BIJVOEGSEL
Zierikxceschen Nieuwsbode van Diimsda*' 21 December 1875.
VËIlGADEKli\G V4i\ DEN GËMËËMERAAD
BEHOORENDE BIJ DEN
TB
ZIERÏK2EE,
gehouden den 17 December 1875.
Voorzitter Jhr. van Citters.
Afwezig zijn de HH. Jhr. de Jonge (buiten de gemeente),
Mr. Fokker (ongesteld), Jhr. Mr. Boeije en Mr. Moolenburgh,
de laatste drie met kennisgeving.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
zijn gelezen.
De heer van der Grijp maakt de opmerking, dat bij de
vermelding van het verhandelde omtrent de voorstellen be
treffende de exploitatie der zelkaschhet gesprokene van
sommige leden m de notulen meer breedvoerig voorkomt,
dan van anderen.
De HH. Koole en Jhr. Macaré be&men de opmerking van
den heer van der Grijp. De HH. van der Grijp en Koole
verzoekendat in de notulen van deze vergadering hunne
opmerking zal worden aangeteekend.
De Voorziter verklaart, dat aan dit verzoek zal worden
voldaan.
De voorgelezeu notulen worden daarop onveranderd vast
gesteld.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomenvier brieven
van de Gedeputeerde Staten, houdende berigt van de goed
keuring: a. der rekening van de schutterij over 1874;
b. der begrooting van de schutterij voor 1876;
c. van het raadsbesluit van 8 December 11.tot het doen
van af- en overschrijving van- en op een post der gemeente-
begrooting voor 1875, en
d. van het suppletoir kohier van den Hoofdelijken Omslag
voor 1875.
Voor kennisgeving aangenomen.
Door Burgemeester en Wethouders worden aanbevolen tor
benoeming van een regent van het Burgerlijk Armbestuur,
ter vervulling der vacature op 1 January e. k.te ontstaan
door de periodieke aftreding van den heer G. A. de Looze,
de HH. G. A. de Looze en W. van Schelven, Az.
De eerst aanbevolene wordt benoemd metalgemeene stemmen.
Aan de orde is, de behandeling van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, om aan den heer van Nicuwland
voor eene som van f 300 toe te staanden afkoop van tienden
gevestigd op zijne gronden in den Adriaiia-Johannapolder.
De heer Koole zegt, dat hij na ingewonnen irifbrmatiën
meent, dat die som volstrekt niet voldoende is. Mr. Fokker
heeft gezegd dat de gronden meestal weiland waren, terwijl
Spreker verneemt dat het voor het grootste deel bouwlanden
zijn. Als men nu rekent dat de grootte ongeveer 27 Hectaren
bedraagt, dan komt het hem voor, dat de genoemde som
veel te laag is. Hij stelt daarom voor, dat de Raad het ge
dane voorstel zal verwerpen.
De Voorzitter vraagt of de heer Koole geen nieuw voorstel
kan doenwaarop deze antwoordtdat zulk een voorstel te
ingrijpend zijn zou.
Mr. Moens brengt in herinnering wat er van deze zaak is.
Hij gaat na hoe Burgemeester en Wethouders aan het cijfer
van ƒ300 zijn gekomen, waarmede de belanghebbende ge
noegen heeft genomen. Men kan nu zeggen dat dit cijfer
in de lucht hangtdoch dit zou eene andere som ook doen.
Het zijn hier novale tienden en Spreker wijst er ophoe
het met novale tienden gesteld is. Als de heffing wordt
tegen gesproken, bestaat er mogelijkheid dat de heliVrs in het
ongelijk gesteld worden. Dit is bij het bepalen der afkoopsom
ook van invloed geweest en Burgemeester en Wethouders wilden
zich liever tevreden stellen met ƒ300 dan met eene onzekere
som in de toekomst.
De heer Macaré heeft bezwaar tegen het voorstel van
Burgemeester en Wethouders. Hij heeft gehoord dat de
afkoopsom in Schouwen en Duiveland door elkander ƒ50
per gemet bedraagt. Er zijn hier 15 H.A. goed land en
nog schorgrondenhij meent daarom dat het voorstel
moeijeliik aan te nemen is.
De voorzitter merkt op, dat de tienden, waarvan Jhr.
Macaré spreekt, geen novale tienden zijn.
De heer Labrijn acht de voorgestelde som gering en vraagt
daarom, of het niet beter was het voorstel te verwerpen, dan
kan'de afkoop geschieden volgens taxatie, en is het Da-
gelijksch Bestuur en de Raad verantwoord.
Na nog eene korte beraadslaging, wordt het voorstel van
Burgemeester en Wethouders verworpenmet 8 stemmen
tegen 1die van Mr. Moens.
Bij monde van den heer Mr. Moens, wordt namens de
daartoe benoemde Commissie verslag uitgebragt omtrent de
in hare handen gestelde, door Burgemeester en Wethouders
ontworpen besluiten tot wijziging van de verordeningen tot
heffing van haven- en kaaigeld en van bruggelden en tot
wijziging der verordening op de invordering van bruggelden.
Die wijzigingen zijn bevolen bij de wet van 3 Junij 1875
(Staatsblad n.° 101) en strekken om de zeeton te herleiden,
tot den kubleken meter, en om dus wel den vorm maar niet
het wezen der verordeningen te veranderen.
De Commissie adviseert tot vaststelling der ontworpen
besluiten.
Nadat de heer Mr. Moens 'en de Voorzitter nog eenige
toelichting hadden verstrekt, merkt de heer Houwer op,
dat de voorgestelde wijzigingen alleen betrekking hebben op
de zeeschepen en dat er ten aanzien van de binnenvaartuigen
geene verandering in de bestaande heffing plaats heeft.
Over de ontworpen besluiten in hun geheel is door nie
mand het woord gevraagd.
Eerst worden de afzonderlijke, artikelen en daarna de be
sluiten in hun geheel, zonder beraadslaging, met algemeene
stemmenvastgesteld.
Aan de orde wordt gesteldde behandeling der voorstellen
van de HH. Koole c. s. betreffende de exploitatie der zelk
asch waarvan de beslissing in de vorige vergadering aan
gehouden is.
De Voorzitter deelt mede, dat Burgemeester en Wethou
ders, naar aanleiding van het over de exploitatie der zelk
asch in de laatste raadsvergadering gevoerde debat, tut de
overtuiging zijn gekomen, dat zij met behoud hunner eigen
waardigheid kunnen voorstellendat de Raad eene Commissie
van twee leden zal benoemen, met een lid van het dageJijksch
bestuur als Voorzitter, met eene later vast te stellen Instructie
om de uitgraving der zelkasch na te gaan en te regelen
doch dat Burgemeester en Wethouders bij hun gevoelen blijven
omtrent de andere voorstellen der vier raadsleden, omdat
hunne bezwaren daartegen in volle kracht zijn blijven bestaan.
De heer Koole verkrijgt liet woord en zegt, dat hij niet
zal behoeven te verzekeren dat het den voorstellers genoegen
doet, dat Burgemeester en Wethouders met hen medegaan
en een voorstel doen tot het benoemen eener Commissie,
doch hij gelooftdat dit slechts een halve maatregel is. De
voorstellers staan er niet zoo op dat het derde voorstel aan
genomen wordt, maar wél dat de Gemeente-bouwmeester
worde benoemd tot assistentie van de Commissie. Zij meenen
dat de taak der Commissie anders te zwaar zou zijn, en
achten het wenschelijk dat er controle wordt gehouden over
den sasmeester. Zij wcnschen daarom, dat de Raad ook zal
aannemen hun voorsteldat de Gemeente-bouwmeester toezigt.
zal houden.
Mr. Moens zegt, dat de heer Koole het voorstel van
BuVgeineester en Wethouders wol een hal ven maatregel noemt
en dat naar diens meening in de eerste plaats zou zijn be
reikt wat gewenscht wordtdoor de opdrngt van een nader
toezigt aan den Gemeente-bouwmeesterterwijl hij de be
noeming eener Commissie van minder belang achtdoch het
Dagelijkse!) Bestuur is van eene andere meening uitgegaan
het heeft het benoemen eener Commissie voorop gesteld en
de andere voorstellen beschouwd als een maatregel van uitvoering.
Als de Commissie benoemd is, kunnen de leden daarvan
nagaan welke de beste wijze van handelen i«. De Com
missie zal eene instructie vaststellendie zij zal volgen
en wat het gevolg daarvan zijn zal, zal afhangen van de
beschouwingen van die Commissie. Als er nu reeds maat
regelen van uitvoering worden vastgesteldzou de zaak uit
haar verband wordon gerukt. Zal de Commissie zelfstandig optre
den, dan moet zij eerst nagaan welke gebreken er in de
exploitatie zijn en dnamn maatregelen beramen om daarin te
voorzien.
Voor een gewenschten gang van zaken, acht hij het nuttig
zich thans te bepalen tot het, benoemen eener Commissie
die, als zij het noodig acht, later zelf nadere voorstellen
kan doen.
De heer Zuurdeeg moet opmerken, nu de heer Koole
weder heeft gesproken van een voorstel tot het benoemen
eener Commissie, dat het voordragen van zulk eene Com
missie uitsluitend behoort bij Burgemeester en Wethouders,
volgens art, 54 al. 2 der Gemeentewet. Wat betreft het
voorstel tot verandering van het personeelhij is daar tegen
zooals hij reeds in de vorige vergadering hepft gezegd. De
Gemeente-bouwmeester heeft werkzaamheden van grooten
omvang en heeft maar één ligebaam. Meermalen is er over
geklaagd, niet officieel, maar in officieusc gesprekken, dat
wat onder zijn beheer staat wel wat te zwak wordt waargenomen
niet door gebrek aan goeden wil, maar omdat het hem on
mogelijk is, door de vele zaken die hij heeft. Spreker wil
niet over speciale punten spreken, maar hij wil toch een
wenk geven. Volgons hetgeen hij van deskundigen heeft
gehoord wordt de gasfabriek hier niet gedreven op de hoogte
van de wetenschap; er wordt gas gestookt en kolen aange
schaft niet zooals dit volgens de tegenwoordige wetenschap
zou kunnen geschieden. Dit alles komt, omdat de Bouw
meester gebrek aan tijd heeft. Mij heeft nu reeds te veel
te doen en in den weinigen tijd dien hij over heeft wil
men hem nog belasten met het opzigt over de zelkasch,
waarvoor hij veel tijd zou noodig hebben.
Dit zou ook leiden tot eene verhooging van tractement;
want men kan van hem niet vorderen dat hij die meerdere
werkzaamheden voor dezelfde belooning zou doen, en de ge
meente zou van dat toezigt ook nadeel hebben. Bij de
meerderheid in den Raad beslaat de overtuiging, dat in de
laatste jaren de exploitatie der zelkasch niet goed is geschied.
Burgemeester en Wethouders hebben gezegd, dat de bouw
meester volgens zijne instructie reeds nu een zeker toezigt
over de zelkasch-exploitatie heeft. Is dit zoo, dan had de
bouwmeester er dus ook voor moeten zorgen dat de zaken
beter waren geschied, het is dus zijue schuld ook geweest.
De taak der Commissie, is er gezegd, zou te zwaar
worden; dat is geen argument. Als de leden terugdeinzen
voor de moeite, dan wil spreker zich des noods eene benoe
ming laten welgevallen. Als men het doel wil bereiken moet
men de middelen willen. Als de deskundigen een niet te
besnoeid mandaat krijgenkunnen zij hunne taak gemakkelijk
uitvoeren.
Spreker wenscht alleendat er eene Commissie benoemd
wordt; hij is tegen de andere voorstellen.
Jhr. Mr. Macaré zegt, dat de voorstellers in de eerste plaats
wenschen, den bouwmeester het toezigt op te dragen; 2.°
eene Commissie te benoemen; 8.° eene andere regeling tot
stand te brengen van het personeel met de ontgravjng be
last. Het benoemen eener Commissie, is nu door Burge
meester en Wethouders voorgesteld; met de verdere voorstellen
kunnen deze zich niet vereenigen. De voorstellers blijven
echter aandringen op de aanneming van het voorstelom
aan den bouwmeester het toezigt op te dragen. Mr. Moens
heeft gezegd dat dit moest worden geacht een maatregel van
uitvoering te zijn. Spreker deelt die meening ook wel eenigs-
zins. Hij stelt daarom voor, als amendement op het voorstel
van Burgemeester en Wethouders: dat. de Raaa zal bepalen,
dat de Commissie het regt zal hebben zich door den bouw
meester te doen bijstaan. Volgens de instructie is deze ver-
pligt tot de verificatieen er kan dus geen bezwaar tegen
zijn, bijstand van hem te vorderen; dit hangt af van de
uitlegging zijner instructie. Ook is er dan geen bezwaar van
financieelen aard voor de gemeente.
Mr. Schneiders schenkt zijne goedkeuring aan het voorstel
van Burgemeester en Wethouders. Wat Jhr. Macaré wenscht,
is een maatregel van uitvoeringdie spreker wenscht te zien
overgelaten aan het Dagelijksch Bestuur. Spreker meent, dat
het van den bouwmeester niet te vergen isdat hij de con-
tröle doet, anders zou hij gedwongen zijn van het begin
tot liet einde bij de ontgraving te zijn.
De heer Labrijn zegt, dat het voorstel van Burgemeester
en Wethouders practiscli onmogelijk is. De leden van den
Raad controle te doen uitoefenen, dit kan en mag men
van hen niet vorderen. De zaak kan alleen din goed ge
schieden als men een ambtenaar heeftdie de sasmeester
controleert. Dat is niet af te scheiden van het voorstel om
eene Commissie te benoemen, en het spijt hem, dat Bur
gemeester en Wethouders niet hebben voorgesteld, eene
Commissie te benoemen, geassisteerd door den Gemeente-
bouwmeester. Hij deelt het gevoelen niet, dat zulk eene
opdragt aan den Bouwmeester, niet met diens werk overeen
te brengen is. Als men het niet van dien ambtenaar kan
vergen, kan men het nog minder van de Raadsleden doen.
De heer van der Grijp zegt, dat wat de heer Mr. Schnei
ders meent, de bedoeling van de Raadsleden niet is. Door
de bepaling om den Gemeente-bouwmeester toe te voegen,
wordt niet bedoeld dat deze bij de ontgraving zou moeten
staan. De sasmeester moet dat doen. Deze moet order krijgen
om dit of dat terrein uit te graven. Als hij de kluiten weg
werot en eigenmagtig handeltmoet de Bouwmeester oor-
deefen of dit goed is en als er terreinen uitgegraven zijn,
moet deze ook zien of er nog ascli in zit. De sasmeester
moet opvolgen wat hem gelast wordt. Spreker is het eens
met den heer Labrijndat als de Bouwmeester het toezigt
niet doen kanhet van niemand der Raadsleden te vergen is.
De heer Koole kan zich vereenigen met hetgeen de heer
Labrijn heeft gezegd. Wat de aanmerking van den heer
Zuurdeeg betreft over het voorstel tot het benoemen eener
Commissiemoet hij opmerkendat volgens de nota door de
voorstellers geen dergelijk voorstel gedaan is. Wat het punt
aangaat, om den Bouwmeester liet toezigt op te dragen, dit
blijft steeds nog het verlangen der voorstellers. Hij voor
zich, kan echter wel medegaan met het amendement van
Jhr. Macaré, en meent, dat aan de bezwaren tegemoet kan
worden gekomen door dit aan te nemen. De Commissie heeft
daardoor het regt zich den Gemeente-bouwmeester toe te voe
gen. Dat heeft niet in de beschouwing van Mr. Moens
Dat de Bouwmeester te veel werk heeft, kan Spreker niet
toegeven immers neemt hij nog veel particuliere zaken waar.
Hij acht het geen bezwaar aan hem een nader toezigt op te
dragen dat is echter van eene Commissie niet te vergen.
Mr. Moens zegt, dat als de Commissie eenmaal benoemd
isai het verdere kan worden opgenomen in hare instructie.
De instructie komt bij den Raad ter tafel; men kan er dan
invoegen wat men verlangt. Dit komt hem voor meer eene
kwestie van uitvoering te zijn.
De heer Zuurdeeg vraagt, wat de Commissie dan toch
eigenlijk doen moet, als de werkzaamheden voor haar te zwaar
zijn en men alles op de schouders van een ander wil laden.
Als zij niet nagaat de ontgraving der asch en het bewaren
der kluiten, wat doet men dan met de Commissie? Dan
kunnen Burgemeester en Wethouders het wel nagaan.
De Commissie dient alles na te gaan en nu en dan zelf