ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Vrijdag 26 februari 1962 Nr. 22072 5 De fantasie schiet tekortom die lange lijn te trekken van de oertijd naar nu; misschien van de piet aan de savannah-periode ontsnapte paardjes, naar de snelle, sierlijke rossinanten, die nu met Strao - pas nog en straks weer - hun optocht rij den door dorp en land en dan de zee ingaan. De zee zo ver, zo wijd naar de horizon wacht nog op het zomerlijk gebeuren. De temperatuur stelt niet voor, om zo te zeggen, tenzij mens en dier koude-resistent zijn. Met het warmbloedige paard is dit misschien een beetje het geval, hoe wel niemand zeker weel hoe de paarden het wa- terklotsen tegen de benen, thermisch ondergaan. De paarden trouivens zijn ranker en eleganter dan vroeger, hoewel hier geen kwaad woord over de professionele dikbillen, die vroeger bij Strao kwamen opdraven. Strao met paarden, met vro lijke muziek, (eens) met schrooiseldie snel tussen de knaaggrage bijtertjes van vooral de jeugd ver dwenen, met het stampen van de hoeven, waar door de aarde dreunde en met de gulle lach van de rijders, die snel een glas door de keel goten. Blijheid, het prille geluid van de lente, nog teer maar veelbelovend. Beloften voor een volle groei en rijke oogst, wantdaar ging het toch om. Die lange, bijna uitzichtloze winter, als het land niet werd bewerkt, als gewacht moest worden op produktievere tijden, maakte mens en dier gespannen. Te lyrisch werden dan de gedachten aan lente en zomer: zongroei, bloei, oogst, ge luk, soms werkelijkheid, maar heel vaak illusie. Elk jaar weer moesten mens en dier dat ervaren, maar niet met Strao, als de lucht vol beloften was, als de lange winter werd afgeschud, dan nog was er het vertrouiven in wat komen ging. De zomer zou lang en heet worden voor mens en dier, het werk zou zwaar zijn voor mens en dier. De dikbillen, hen wachtte een zware taak, het gras zou geel, kort en hard zijn. Niet met Strao, dan waren er het gele zand, rul en ruim en de klotsende, lokkende golven. Strao, een kracht bron om onverzadigbaar aan te drinken, het keerpunt tussen winter en voorjaar. Schouwen- Duiveland hield Strao in ere, zonder dikbillen en knoestige boeren, maar met ranke paarden, slan ke ruiters en amazones. Misschien minder emoties, misschien minder besef van hoe het eens moet zijn geiveest, maar Strao is gebleven en dat alleen telt. Geloof en ver trouwen in de toekomst van die nieuwe lente, zul len dan ook niet ontbreken. (Foto: Joh. D. C. Berrevoets)

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1982 | | pagina 5