Nieuwe Goesche Courant,
Christelijk-historisch blad voor Zeeland
1886.
Zaterdag 30 Januari.
No. 1340.
ZUIDEN,
Verschijnt eiken Vrijdagavond ten 8 ure.
Prijs per drie maanden franco f0,65.
Enkele nommers0,06.
UITGAVE VAN
F. P. DHUIJ, te Middelburg
en
Wed. A. C. DE JONGE, te Goes.
Prijs der Advertentiën
Per regel 10 cents.; Familie-berichten van 16 regels
fl,Iedere regel meer 10 cents.
Liefdegaven 6 cent per regel.
Vragen des Levens.
We vreezen geen tegenspraak als we
ïggen in een tijd van beroering te leven.
Onder de vragen die ons gedurig weer
nder de oogen worden gebracht nemen
ie op sociaal terrein zeker niet de kleinste
laats in; en geen wonder.
Toen vóór jaren tot tweemaal toe een
anslag op het leven des Duitschen keizers
edaan werd, hoorden zeer velen voor het
erst van socialisten.
Sedert zijn die lui, in spijt van de wetten
;r beteugeling, in Duitschland zeer toege-
omen in aantal en nog meer in organi-
itie. Maar ook ons land werd met die
lage bezocht. En toen in '79 de moderne
omirié F. Domela Nieuwenhuis het be-
uit nam zich van de kerk los te maken
n zich bij hen aan te sluiten, was hun
estaan en hun uitbreiding in ons land
lenschelijkerwijze verzekerd.
Hij toch is onbetwistbaar een man van
dent. Hij weet zijne hoorders te boeien
a te vervoeren.
Geen wonder dat zich honderden bij de
irtij aansloten; honderden, die, zonder
icht te doorzien in welk net zij hun voet
itten, onbewust van het gevaar, dat het
aortrekken van dat beginsel met zich
rengt, zich door schoone woorden lieten
jrleiden, mee te gaan tot voorbereiding
iner goddelooze revolutie.
Men valle evenwel hen, die zich lieten
eeslepen, toch niet zoo hard.
Denk u even in den toestand van een
risvader, die daar van 's morgens vroeg
't 's avonds laat moet arbeiden voor zijn
iziu, en tmjts al dat zwoegen, al dat zwee-
n zich en de zijnen niet van de noodza-
ilijke levensbehoeften kan voorzien; of
in een ander die de stad dagelijks door
suist om zijn arbeid aan te bieden, ten-
nde zijne van honger weenende kinderen
•ood en kleederen te koopen, maar
emand die werk voor hem te verrichten
:eft.
Men denke zich dien toestand in en stelle
;h voor dat daar een man, die er werk
n maakt, komt, en voorstelt hoe zijn partij
1 maken dat allen verzadigd, allen geluk-
llen vrolijk kunnen zijn, indien
maar in een socialistische
geen begrip van,
pitalistisch
and
en land, om alzoo den buit te verdeelen.
De openbare school heeft hem bovendien
ontroofd van het geloof aan een God die
recht en gerechtigheid liefheeft, die het
kwade straft en het goede beloont.
Wat verhindert hem nu zijn eigen rechter,
en uitvoerder van het vonnis tevens, te zijn
Waarlijk dezulken zijn gemakkelijk te
veroordeelen, maar ze verdienen meer
m e d e 1 ij d e n.
Men verlieze toch ook niet uit het oog
dat er grieven zijn, grieven tegen personen,
meer nog tegen de maatschappij.
Na de invoering van de vrije, geheel
onbeperkte concurrentie v:ng een proces
aan, dat aanvankelijk niet ze* ernstig scheen,
waarvan men zelfs zoo veel goeds verwachtte,
maar dat bitter bedrogen heelt; een proces
van menschenmarteling op groote schaal.
Het streven van de wereld was niet meer
deugdelijk en sterk, maar goed
koop. Van dat goedkoop is de werkman,
doordien ieder den druk een stand lager
trachtte te schuiven, en die stand nu een
maal de laagste is, de lijdende partij
geworden.
De heer, de fabrikant, de baas moest
altijd weer iets goedkooper, altijd weer
iets minder zijn waren leveren; en wat
was nu gemakkelijker dan het loon van den
knecht maar wat te besnoeien.
Door al dat snoeien is evenwel het
boompje, dat 's arbeiders bestaan opleveren
moet, zoo klein, zoo nietig geworden, dat,
daar de vrucht niet meer voldoende tot
voedsel is, zelfs de bladeren reeds geplukt
werden.
Of, zonder beeld, dat niet alleen de dag,
tot arbeiden, maar ook een gedeelte van
den nacht, tot rustere geschonken, moest
gebruikt worden, om een weekgeldje bijeen
te krijgen: dat ook de vrouw uit haar
huisgezin gerukt werd en moest opti ekken
in den strijd om het bestaan.
En nu, nu is dat alles nog niet voldoende
om zich te kleeden, te voeden en te war
men.
Denk daarbij aan zooveel duizenden, die
daar ronddwalen zonder nog zulk een ar
beidsveld te kunnen behouden.
't Is zeer zeker waar, als men beweert:
zulken zijn voor 't gros achterlijken in de
maatschappij, mannen die verzuimd hebben
hun ambacht te leeren, of, wat ze kunnen
is der moeite haast niet waard om ze als
ambachtslieden te groetenmaar we zouden
hun levensbehoeften (d. w. z. tegenover de
maatschappij) niet even'goed recht hebben
om brood voor arbeid te eischen, als
andere meer bekwamen, zij het dan ook in
geringer mate.
Het zal wel altijd zoo zijn dat de achter
lijken het gelag moeten betalen. Is die
toestand, nu die klasse zooveel duizenden
gaat tellen, evenwel houdbaar.
En waar dezulken dan nog eens niet te
vergeefs aankloppen, daar is de hulp dik
werf zoo pijnlijk, zoo wreed.
Ten voorbeelde daarvan dienen een twee
tal staaltjes.
Een man had, om toch wat te verdie
nen zich aangemeld om touw te pluizen.
Van een pak daarvan voorzien ('t is nog
een gunst als men 't doen mag) gaat hij
huiswaarts, tijgt aan het werk, en ziet zijn
arbeid (met behulp van drie kinderen) van
tien uren beloond met40 centen. Zegge
de somma van veertig centen.
Een ander haalt een H. L. erwten ter
verlezing en verdient daaraan met behulp
van heel het gezin in bijna drie dagen
niet minder dan fl.
Zijn zulke toestanden niet
schreiend?
Zijn dat geen grieven? als een
werkman die werken wil zich voor zulk
werk geven moet?
En w a a r 1 ij k 't z ij n de eenige
niet.
Zie wanneer zulke mannen den vogelaar
zoo streelend hooren zingen vanvrijmaking
van den arbeid, van gelijkelijk werken en
gelijkelijk genieten, is 't waarlijk niets
vreemds als hij zich in 't net laat vangen.
Hoe langer hoe meer komen er trouwens
ook vragen aan de orde omtrent derge
lijke dingen.
Hoe komt het toch .lat overal de voor
raadschuren gevuld zijn en daar
bij, en daaromheen zooveel ge
brek is.
Waarom zijn de graanzolders tot
overvloeiendsvol,zoodatmenergeenwegmeer
mee weet, geen koopers voor kan vinden;
enzooveel m a s s a's 1 ij d e n
honger.
Wat is oorzaak, dat magazijnen, tot in
alle hoeken met kleederen gevuld,
wachten op afnemers, terwijl daar een schare
nauwelijks tegen de kou beschut
rondloopt.