i In een woord: de armoede ijvert met den rijkdom om den voorrang. Zij nemen om het sterkst toe. Zijn dit geen levensvragen Levensvragen voor hen voor al, wier maag nog al eens tever geefs den honger aankondigt. Die vragen moeten opgelost. 't Wordt ernstig tijd voor allen, die de bede «Geef ons heden ons dagelijks brood» tot den genadetroon opzenden, eens over die dingen te gaan nadenken. Geen ziekelijke filantropie ol humaniteit echter kan hier hulpe bieden, een hulp die afdoethier moet worden gehandeld. De handen van alle welwillenden moeten in een geslagen, niet het minst die der werklieden zelve; zij moeten op hun post tot practische oplossing dezer kwestie, tot hulp hun ner standgenoo1en. Maar boven alles het oog gericht op Hem die bevonden is te zijn: „Een Hulpe ,*n benauwdheid." ganzen. Als de vos de ^passie preekt. Boer pas op je Van vele zijden, die waarlijk van nature niet zoo barmhartig zijn, komt men tegenwoordig woorden van erbarming jegens den «minderen man» ter markt brengen. Alles moet overhoop gehaald worden om toch den arme te toonen hoezeer men zijne belangen wil voorstaan. Wel verre van zulk doen te misprijzen, willen we er toch wel even op wijzen dat der goddeloozen barmhartigheid ten slotte wreedheid is. Jshjna alle liberalistische bladen beginnen het, altijd op hunne manier, voor den werkman op te nemen. Waarom hebben ze dit niet wat vroeger gedaan Dan zou veel van wat thans de natie beroert en verarmt, achterwege gebleven zijn. Is men dan zoo bevreesd voor de roode vlag Het heeft er al den schijn van. In elk geval: werklieden wees gewaarschuwd. V Een rariteit. In het socialistenblad leest men de volgende kod dige advertentie: «Daar waar vrouw en man één zijn in vrije ge dachte, is het huwelijk volmaakt. Door dezen neem ik de vrijheid eene vrouw in de courant te vragen. Ik ben weduwnaar met 3 kinderen, 36 jaar oud, mijn jongste zoontje is 8 jaar. Een meisje of weduwe zonder kinderen is mij zeer lief, maar zijn er kinderen, dan o^k Recht voor allen.» Vooral 't laatste is grappig. Zijn er onder onze lezeressen die lust hebben in nadere kennismaking, zij kunnen zich vervoegen bij burger Fortuijn te Amsterdam. Binnenland. De heer Elout van Soeterwoude heeft in de Eerste Kamer de beraadslagingen over de Staatsbegrooting ge opend met eene rede, die meer dan eenige andere de aandacht heeft getrokken en voor een deel althans toe juiching van de zijde der liberale pers heeft verworven. Toen de heer Elout met de vinger op Gods Woord wij zende, aantoonde dat het afschaffen der doodstraf een nationale zonde voor Nederland was, vond de liberale pers zijn ambtgenoot in de Tweede Kamer Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lehman, die in dit opzicht minder beslist sprak, veel uitnemender. Nu Jhr. Elout het aangaan van den Atjeh-oorlog en de man onder wiens bestuur die rampzalige oorlog uitbrak, verdedigt, nu wordt de heer Elout plotseling een model voor alle antirevolutionaire staatslieden. Het partijbelang komt op die wijze te grot voor den dag om er ons in 't bijzonder mede bezig te houden. Ons is geen inzage der stukken gegund en dus past ons geen oordeel. Toch verdient het onze aandacht dat er ook mannen zijn die gelijk de heer Elout inzage der stukken hebben gehad en niet zoo vast overtuigd zijn van de wettigheid als deze grijze Staatsman. Doch dit daargelaten. De heer Elout heeft zich jriet bepaald tot eene verdediging van den Atjeh- uu besprak ook nog andere dingen. hare lezers mede te deelen zijn wij wel verplicht een en ander uit des heeren Elouts rede mede te deelen. De heer Elout wees uit de geschiedenis van ons eigen land op het verband tusschen gerechtigheid en verhooging. Dat verband tusschen gerechtigheid en verhooging, zoo sprak hij, zal wel niemand onzer willen betwisten, zoo in onze dagen als in de vroegere heidensche tijden, toen de Voorzienigheid, voorbijziende de on wetendheid, inderdaad beweldadigde en verhoogde het volk, onder hetwelk die gerechtigheid leefde. Het zou in eene zaal als deze, waar de patres conscripti vereenigd zijn, aanmatigend schijnen, om te wijzen op de rij van schrijvers, Herodotus, Cicero, Livius, Diodorus, Sirulus en anderen, welke dit aantoonen, hoe bijvoorbeeld in Egypte, zoolang er godsdienstzin en gerechtigheid woonden, ook macht, welvaart en bloei heerschten, maar ook hoe op het verdwijnen daarvan, verdeeldheid, regeeringloosheid en verval volgden. Hoe Perzië onder Cyrus matig, zedelijk, ordelievend, zich later heeft uitgebreid tot de grenzen der aarde, maar door weelde, wulpschheid en onge rechtigheid, de prooi is geworden van eene kleine Mogendheid, onder Alexander oen Groote. Hoe onder de consuls, toen die gerechtigheid zoo blonk, Rome tot de machtigste en invloedrijkste landen behoorde, maar later bij het verlies, van het stadium honostatis onder de keizers tot een diep verval is gekomen. Onze ouders hebben het verval gezien van het mach tige Frankrijk, dat na de ongerechtige regeeringen van Lodewijk XIV en Lodewijk XV, na de godter gende leeringen van Voltaire en Rousseau, eindigde met koningsmoord en met schrikbewind.» Mag er ook thans verhooging verwacht worden, daar gerechtigheid in ons midden woont! »Onder onze volkszonden mag ik er op drie wij zen: dronkenschap, oneerbaarheid, winstbejag. De Staat heeft omtrent dronkenschap getracht te hulp te komen aan pogingen van bijzondere perso nen, en zich daarin verdienstelijk betoond; de gun stige gevolgen zullen niet geheel uitblijven. Oneerbaarheid. Is hieromtrent het Wetboek van Strafrecht, gelijk kort geleden werd aangetoond, ongenoegzaam, de Staat kan door scherper toezicht althans waken en helpen. Winstbejag heeft op Neerland's roem van eerlijk heid nadeelig in den vreemde gewerkt. De Regee ring zie toe, en verergere niet de zaak door het behoud der Staatsloterij, die nauwelijks een 300ste deel van de middelen opbrengt. Wordt dat behoud door iets verdedigd? Ik vraag of reeds op zichzelf, en dit is hier niet het geval, een kwaad mag ge schieden opdat er iets beters uit zou voortkomen, maar om de winst van den Staat wordt winstbejag der natie aangemoedigd. Ik herinner dat de Regeering reeds meermalen voorziening in die zaak had beloofd en dat de Mi nister Vissering had toegezegd dat men zou over gaan tot de afschaffing. Er is geen zegen mogelijk op iets, dat in zichzelf verkeerd is. En die f400,000 zullen geen zegen brengen, maar integendeel steeds veel kwaad doen. Men moge administratief iets hebben verbeterd, maar ik heb aanzienlijke en waar dige mannen gekend, die een groot deel van hun vermogen hebben verloren door de gewone Staats loterij." is En na de opium-ellende in Indië geschetst te hebben, gaat Jhr. Elout aldus voort: «Lr is, behalve het opium, een ander onrecht dat om eene dubbele reden zegen weert van den Staat. Ik bedoel het onrecht op het gebied van het onderwijs: eene opvoeding van het Nederlandsche volk zonder God en zonder hope, waardoor socialisme en nihilisme worden bevorderd; een onrecht hetwelk men heeft willen goedmaken door het beweren dat de meer derheid der natie het wilde. Maar toen men zag dat het officiëel beweren eene officiëele onwaarheid was, toen het bleek dat meer dan de helft van de Protestantsche en de geheele Roomsch-Kathoiieke bevolking zich verzetten tegen de onderwijswet, had men toen niet moeten terugkeeren om niet een dubbel onrecht te plegen Had men tegenover de helft der natie nu moeten volhouden wat niet vol te houden was, en de bezwaren verdubbelen welke een zoo kostbaar onderwijs zoo voor haar als voor 's lands financiën hebben Als Christenvolk is er iets beters te wachten dan eene Nemesis. Bij het afbreken onzer ongerechtigheden is ons een voorspraak gege ven in den rechtvaardige. Laat ons dan terugkeeren, beide in Indië en hier.» Misschien zal de liberale pers bij nader onderzoek van de Handelingen tot de overtuiging komen dat haar lof voor het oudste en jongste lid d*r Eerste Kamer tegelijk, wel wat overdreven is. -- Niet genoeg kan door de antirevolutionaire nar tri in woord on cr»«v»hrift- rttxwanan uimvlan «r» /J«« tweedracht te zaaien onder de aanhangers dier partjj, naar aanleiding van de kerkelijke beweging in Amsterdam. Gebruik makende van de omstandigheid dat de hoofden der ant. partij zeer van nabij met het «kerkelijk conflict» in betrekking staan, heeft zij (de liberale pers n. 1.,) die, als er sprake was van «scheiding van kerk en Staat» altijd nog al tamelijk geavan ceerde denkbeelden had, nu getoond, die beide be- standdeelen toch niet van elkander te willen scheiden. Wel wetende, dat op theologisch gebied, de leider der antirevolutionairen, in menig opzicht van zijne staatkundige volgelingen verschilt, heeft ze getracht, door op listige wijze het staatkundig met het kerke lijk element te vermengen, en dat alles netjes rondom dien leider te groepeeren, hare tegenpartij terug te doen kornen op haar mandaat, den vorigen zomer op de «Deputaten-Vergadering» dien leider gegeven. Het spreekt van zelf dit hebben ook de libe- ralisten ingezien dat, konden zij slechts een deel. der antirevolutionaire partij van hunnen hoofdman/ hunnen zoo gevaarlijken tegenstander, vervreemden, hun heerschappij in het land er des te sterker door zou worden. En een gelegenheid bood zich daartoe als van zelf aande kerkelijke verwikkeling in Amsterdam Onder den titel: «kerkelijk Conflict» werden haarfijne mededeelingen en ellenlange be schouwingen daaromtrent gegeven in bladen, waarvan men in gewone omstandigheden nu juist niet zeggen kon, dat ze zich zooveel om het kerkelijke bekom merden. En waarvoor dit alles? Wel, natuurlijk, de antirevolutionairen moesten weten, welke leiders zij hadden - het volk moest weten waar Dr. Kuyper en Mr. de Savornin Lohman het heen wilden voeren Niet zwart genoeg konden zij deze teekenen, om voor die gevaarlijke personen te waarschuwen. Juist daarom is het o. i. plicht van ieder antirevolutionair, toch niet al te veel te luisteren naar de zijdelingsche raadgevingen, in den vorm van hatelijkheden aan het adres van Dr. Kuyper en zijne medestanders op kerkelijk gebied. Kan men dan niet zijne leiding als staatkundige waardeeren en volgen, zonder met hem in het kerkelijke overeen te komen, en zonder aanhanger te zijn van de Vrije Universiteit? Zullen de anti revolutionairen nu zelf de oorzaak zijn, dat deze door de liberalen tot een twistappel onder hunne tegenstanders wordt gemaakt. De mogelijkheid be staat, dat sommige, tot hiertoe trouwe antirevolu tionairen door het geschrijf der liberale bladen, zich. minder geneigd gevoelen om de staatkundige leiding van Dr. Kuyper te volgen, maar, mogen we de zulken vragen: dient gij de zaak van Dr. Kuyper om diens wil? Gaat u dan het belang uws vadèr-7 lands niet boven alles ter harte en zoo ja, zijt gij dan niet overtuigd, dat de beginselen op Staatkunnig gebied (van het kerkelijke zwijgen we), door hem beleden en verdedigd, ook de beginselen zijn, die alleen tot zegen des lands strekken kunnen Dat toch de scheiding tusschen «ethisch» en «gere formeerd» naar der liberalisten toeleg, niet moge komen te heerschen tusschen belijders van dezelfde Staatkundige beginselen. Het is op dit oogenblik den liberalisten niet in de eerste plaats te doen om aanhangers voor hunne beginselen te winnen wanneer zij maar verzwakking bij hunne tegenpartij waarnemen, is hun doel bereikt. Hun heerschappij wordt dan bestendigd en hunne tegenstanders willen ze dan volgaarne elkander wel zien afmaken op het terrein der kerk. jj In de Middelburgsche Courant leest men he*« volgendefl De Constitutional verhaalt, dat een dé» I professoren bij een cours voor jonge meisje I in de Sorbonnebij behandeling van Vict' J Hugo en diens werken, een scherp afkeuren oordeel velde, zoowel over de werken als he j leven van den dichter, die het waagde wer I ken als les Chdtiments en Napoleon le Peti—E te schrijven. Men stelle zich de gewaarwoi-1 dingen van Jeanne Hugo, de kleindochter de"* dichters voor, die zich onder de toehoordfj ressen bevond. ;1 Victor Hugo was ongetwijfeld een begaafd dichte}— I Maar dat men over z\jn leven en zijne weaken mei\ J spreekt dan over die van andere dichters, heeft zichzelven te wijten. Hij liet zich vieren en bewi 1 rooken als ware hij een halfgod. In alles sloeg h den mond, en als hij zich over publieke zaken uitspra-J deed hij het vaak op zulk een hoogdravenden tot dat het bij bezadigde lieden ergernis wekken mo^H Hij was bekwaam, geleerd, geniaal standig? \j Het is geen wonder dat door een professor in - en beoorde eld:miigd|H

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1886 | | pagina 2