uieuwe Goesche Courant,
18S6.
Christelijk-historisch blad voor Zeeland
Zaterdag 13 Februari.
No. 1342.
ZUIDEN,
Verschijnt eiken Vrijdagavond ten 8 ure.
Prijs per drie maanden franco f0,65.
Enkele nommers- 0,06.
UITGAVE VAN
F. P. DHUIJ, te Middelburg
en
Wed. A. C. DE JONGE, te Goes.
Prijs der Advertentiën
Per regel 10cents.; Familie-berichten van 1—6 regels
fl,Iedere regel meer '10 cents.
Liefdegaven 6 cent per regeh
Eene bekentenis
Het, getal van die liberalen, die getoond
hebben niet blind te zijn voor de wenschen
der niet- liberalen in den schoolstrijd en
die eerlijk genoeg geweest zijn, te bekennen,
dat Art. 194 onzer Grondwet zoo spoedig
mogelijk diende geschrapt, ot in ieder ge-
'al veel veranderd te worden, neemt gaande
weg toe. Tot hiertoe hadden slechts enkele
personen, (Prof. v. d. VVijck, *Dr. Betz, den
Hertog) een middel aan de hand gedaan,
om aan den schoolstrijd een einde te maken
en had de liberale pers óf omtrent een op
lossing van dien strijd gezwegen, óf zicli
beslist voor het onveranderd behoud van
Art. i94 verklaard. Thans echter heeft
ook één orgaan dier liberale per-, het al
gemeen daaromtrent heerschende stilzwijgen
afgebroken. Wij bedoelen het «Schoolblad.»
Onder den titel «Lle gemoedsbezwaren tegen
de openbare school» schreef de redactie in
jiet nommer van 2 Februari 1886 een
loofdartikel, waarin het goed recht der
intirevolutionairen, om Art. 194 der Grond
wet en Art. 33 der Onderwijswet, twee
artikelen, waarmee de openbare school staat
>f valt, om gemoedsbezwaren af te keuren,
anomwonden worth bekend, ja zelfs ver
dedigd. De bewering van de antirevoluti
onairen, dat de openbare school slechts
voldoende was voor de kinderen van die
genen. welke óf de moderne richting waren
toegedaan óf met allen godsdienst geheel
^ebroken handen, werd door de liberalen
lijk met stilzwijgen beantwoord óf
waarheid er van. De
hoolblad spreekt thans
m. echter uit: «dat de openbare school
slechts in gemoede als de school hunner
Ikinderen kan en mag gekozen worden door
[lien, die zich in liet godsdienstige onder
'e «modernen rekenen.»
En voorts
«Alleen de «modernen» onder de prote-
tanten vinden liet in de openbare school
ist, zooals het behoort. Zij zijn gewoon
an hun voorgangers in de kerk eveneens
chts in algemeene termen over het Op-
wezen te hooron sprekenals zij bidden,
n zij dat ook zoo, als het hier en daar
openbare school geschiedt; de lie-
zij bij feestelijke gelegenheden
ien protestantendag, zijn
men ze ook in
idt, die door
duidelijker geteekend worden, dan ze hier
door eene redactie, die met die school van
nabij en nauwkeurig bekend is, wordt af
geschilderd? Zulk eene bekentenis in den
mond van liberalen van onvervalschten
bloede, is veel waard.
De conclusie, uit deze redeneering door
haar getrokken, is dan ook dezelfde, als
waartoe de antirevolutionaire partij reeds
jaren geleden gekomen is. jammer dat dit
eerst nu, na jaren lang strijdens over de
school en dat nog maar door sommigen uit
de liberale partij erkend wordt; de «partij
van vooruitgang» blijkt hierin achter
aankomend, langzaam achter
aankomend te zijn.
De conclusie is dezo
«Geen wonder dat zoowei katholieken
«(lees: Roomsen Katholieken) als orthodox
«gereiormeerden (lees: anti-modernen) sinds
«lang begonnen zijn hunne eigene scholen
«op te richten. De honderdduizenden,daar-
«aan besteed zijn in ons oog een treffend
«bewijs, dat zij meenen wat zij zeggen.
«Betaalden nu de modernen de scholen, die
«zij geschikt voor hun kinderen ourdeelen
«ook zelf, dan zou de toestand zijn, zooals
«die behoorde. Doch men weet dat de
«openbare school uit de opbrengst der be-
«lastingen bekostigd wordt, belastingen, die,
«behalve door de modernen, ook door de
«katholieken en orthodoxen worden opge-
«bracht. Dit is eene onbillijkheid, die de
«liberalen liberaal genoeg moesten zijn, niet
«langer te dulden.»
Ot dit laatste, deze zijdelingsche raadge
ving door hen, tot wie zij gericht is, zal ter
harie genomen worden, valt echter te be
twijfelen. Het gros der liberale partij gaat
niet uit van de grondstelling, die bij de
redactie van het Schoolblad blijkt vast te
staan, dat alle Staatsburgers gelijke rechten
hebben, en dat het onbillijk is, een groot
deel der belastinggelden te besteden aan
een onderwijs, waarvan zeker de helft der
natie niet gediend is.
Dij de meeste liberalen heerscht nu een
maal de gedachte, dat zij eigenlijk de re-
geerende partij behooren te zijn. Hun
Staatkunde en Staathuishoudkunde is de
alleen ware. En als, volgens hun oordeel,
het ondervvijsbeginsel volgens de genoemde
artikelen 194 en 33 onveranderd behoort te
blijven heerschen, dan moet liet «niet den
kend (maar wel betalend) deel der natie
scholen boin^iyijy^i^iiiiiiiii naar
haar beginsel te doen zegevieren dank
i zij den machtigen steun van liet Staatsgeld.
Der redactie van Het Schoolblad komt
een woord van dank toe, daarvoor n. 1. dat
zij zoo ridderlijk haie meening heeft durven
uitspreken in een tijd, waarin op verschil
lende plaatsen een petitionnement op touw
wordt gezet, om der Regeering te verzoe
ken, Art. 194, onveranderd te behouden.
't' Flinke lui.
De bazen te Veenendaal zouden het loon hunner
knechts van '12 op 10 cent per uur brengen. Sa-
menspreking en beraadslaging had reeds genoegzaam
plaats gevonden, (natuurlijk zonder de werklieden
zelve daarin te liooren).
Eenige knechts zochten het gevaar af te keeren,
doch 't scheen niet te zullen gelikken.
Eindelijk mengden zich eenige burgers met den
burgemeester aan het hoofd in de zaak, met het
gelukkig gevolg dat de heeren patroons van hun
plan zijn afgezien.
Een eerezuil voor zulk een burgemeester en zulke
burgers.
Hoe meer men liet loon verlaagt, hoe ellendiger
de toestand wordt en niemand wordt er door gebaat
Binnenland.
De behandeling der Staatsbegrooting in de
Eerste Kamer trekt uit den aard der zaak gewoon
lijk weinig attentie. De behandeling, nadat het
dienstjaar reeds begonnen is, en nadat de Tweede
Kamer als 't ware het onderwerp heeft uitgeput
door wekenlange discussiën, kan moeilijk iets be
langrijks opleveren. Ditmaal echter is er een punt
dat meer dan gewoonlijk belangstelling verdient.
Er openbaarde zich verschil tusschen de meerderheid
der Kamer en den minister over het behoud van
de werf van aanbouw voor marine-schepen te
Amsterdam.
De heer Stork, een der leden voor Overijsel, had
zijne denkbeelden ontwikkeld in eene uitvoerige en
zeer belangrijke nota, waarin hij heeft in het licht
gesteld, dat het behoud van eene rijkswerf van aan
bouw ceconcmisch niet is verdedigbaar, en uit het oog
punt der defensie volstrekt onnoodig. Waar de eerste
stelling voor de hand ligt, omdat het rijk den prik
kel van het eigenbelang mist, waardoor de industrieel
zich uitsluitend laat leiden, meende de afgevaardigde
uit Overijsel bovendien door een reeks van bereke
ningen het bewijs te kunnen leveren, dat de natie, bij
het wegvallen der rij.<ssverf, minstens een millioen gul
den aan belastingen minder zou behoeven op te bren
gen, terwijl bij argument van de tegenstanders van
de opheffing, dat wij 's rijks werkplaatsen voor de
marine niet kunnen missen, oindat wij ze in oorlogstijd
noodig hebben, te niet deed met deze bewering, dat
de oorlogen in den tegenwoordigen tijd te kortdu^
om, nadat, de oorlog VëFUIaard is, nieuwe scha