Nieuwe Goesche Courant, Christelijk-historisch blad voor Zeeland 18bö. Zaterdag 15 Augustus. No. 1316. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Vrijdagavond ten 8 ure. Prijs per drie maanden franco Enkele nommers f 0,65. -0.06. UITGAVE VAN F. P. DHUIJ, te Middelburg en Wed. A. C. DE JONGE, te Goes. Prijs der A dvertentïën Per regel 10 cents.; Familie-berichten van 16 regels fl,Iedere regel meer 10 cents. Liefdegaven 6 cent per regel. 17 Augustus 1S78 17 Augustus 1885. Daar gaat een gericht Gods door do ge schiedenis der volkeren en der individuen. Met dat gericht van God woidt door de ongeloovigen niet gerekend. Toch is „de vinger" of de hand Gods, vooral van ach teren, zeer dikwerf zichtbaar en tastbaar. De heer Mr. Kappeyne dacht er zeker ook niet aan, en rekende er diensvolgens niet mede, toen hij als lid der Kamer zeide: wanneer hij ooit lust had om achter de, groene tafel te zitten, dat is Minister te worden, dat het dan alleenlijk wezen zou om de minderheden, (waaronder de Christelijk historische partij) dood te drukkendood te drukken, gelijk men de vlieg dooddrukt, die Kle zalf des apothekers stinkend maakt. En metterdaad hij werd later Minister, en trachtte toen ook de daad bij het woord te voegen. De partij van den Christus Gods was blijkbaar een doorn in zijne oogen; zij toch sprak en hield, zoo mogelijk, alles tegen; 't was voor land en volk nut, dat zij werd uitgeroeid. Met liet zwaard, natuurlijk, dat ging niet, dien tijd hadden en hebben we, althans vooreerst, gehad. Beschuldigingen tegen haar te vinden, tengevolge waarvan ze, naar de wet, gevounisd kon worden, ging en viel al even moeielijk. Doch de geschiedenis, zelfs de gewijde, gaf nog wel andere middelen en wegen aan de hand. De tegenstanders van Gods volk, van de Daniels, van Sadrach, Mesach en Abednego, en later van de Mordeehai's ver keerden eenmaal, in hoofdzaak, in hetzelfde geval van Mr. Kappeyne; doch zij wisten wel raad; ging het niet met de reeds be staande wetten, welnu, zeiden ze, dan vaardigen we nieuwe uit, die de mannen van de gehate partij, of de partij in haar geheel, zeker treffen zullen. En dat dat .zeker treffen," volgens de gewijde geschiedenis, nier altijd zeker is, leest men blijkbaar voorbijdaarvoor heeft men, helaas! geen oog; en leest men het al, dan gelooft men het niet. Als „de nieuwe Wetten" gereed zijn, denkt men onwille keurig: zie zoo, nu zullen ze het niet ont komen. Onze tegenstanders kunnen niet ders dan zoo redeneeren; want naar alle sehelijke berekening brengen deze hunne U tot den ondergang; en eene andere nschelijke berekening hebben eu niet: aan een gericht Gods iu igniedems wordt door hen ^omtrent ook ge- datde elkander opvolgende tegenstanders van 's Heeren volk niet kunnen gelooven, dat de put, dien zij graven, voor henzelven kan zijn. Daaraan zelfs dachten Daniels vijanden j niet; evenmin die der drie jongelingen; ook Haman Icon zich dat niet voorstellen; en Mr. Kappeyne? neen, ook hij heeft niet geloofd, dat tengevolge van, en na zijne wet, het Christelijk onderwijs gaan bloeien en zich uitbreiden zou; dat de partij, die naar de berekening langzamerhand doodbloeden en uitsterven moest, zelfs binnen eenige jaren tot eenig aanzieneenigen invloed en eenige macht komen zouook hij heeft niet geloofd, Jat hij na eenige jaren der mate zou zijn uitgeworpen, dat hij in geen enkel district in Nederland lid der Kamer zou kunnen worden, ja, dat zelfs zijne eigene partijgenooten hem vernietigen en ais met slijk nawerpen zouden. Daarbij komt, dat IT bijna niemand dui delijk eu klaar weet te zeggen, waarom Mr. Kappyne door zijne medestanders zoo wordt gehaat. Ons dunkt, dat, als weleer, bij andere ook door zijne geschiedenis een gericht Gods gaat. Mocht hij het ter zijner verootmoediging inzien Uitbreiding en bloei heeft God, die alles bestuurt en regeert, sedert zijne in zoovele opzichten beruchte wet, aan het Christelijk onderwijs gegevendoch Hij heeft dat niet gedaan zonder ons; Hij heeft ons door Zijne genade in dezen arbeid willen opnemen. Wij hebben voor deze zaak des Heeren bij uitnemendheid, van het onze iets moeten en mogen geven. Inzonderheid is de 17 Augustus, de dag, waarop de wet is onderteekend geworden, dag van christelijk protest, dag van offergaven geworden. Bij vernieuwing zullen collectanten, ten behoeve van de christelijke scholen alhier op dien dag uwe offergaven komen vragen en ontvangen. Veel is er noodig; veel vragen weveel zult gij, naar we hopen, geven. De tien opcenten, die er alweer bijgekomen zijn op het belastingbiljet, zult gij immers niet ver rekenen op den 17en Augustus? Dat toch kan noch mag; het zou inconsequent zijn; immers die tien opcenten zijn niet geheel eu al vreemd aan Mr. Kappeyne's wet; en daartegen nu moeten we door onze gaven, voor het Christelijk onderwijs, protesteeren logisch volgt dus, dat ons protest alweer luider moet worden door eenige opcenten ook bij onze offergave >te doen. „Kunnen we dat volhouden?» Best. Als we slechts de zedenbedervende rant «dubbeltjes» vroeg, niet bezoeken maar wat anderen daar doorbrengen aan de Christelijke scholen geven, dan' staan we financieel met deze laatsten al gelijk. Daarenboven is er, als het wezen moet, als Gods zaak het eischt, nog o zooveel uit te zuinigen Zelfs veel, waarbij het uitzuinigen ons eer goed dan kwaad zal doen. Niemand zal er slecht bij varen als hij niet rookt en geen drank gebruikt. En daardoor zou veel, zeer veel worden uitgezuiriigd. Inderdaad er kan nog zooveel gedaan worden. En er is nog zooveel te doen. Ja, ook op het gebied van het Christelijk onderwijs. Binnenland. Ons vaderland in 't algemeen, maar vooral de rechtswetenschap, leed de vorige week een gevoelig verlies door het overlijden van den heer Mr. A. E. J. Modderman, oud-minister van justitie, benoemd lid van den Hoogen Raad. De tijding van zijn dood kwam niet onverwacht, reeds lang was de lieer Modderman ziek; de laatste dagen luidden de berich ten van zijn toestand hoogst zorgelijk. Hoe men ook over hem moge oordeelen, in Mr. Modderman ver liest Nederland een zijner bekwaamste rechtsgeleer den, die met zijn talenten gewoekerd heeft, getuige het Wetboek van Strafrechtwaarvan hij de invoe ring evenwel niet mocht beleven. De overledene was als hoogleeraar te Amsterdam en te Leiden zeer gewaardeerd. In 1870 werd hij tot lid benoemd van de Staatscommissie, aan welke het ontwerpen van een wetboek van strafrecht werd opgedragen en die in '1875 haar verslag uitbracht. In 1879 trad Modderman als minister van justitie op met zijn ambtgenoot Vissering in liet kabinet- Van Lijnden en stelde hij zich vóór alles tot taak het wetboek met de Staten-Generaal te behandelen, en liet tot wet te doen verhellen. Dit gelukte hem in 1881 verscheen het Wetboek in het Staatsblad. Van de maatregelen, om de invoering voor te berei den, heelt Modderman, vóór hij in 1883 aftrad, een groot deel kunnen ontwerpen, o. a. de regeling der gevangenissen en de wijzigingen in 't wetboek van strafvordering. Hem heeft het land tevens o. a. de drankwet te danken. De overledene had den leeftijd van vijftig jaar nog niet bereikt. Door den heer Mr. Keuchenius is j. 1. Dinsdag namens een groot aantal antirevolutionairen in den lande aan Jhr. Elout van Soeterwoude op zijn 80ste jaardag een geschenk aangeboden, bestaande in eene cassette, sierlijk met zilver belegd en gevuld met naamkaartjes, waaronder vele voorzien van toe passelijke spreuken of teksten. In fijnheid en elegance zal dit jaar waarschijnlijk geen schild dat van den scheurkalender „FUlipims" kunnen evenaren. Daar is bepaald buitengewone zorg aan dat schild besteed, daar is de hand van^

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1885 | | pagina 1