titeld: «Mijn zusje» vertoont. Wie of wat den
Heer V. v. 0. het recht geeft, tot zulk eene onbe
kookte kritiek als hij in genoemde inleiding op het
«Zuiden» ten beste geeft, is mij een raadsel. En
ver-beeld u M. d. R. daar vertelt hij onder meer
ook in, dat als hij (V. v. O. het Zuiden eens eene
broederlijke (zou hij wel ooit broederlijk zijn?) te
rechtwijzing gaf, dat weer voor geruimen tijd hielp
en beide weekbladen dan weer eendrachtig hunnen
weg voortzetten. Mag ik u vragen M. d. R. of dat
waar is? Hebben de terechtwijzingen van den
heer V. v. O. ooit in eenioermate bijgedragen tot
het eendrachtig samengaan van uw weekblad met
het zijne? Zoo niet, dan is hij zelf leugenaar, en
dan is deze beschuldiging dubbel zwaar voor hem,
nu hij bijna 3 kolommen van zijn weekblad vult,
om zijn lezers te doen gevoelen, dat het Zuiden ge
logen heeft in zake het beruchte schandaal te
'ostburg. Over de feiten zelve zal ik niet spreken.
Is hij een tamelijk lang artikel schrijft om te be-
ijzen dat zijn zoon onschuldig was aan hetgeen hem
het Zuiden ten laste werd gelegd, moeten er,
■dunkt mij, toch wel feiten zijn, waarom hij het
•noodig oordeelt, zooveel te bewijzen.
Den wensch, aan het einde van zijn artikel aan
gaande het Zuiden uitgesproken, maak ik met eenige
verandering tot den mijne in betrekking tot het
«Weekblad voor ZeeuwschWlaandereris Westelijk
deel:» «Laat ons hem van harte toewenschen, dat
Ij het jaar beter eindige dan hij het begonnen heeft.»
U dankende M. d. R. voor de opname dezer regelen.
tt.
M. A. P.
Mijnheer de Redacteur!
Vergun mij in Uw Blad nogmaals den heer B.
de Die Sr. alhier te wooru te staan; niet om - met
Idien heer te twisten over Grondwet, Schoolwet of
kosteloos onderwijs. Ik acht mij niet in staat over
een dezer quaestiés iets nieuws te zeggen. Zelfs
den heer de Die zou dit waarschijnlijk bezwaarlijk
vallen. (Hij vergeve mij deze veronderstelling en
make er vooral niet uit op, dat ik hem niet voor
knap man houd.) Mijn vorig schrijven in Uw
Blad strekte om den heer de D. te wederleggen, in
zooverre als zijn eerste ingezonden stuk eene be
schuldiging bevatte tegen de openbare school te
töostburg, op grond dat: le. «een leerling reeds een
[aai- in 'l zelfde leesboek zat»2e. de onderget., hoofd
school, lid van den Protestantenbond is; en 3e.
leerlingen met kennis in den mallemolen rijden.
Jne nu echter, hoe de heer de D. zich van het on-
uer le. genoemde afmaakt: nadat ik hem duide
lijk aangetoond heb, dat hij zich erg druk maakte,
pm leugens over te brieven, zegt hij: «We zullen
schuld dier vrouw» (welke hein deze leugens op
[ie mouw speldde) «laten rusten, eerst moeten we
niet den Correspondent» (van 't Weekblad) «klaar
■rijn.» Men ziet het, de heer de D. beschouwt deze
kaken als bestellingen- «die eerst komt, eerst
maalt.)) (1De onpartijdige lezer, ik geloof
zelfs ook de partijdige, zal inzien, dat de heer
ie D. hier éene poging waagt, om zich met fatsoen
ait deze zaak te redden; welke poging hem intusschen
Jammerlijk mislukt
i Mij echter goed; niet alleen laat ik de schuld
lezer vrouw rusten, maar ik wensch haar zelf voort
ijlende vooruitgang in hare financiën en v in
■arheidslietde toe. Ik begrijp, zegt de lieer de D.,
■t goed, wat concurrentie is; de openb. Seh. heeft
Hue concurrentie te duchten. Niet? Moet
■zich dan niet staande houden tegen een stelsel
verdachtmaking, uitgezonden door hen. wier
de heer de D. is, met een overleg, eene
zaak waardig? Heeft zij dan niet hare eer
te houden tegenover al den laster, zoowel hei-
Hijk als in het openbaar tegen haar uitgestrooid?
HL har.- zaak niet eeue reeks van scheldnamen
^Kchande te maken; scheldnamen, die ik kies-
Hlshalve tegenover de lezers van dit Blad niet eens
■g herhalen?
■ïeld is vaak macht; dat valt niet te miskennen,
en laster zijn wapenen, waar-
^^'ii zich, zelfs met een vollen buidel, niet
vrijwaren. En daartegen, Mijnh. de Die,
school te concurreeren.
HL mij vergist heb in 't aantal leerlingen
dan bied ik den heer de D. bij dezen
^^«chuldiging aan; wijl er slechts één
is, dacht ik, dat dit aantal
H^dro^.
■fcfcM^enbond. «Voortaan zal
^■^^o-en den Protes-
iBtanüiku/.c
Of herinnert hij zich niet meer een vroeger door
hem onderteekend strooibiljet? Dan zal ik hem te
hulp komen. Bij de laatste kcrkel. verkiezing, toen
de Protestantenbond op dat gebied nog geen enkel
teeken van leven gegeven had, (dat is ruim een
maand vóór ik de zinsnede nederschreef, welke de
heer de D. zoo merkwaardig vindt), kwam er een
strooibiljet, ook door den heer de D. onderteekend,
waarin de kiezers tegen dat Bond le wapen geroe-
pon werden. De Protestantenbond nam den hem
toegeworpen handschoen op enover den
uitslag van den strijd schijnt de lieer de D. nog
altijd in een knorrige bui te wezen. Hoe kan de
heer de D. dan zeggen, dat de strijd nu pas begint
en mijn schrijven daartoe aanleiding gat En
even daarvoor lezen wij: «Nu weten wij op wiens
mouw wij den leugen te boeken hebben» omtrent
traktementsverhooging van den predikant en 't beta
len v-an hoofdeüjken omslag. Ik vraag nog eens:
hoe kan de heer de D. zoo in de war wezen? In
het strooibiljet, dat op het bovengenoemde volgde,
en dat door vijf kiezers, waaronder ook ik behoorde,
onderteekend was, staan in vette letters de woorden
te lezen, welke de heer de D. eerst nu, en alweder
naar aanleiding van die merkwaardige zinsnede uit
mijn vorig schrijven, als leugen tracht te brand
merken.
Eene zonderlinge wijze van lezenen van
schrijven, voorwaar!
Eindelijk de mallemolen. De heer de D. verklaart
thans, uit welk beginsel hij tegen den mallemolen
is. Ik respecteer d it beginsel, z<v<als ieder ander,
dat men op eerlijke wijze verdedigt. Maar zeer
velen hebben omtrent deze quaestie eene andere
j meening. Volgens sommigen moet men het kind,
i buiten aanraking houden met elk vermaak, dat tot
I het kwade zou kuunui leiden, ook al weet men,
dat het in zijne afzon lering hunkert naar het oogen-
blik waarop liet, de tucht ontwassen, waarschijnlijk
j zonder maat te houden genietingen kan najagen, op
I welker gevaren men het niet kon wijzen. Anderen
meenen, dat het kind moet leeren op een gepaste
wijze deel te nemen aan vermaken, die op zich zelve
onschadelijk zijn (en .de mallemolen zonder de siraat-
demen is onschadelijk) en dat inen hun afkeer
moet trachten op te wekken, voor liet verkeerde,
dat er mocht aankleven. In een schommel bijv.
zien zij geen kwaadmaar als een meisje van een
jaar of 14 en naar Cadzandscbe wijze gekleed zich
op zoon open schommel plaatst, dan achten zij dit
verkeerd. Op iedere kermis niet alleen, maar in
'tgeheele maatschappelijk leven, kan de heer de D.
de gevolgen van beide wijzen van opvoeding nagaan.
Mijnh. de Red., hier wenschte ik te kunnen ein
digen. Maar de heer de D. noodzaakt mij nog even
voort te gaan. Hij verklaart n. 1. in zijn schrijven,
dat de tegenstanders der Openb. Sch. bet wapen
van «slecht leeren" tegen haar niet zullen hantee-
ren. »Wij hebben", roept hij triomfantelijk uit,
»edeler wapenen en hebben dit eerste niet noodig.''
En terstond daarop krijgt hij zulk Deen edeler wapen
uit zijn tuighuis. Boor slechts wat hij schrijft:
»de heer van H. zoeke de klagers over het Openb.
Onderw. hier ter plaatse niet onder zijne tegen-
standeis maar onder zijne vrienden." Laat ons
dezen tegenstander eens even volgen. Hij maakt
eene bepaalde beschuldiging wereldkundig en noemt
de beschukligster, en dat alles zonder nader onderzoek.
Nu zoo iets, zou men nog onnoozelheid kunnen
noemen. Doch het ongegronde, neen het leugen
achtige dier beschuldiging wordt bewezentie heer
d. D. verklaart eenvoudig de zaak te laten rusten
maar hij deelt terstond eene andere beschuldiging
mede, eene zeer vage, maar daarom niet minder
ernstigethans echter zonder den beschuldiger
te noemen. Dat, Mijnh. de Red. verraadt iets ergers
dan onnoozelheiddat isMaar laat ik
nog niet voortgaan en eerst den heer de D. in de
gelegenheid stellen, mij alsnog mede te deelen, wie
deze vrienden zijn, die over het openb. onderw.
«hier ter plaatse» klagen. De heer d. D. gaf zich
vrij wat moeite om mij aan ?t verstand te brengen
dat ik niet over waarheid en recht mag meespre
ken, dat ik niet goed weet wat het woord concur
rentie beteekent en in geheel niet op de hoogte
ben met 'tverschil tusscheti mallemolens en schommels.
Dat werk ging blijkbaar boven zijne krachten, van
daar dat hij gedurig in de war geraakte. Maar
aan 't geen ik hem thans beleefdelijk, maar dringend
vraag, kan hij gemakkelijk voldoenhij legge
deze laatste beschuldiging niet ter ruste bij de
schuld zijner eerste berichtgeefster, maar zegge mij
openlijk van wie mijner vrienden ik leeren kan, in
welk opzicht de openbare onderwijzers «hier ter
nlnat-SPi» in hlinnP - vnrnl' 111lil tft kort SflhletfiD.
deze vraag doet stellen. Niemand is meer, dan ik
overtuigd, dat men bij het werk der opvoeding en
van het onderwijs dagelijks in vele opzichten strui
kelt. Toch wacht ik het antwoord van den lieer
de D. met gerustheid af, overtuigd als ik ben, dat
allen, die bij liet openbaar onderwijs te Oostburg
werkzaam zijn, da u-bij hun plichten trachten te
vervullen.
In afwachting van een spoedig antwoord van den
heer de Die en II, Mijnh. de Red. dankzeggende
voor de toegestane ruimte, teeken ik mij met
hoogachting, Uwdv.dienaar
Oostburg, G. L. P. VAN HAM,
6 Januari 1886. Hoofd der Openb. school.
Aan de lezers der Middelburgsche courant!
De „liberale" Middelburgsche iuesvereeniging en
de Middelburgsche courant zijn, niet waar, bij de
laatst gehoudene verkiezing voor een lid van den
gemeenteraad te Middelburg, niet gelukkig geweest.
Voor den president dier vereeniging en voor den
redacteur dier courant moet dit, daar beiden zich
zoo geïnteresseerd hebben voor den heer van der Bilt,
zeer onpleizierig zijn geweest.
Zelfs het schrijven tegen de - anti-revolutionairen
bij deze verkiezing; haar tot een partij-quaestie te
maken, heeft niet mogen baten!
Hoe is het mogelijk
Wel, het verschil der personen, waar tusschen
het ging, was grooter dan men in he. publiek zeg
gen wilde. Doch dat schijnen de Middel burgers ge
weten en gevoeld te hebben. En dit alleen ver
blijdt ons. X.
Mijnheer de Redacteur!
Mag ik door uw Blad aan de Redactie der Mid
delburgsche courant, naar aanleiding van haar kop
stuk iu de courant van Donderdag, 1.1., de vraag
doen: Of de Roomschen thans niet zijn, wat ze
waren, toen de liberalisten met hen hand aan hand
gingen en hen vleiden? Hen vleien heeft tie anti
revolutionaire partij, bij name De Standaard, nooit
gedaan.
Nog iets.
Mag ik tegelijk genoemde Redactie zeggen, dat ze
in evengenoemd stuk alweer blijk gegeven heeft,
dat ze op kerkelijk gebied niette huis is, en daarom
de portèe der kwestiën niet gevoelt.
Want men moet niet alleen studie van de «ker
kelijke wetten» hebben gemaakt om over de Am-
sterdamsche kwestie te kunnen oordeelen, rnaar ook
van het Woord des Heeren. Het is toch in de
eerste plaats de vraag niet, of de geschorste pre
dikante i, ouderlingen en diakenen het op reglemen
tair gebied winnen; maar wel, of zij de Waarheid
Gods, die in de kerke Chnsli het hoogste gezag heeft en
uit den aard der zaak hebben moet, aan hunne zijde
hebben. Het gaat om het stoffelijk en het geestelijk
goed, dit laatste w z. om de Waarheid, de rechten en in
zettingen Gods, naar de Schriften. En om het
laatste is het begonnen. Dit blijve voor en boven
aanstaan 1
Zij nu, die in dezen strijd de ongeloovigen en
bijgeloovigen tegen zich hebben, hebben, volgens de ge
schiedenis, en naar de Waarheid geoordeeld, bijna
altijd gelijk.
Wanneer ongeloof en bijgeloof aan onze zijde staan
in den strijd tegen broederen mogen we dezen onzen
strijd wel honderd malen bezienwant dan hebben
we bij na altijd ongelijk. A.
Graanmarkten, enz.
Middelburg, 1-4 Jan. 1886.
Heden was de aanbieding aan onze graanmarkt
vrij ruim, de vraag ook vrij levendig, zoodat een
en ander aan circa vorige prijzen grif' plaatsing vond.
Tarwe was m puike kwaliteit beneden f6,50 ino-
cie los te maken, zoodat die prijs algemeen werd
betaald, voorts f6,25 a f6,40.
Rogge f 5,50.
Wintergerst f4,75.
Zomergerst door weinig aanbod meest op f4,50
gehouden, waarvoor niet veel begeerte was.
Haver f 3,50 a f 4.
Paardeboonen meest in afwijkende soort ter marktj
I die niet begeerd werden, puike kwaliteit^
1 t6,50 tnt.-d 6.60 grif te plaa,