Nieuwe Goesche Courant, Christelijk-historisch blad voor Zeeland 185*5. Zaterdag 4 Juli. No. 1310. HET 'Verschijnt eiken Vrijdagavond ten 8 ure. Prijs per drie maanden franco f0,65. Enkele nommers- 0,06. UITGAVE VAN F. P. DHUIJ, te Middelburg EN Wed. A. C. DE JONGE, te Goes. Prijs der Advertentiën Per regel 10 cents.; Familie-berichten van 16 f 1,Iedere regel meer 10 cents. Liefdegaven 6 cent per regel. Binnenland. De Deputaten-vergadering. Gisteren omstreeks half elf was in het gebouw voor K. en W. te 's Hage eene breede schare (uit leden van 't Centraal Comité, leden van Generale en Provinciale Staten, deputaten enz. bestaande) tegen woordig, die, door Prof. Kuyper geleid, het laatste vers van Ps. 33 zong, daarna luisterde naar de voor lezing van Jesaja 40 van af het 10e vers, en eindelijk zich ten gebede verhief. Na het gebed riep de Voorzitter een welkom toe aan alle tegenwoordigen en hield hij eene redevoe ring, waarin hij de reeds bekende redenen in't breede ontvouwdewaarom de deputaten saamgeroepen waren en ook waarom juist nu. Nadat de Secretaris de notulen gelezen had, die werden goedgekeurd, verklaarde de Voor zitter, dat de deputaten nu een assessor hadden te kiezen voor Prof. Lohman, die moest aftreden en een Voorzitter, in plaats van den tegenwoordigen, die aftrad. De stemming wees uit, dat voor een assessor 110 stemmen waren uitgebracht, waarvan Prof. Lohman er 109 had, en dat tot Voorzitter van 'tC. C.,Prof. Kuyper, met 112 van de 113 uitgebrachte stemmen was herkozen. Nauwelijks was dit besluit vernomen ot een drie maal herhaald applaus bewees, hoezeer men daar mede ingenomen was; nog duidelijker bleek dat, toen de vergadering, nadat dr. Kuyper voor het vertrouwen in hem gesteld bedankt had, in oot moedige stemming den bedezang aanhiefDat 's Heeren zegen op u daal. Nu werd de bespreking over art. 168 aan de orde gesteld. Prof. Lohman leidde die in meteen referaat, dat door ieder om 't zeerste werd geroemd en waarin hij aantoonde, dat de Kerk niet mag leven; ook niet voor een deel, ten koste harer tegen standers, en dat zij eene burgerlijke vereeniging moet zijn, wil zij volkomen vrijheid genieten. Hij betoogde voorts, dat de Staat verplicht is, bij schei ding van de Kerk, te zorgen, dat de tegenwoordige titularissen het traktement, dat zij op dit oogenblik genieten, blijven ontvangen en ook, dat de gods dienstige gezindheden moeten behouden, wat haar als eigenaresse of krachtens eenige overeenkomst wordt uitgekeerd en tevens ontvangen wat haar op grond van billijkheid en rechtsgelijkheid wordt toe gekend. Het debat daarover', waaraan door de II. H. Littooij, Diemer Brummelkamp, alsmede door de H.H. elaerts, Heemskerk, Segers, Wielinga, prof. Fa- van Schelven en den Voorzitter deelgenomen "l kenmerkte zich door rustigheid en degelijkheid, (ïige sprekers meenden, dat de quaestie niet fenoeg was, om bij de aanstaande grond wets- adeld te worden, doch anderen drongen aan, dat art. 168 zou geschrapt nerclub deze gelegenheid daar voor niet mocht laten voorbijgaan. Er waren er ook, die het zeer bevreemdend vonden, dat de Kamerclub wel art. 194 had aangeroerd, maar over art. '168 had gezwegen. Zeer terecht werd daarop echter ge zegd, dat in art. '194 het revolutiebeginsel bij uit nemendheid zit en dat, wie 't onderste uit de kan wil hebben, nog al eens het deksel op den neus krijgt. Algemeen was men echter van oordeel, dat het eenmaal tot losmaking van den financiëelen band tusschen Kerk en Staat komen moet. De slotsom van al de besprekingen luidde, dat voor de Chr. Geref. de quaestie over art. 168 al lang aan de orde is gesteld en daarom voor hen volkomen rijp is, maar dat de quaestie nog niei rijp genoeg is voor een ander deel der antirev. partij dat echter de zaak van art. 168, krachtens 't Program, bij grondwetsherziening op den voorgrond moet staan. Nadat alle vergaderden hunne instemming betuigd hadden met de eerste stalling, door Prof. Lohman betoogd: De kerk van Christus mag, zelfs niet voor een deel, leven op kosten harer tegenstanders, en eene motie-Wielinga afgestemd was, gaf de Voorzitter de vergadering eene motie in overweging, in den geest van ons Program, die hoogstwaarschijnlijk is aangenomen. Wij hadden geen tijd meer om de beslissing daaromtrent genomen, af te wachten, ook niet. om de bespreking over art. 194 bijtewonen, hoewel er slechts een half uur voor gesteld was. Pax Humanitate. Onder dezen naam wordt een nieuw soort van vredebond aangekondigd. Voornamelijk schoolmees ters zouden daarvan leden moeten zijn, bij bespre king der historie de grieven van vorsten en volken jegens eikand_r zooveel mogelijk moeten verzwijgen, en vooral niet te hoog opgeven van hetgeen tot dusver als krijgsroem werd geprezen. Het is naar onze meening volstrekt niet noodig volks- en rassenhaat levendig te houden, en menig heldenfeit zou, als het ware licht er op viel, blijken niets anders dan eene daad van afschuwelijken bloed dorst te zijn, en ook niets anders dan 't gevolg van in vorstelijke of ministeriëele kabinetten zetelende heersch- en hebzucht. Deze zaak besprekende, haalt de Middelb. Courant eenige woorden van den oud-afgevaardigde, mr. D. van Eek aandeze voorstander van vredebonden zeide: »De verschillende regeeringen komen meer en meer tot de overtuiging, dat de mogendheden zich ook moeten gedragen als ieder fatsoenlijk man, die bij een twist met zijn buurman naar den rechter gaat, maar niet vuisten uitsteekt en de zaak afklopt.» Het is in mr. van Eek te prijzen, dat hij een af keer heeft van de gruwelen des oorlogs, en een woordje over had om de leiders der volken tot vrede lievendheid te stemmen. Maar nu hij weder eens op den voorgrond geschoven wordt, is het toch zaak er aan te herinneren, dat hij in zijne lange loopbaan nooit iets gedaan heeft om den binnenlandschen vrede te bevorderen, integendeel al het mogelijke heeft aangewend om een deel zijner medeburgers te doen beschouwen als overwonnen volk, hetwelk door het andere deel naar hartelust mag geplaagd en ge plukt worden. Den volke servituten opleggen was het werk der adellijke heerschers in de middeleeuwen. Opheffing van zulke servituten behoort het werk te zijn van ieder «fatsoenlijk» man in onzen tijd. En wil de heer van Eek aanspraak maken op den naam van vredestichterlaat hij dan geen redevoeringen richten tot de doovemansooren der groote potentaten en niet tientalen van jaren in eene hem aangewezen betrekking besteden tot het scheppen en handhaven van een onrecht, dat zijne allernaaste buren en mede burgers ten hoogste krenkt. Een van Eekdie vorsten de les leesten op land- genooten deurwaarders en garnisairs zou afzenden, is in onze oogen als de vosdie de passie preekt. Het Koninklijk gezin zal, na volbrachte badkuur, eenige dagen aan liet hot van Saxen-Weimar door brengen en op 10 Julia. s.op het Loo terugkeeren. Uit Königswart schrijft men evenwel aan het Dag- Wad. dat meer en meer blijkt van de bijzonder gun stige uitwerking, welke ditmaal de badkuur op den gezondheidstoestand van Z. M. den Koning heeft uitgeoefend. Men vond hierin intusschen eene reden te meer voor den wensch, dat de rustige nakuur in Königswart zooveel mogelijk verlengd worde, en men verheugt er zich dan ook over, dat Z. M. er in heeft toegestemd, zijn vertrek van daar nog eenigen tijd te verschuivenZ. M. is voornemens, er nog eenige weken te verblijven. Waarschijnlijk zullen HH. M.M. derhalve eerst in de laatste helft van Juli naar het Loo terugkeeren. Waar moet het geld van daan komen om de tekorten in 'sRijks schatkist te dekken? Ziedaar de vraag waarmee de Kamer zich in de laatste dagen heeft beziggehouden. Men weet dat de Minister Grobbëe een bonte staal kaart van belasting-ontwerpen aan het oordeel der vertegenwoordiging had onderworpen. Het eene stierf in de geboorte, het andere bezweek bij de minste aanraking, een derde werd afgestemd en eindelijk kwam er dan toch een ander «voorde heeren.» De nieuwe Minister Bloem had een ontwerp te verde digen dat volgens berekening 1 millioen aan het Rijk per jaar opbrengen zou. Het ontwerp is inge wikkeld genoeg. Aan de gemeenten zijn eens 7s van de opbrengsten der parsoneele belasting afgestaan tot vergoeding van de intrekking der gemeente-accijnsen. De opbrengst is klimmende en nu wil de regeering aan de gemeenten een vaste som uitkeeren, n.l. het bedrag dat de opcenten over het jaar 18841885. opbrachten. De vermeerdering zal daardoor voor taan het Rijk ten goede komen. Dat er ook tegen dit plan heel wat oppositie ont stond, laat zich begrijpen. De Minister stelde evenwel de kabinelsquaestie, en door eenige leden geamendeerd is ten slotte het wetscntwerp aangenomen met 15 tegen 25 stemmen. Het gerucht dat Vlissingen zou gekozen

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1885 | | pagina 1