling
der vrije school; doch neen dat zeggen ze
niet. «Zij zien er geen beletsel in.t Ligt dus
aan hun gezicht Eere die ridderlijke verklaring.
Wie kan 't gebeteren wanneer anderen niet verder
zien, dan hun zeer gewaardeerde neus lang is
Aan 'tslot bederven ze het eigenlijk weer geheel.
Daar noemen ze het veel besproken art. een sieraad
van onze grondwet.
Boe hebben ze er den moed toe
Een art., dat toelaat te bepalen dat één deel ge
nieten zalen het andere betalenwaar geen zweem
van reclit in te vinden is, zoo maar klakkeloos weg
een sieraad te noemen
Men moet toch maar durven.
V Onze Kamer aan 'f werk.
Het ziet er wel naar, dat het in de Tweede Kamer
weldra spannen zal,
Toen de heer Kappeyne zijn ministerszetel verliet
stelde de Ned. Spectator hem voor als een ruiter, die,
het hazenpad kiezende, zijn laatste pijl in het kamp der
vijanden alschoot.
Die pijl heette: grondwetsherziening.
Van dien oogenblik af is er door alle partijen over
grondwetsherziening geredekavelddat het een aard
l heeft.
i De regeering heeft een commissie benoemd om
Lhaar voor te bereiden. Zij zelve heeft er de hand
man geslagen en ons gezegd hoe zij het wil.
m Onze eerste minister, of wil men liever premier,
Aeeft reeds verklaard liever zijn plaats aan de groene
Hfel te willen verlaten, dan de grondwetsherziening
Re zien verschuiven.
m Derhalve: ernst genoeg.
^^s 'ttot verwondering dat het er dreigt te zullen
^ken?
^^grondwetsherziening »heeft wat voeten in
^^ten dan ook dat onze mannen on-
^^ret zullen zyn.
Dat ieder zich beijver om, waar en wanneer dit
mogelijk is, onze kampvechters te toonen, dat het
volk meeleeftdat het volk hunnen strijd deelt.
Gedenke ook in het gebed.
Mag dat 9
Toen ten vorigen jare werd voorgesteld de Kamer
naar de uitspraak der grondwet, die zegt, dat er op
de 45000 inwoners één afgevaardigde zijn moet, dat
is dus voltallig te maken, werd dit voorstel af
gestemd.
Maar hoewel die poging mislukte, blijft het toch
waar dat onze Kamer op heden onvoltallig, dat is,
ongrondwettig is.
En die onvoltallige Kamer moet nu een werk als
de grondwetsherziening ter hand nemen.
Is dat in orde?
Mag dat
Binnenland.
De Tweede Kamer, nog steeds voortgaande
met de voorbereiding tot de invoering van liet
nieuwe wetboek van strafrecht, heeft zich de laatste
dagen onledig gehouden met de vaststelling der be
ginselen van het gevangeniswezen, en heeft daarbij
drie goede dingen besloten.
Vooreerst is bepaald dat de gevangenen de eerste
twee etmalen van hun verblijf, binnen de groote
logementen zullen onthaald worden op water en
brood. Dat zal voor menigeen die zich de v\eelde
permitteert op kosten der maatschappij te leven
minder aangenaam zijn. Voor den indruk die ge
vangenis en gevangenisstraf maken moet, zal het
goed zijn, is dit besluit ongetwijfeld van waarde.
In de tweede plaats is besloten de -pistole een
bevoorrechte plaats voor hen die betalen kunnen
jn parlementaire taal voor zwakken van gezondheid
enz. ook zelfs niet in éene gevangenis op te nemen.
Het geloof aan rechtsgelijkheid, in de laatste jaren,
door verschillende feiten geschokt kan door dit be
sluit weder eenigszins in het goede spoor geleid
worden.
En in de derde plaats is besloten dat lijfstraffen
voor de zwaarste misdadigers te Leeuwarden, in het
uiterste geval zullen kunnen toegepast worden. We
gelooven ten volle dat de heer Rengers, lid der Com
missie voor de gevangenis te Leeuwarden het bij
het rechte eind had toen hy het volgende zeide:
De groote fout bij hen die tegen de lijfstraffen
zijn, is, dunkt mij, deze dat zij te veel generali
seeren (algemeen maakt) op een gebied waarop men
juist moet individualiseeren (persoonlijk redeneeren).
Men beschouwt, by de bespreking van dit onder
werp, de gevangenen als ééne soort van menschen,
die allen volgens dezelfde beginselen, volgens de
zelfde methode kunnen worden behandeldmen
vertrouwt dat wanneer maar eenmaal de goede,
zuiver humane methode is gevonden, deze ook, met
min of meer gunstig gevolg, en zonder gevaar op
alle misdadigers kan worden toegepast. Dit nu moet
ik op grond van mijne ondervinding bestryden.
Men vergete niet en ik spreek hier over de
gevangenissen, waar gemeenschappelijke opsluiting
bestaatomdat ik met cellulaire gevangenissen, waar
ik inderdaad geloof dat geheel andere maatregelen
van orde en tucht kunnen worden ingevoerd en
gehandhaafd, minder bekend ben dat in die ge
vangeniswereld verzameld zijn de verdorvenste en
voor zedelijke indrukken het minst vatbare elementen
van onze maatschappij.
Ik ontken daarbij volstrekt niet de mogelijkheid^
dat onder die elementen enkele voor verbetering
vatbaar zijn en dat elke gelegenheid moet worden
aangegrepen om aan die ongelukkigen de hand tot
opbeuring te reiken. Maar een gevolg van de ge
meenschappelijke opsluiting is, helaas, zooals thans
ook algemeen erkend wordt, dat juist de verdor
venste en slechtste elementen den grootsten invloed,
het meeste gezag doen gelden.
In die maatschappij zijn het niet het talent, niet
het verstand, niet de zedelijkheid die iemand achting
en gezag verschaffen. Daar zyn het de liederlyk-
heid, het pralen met ondeugden, het minachten der
gestelde regels van tucht, die bij de medegevangenen
een zeker soort van gezag doen verwerven.
Die ongelukkige geest, welke zich bij gemeen
schappelijke opsluiting steeds openbaart, maakt het
noodig dat aanhoudend en met den meesten klem
een gestreng en naar veler opvatting wellicht min
der menschelijk régime worde ingesteld.
Men staat toch tegenover individuen, die eenmaal
den oorlog verklaard hebben aan de maatschappij,
die dit toonden door hun verleden, en dien stryd
voor zoover mogelijk voortzetten, ook binnen de
muren der gevangenisdie, zoodra zij daartoe in de
gelegenheid zijn, trachten zullen de orde te versto
ren, de werktuigen die zij gebruiken, te vernielen»
hen tegen wie zij eene veete hebben te mishande
len, in één woord verwarring te stichten die ein
delijk, voor het grootste gedeelte niet zullen aarze
len om met geweld op te treden en hunne booze
hartstochten tegenover de bewaarders of hen die
met het opzicht belast zijn, bot te vieren.
Die individuen kunnen, hoe treurig het ook zy,
naar mijne overtuiging, alleen door vreesaanjaging
en door de krachtigste middelen bedwongen worden,
zonder uitsluiting der humaniteit, die echter maar
al te dikwerf tot overmoed prikkelt.
Als bewys dat bedreiging met lyfstraffen wel de-a