B IJ VOEGSEL
Zierikzeeschen Nieuwsbode van Donderdag 1 Julij 1875.
Bekendmaking.
VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD
behoorende bij den
De BURGEMEESTER van Zitrikzee,
Gelet op een schrijven van den heer Militie-Commissaris
in Zeeland, van 29 dezer maand, No. 89£;
roept bij deze op den Verlofganger der Nationale Militie
GERARD HOGEKHEÏJDE,
Nummerverwisselaar der ligting 1872, van de gemeente
St.-Jansteenom op Vrijdag den 9 Julijdes voormiddags
ten 11 ure, op de Koopmansbeurs te Middelburgvoor den
heer Militie-Commissaris in Zeeland te verschijnenvoorzien
van al de door hem van het Korps medegebragtc kleeding
en equiperaentstukken, zijn Zakboekje en Verlofpas, zullende
hij bij niet verschijning op die inspectie aan zich zeiven te
wijten hebben de gevolgen die daaruit ontstaan.
Zierikzee, 30 Junij 1875.
C. J. FOKKER, Weth. I.B.
te
ZIERIKZEE,
gehouden den 39 Junij 18*75
Voorzitter Mr. C. J. Fokker, Wethouder.
Afwezig zijn de HH. van der Grijp, Labrijnen Zuurdeeg,
alsmede ue Burgemeester, die uitlandig is.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen:
1.° een brief van de Gedeputeerde Statenten geleide van
het door hen goedgekeurd kohier van den Hoofdelijke»
Omslag voor 1875.
Voor kennisgeving aangenomen
2.° de rekening van de Commissie voor de grindwegen in
Schouwen over 1874. Ter inzage van de leden gelegd om
later in het archief te worden geplaatst;
3.° de jaarverslagen der gemeenten Hoorn, Leiden en
Groningen over 1874. Ter inzage van de leden nedergelegd
ter Secretarie, om later in de boekerij geplaatst te worden;
4.° de rekening van het Burgerweeshuis over 1874. Tot
onderzoek en verslag gesteld in handen van de HH. Mr.
Moolenburgh, Jhr. Mr. Macaré en .Tlir. Mr. Boeije.
De Voorzitter stelt aan de orde de navolgende voorstellen
van Burgemeester en Wethouders in de vorige vergadering
gedaan
I. bet voorstel om toe te staan het verzoek van de eige
naren der meestoof //de Star" om voor een bedrag van ƒ32
af te koopen eene cijns ad ƒ1,60 's jaars, drukkende op den
grond waarop die stoof staat.
In het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
vermeld dat volgens het register op de Raadsnotulen op den
27 December 1590 is besloten //Symon Coolman met een
//stukje lant buyten de Nobelpoort, genaamt ,/t Geusen-
v stoof hof" te accommoderen om een stoof te bouwen" en dat
uit dc stadsrekening van 1653 (de oudste die in het archief
aanwezig is) blijktdat voor de uitgifte van genoemd stukje
land eene bepaalde recognitie is bedongen met de voorwaarde,
dat als de stoof kwam te vergaan het land weder aan de
stad moest komen.
Na eene korte beraadslaging deelt Mr. Moolenburgh
mede, dat de eigenaren der stoof stellig niet bekend zijn
geweest met de voorwaarde waarop dc grond is afgestaan
waar dat hij en andere geïnteresseerden meenden dat het eene
gewone cijns was. Hij stelt daarom voor, de beslissing op
het verzoek nog aan te houden en Burgemeester en Wet
houders uit te noodigen, aan de verzoekers de voorwaarde
mede te deelen waarop de uitgifte van den grond heeft plaats
gehad, en hun te vragen of zij thans nog bij hun verzoek
wenschen te blijven, daar dc oorspronkelijke voorwaarde hare
kracht zou blijven behouden.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen besloten.
Mr. Moolenburgh en de Voorzitter hebben zich als geïn
teresseerden in de meestoof, van medestemmen onthouden.
II. het voorstel om l.° hu» te magtigen om eene trans
actie tot stand te brengen tot ontbinding der met het Rijk
aangegane huurovereenkomst van het ijklokaalloopende van
1 Julij 1872 tot 1 Julij 1877 ad ƒ100 'sjaars, tengevolge
van de vereeniging der ijkkringen Zierikzee en Middelburg
en 2.° om liet lokaal voor den herijk beschikbaar te stollen
togen een door het Rijk te betalen lageren huurprijs.
Op eene vraag van den heer Mr. Moens deelt de Voor
zitter mede, dat Burgemeester en Wethouders nader hebben
gesproken over den prijs dien het Rijk zou moeten betalen
om het lokaal voor aen herijk te gebruiken en dat Burge
meester en Wethouders eene som van ƒ50 's jaars billijk
achten en voorstellen dat de Raad het daarvoor za) afstaan.
Na eenige verdere beraadslagingen vraagt Jhr. Mr. Boeije of
het lokaal voor iets anders waarde heeft; hij wil de onder
handelingen afhankelijk stellen van de waarde die het lokaal
voor eene andere bestemming heeft. Hij zegt verder dat het
aangaan eener overeenkomst tot ontbinding der bestaande
huur eene welwillendheid van den Raad is en wenscht dat
de Raad bepalen zal dat de tegenwoordige overeenkomst niet
zal ontbonden zijn, voordat men weet voor welken prijs en
op welke voorwaarden liet Rijk het lokaal wenscht te huren
voor den herijk.
De Voorzitter zegt, dat het eene dwaasheid zou zijn eerst
de bestaande overeenkomst tc ontbinden en daarna te onder
handelen over eene nieuwe overeenkomst, daarvan kan geen
sprake zijn. De bedoeling van Burgemeester en Wethouders
is het Rijk van de huur te ontslaan; het IJkkantoor is hier
opgeheven, dc gemeente i9 dus zedelijk verpligt te voldoen
aan het verlangen om de overeenkomst te ontbiudon en Bur
gemeester en Wethouders willen nu opgeven op welke voor
waarden die ontbinding kan tot stand komen.
Op de vraag van den heer Boeije antwoordt hij, dat de
gemeente het lokaal thans voor geen bepaald gebruik behoeft
en liet gedurende dc verhuring ook niet noodig gehad heeft.
De lieer Koole is bereid voor het voorstel te stemmen.
Wat echter betreft dc zedelijke verpligting die volgens het
gevoelen van den Voorzitter op de gemeente zou rusten om
ne overeenkomst te ontbinden, deze gevoelt spreker niet. Hij
stelt de vraag of de gemeente wel de kosten van inrigting
zou hebben gedaan indien zij had geweten dat het ijkkantoor
zou worden opgeheven. Naar zijne meening is bet eene wel
willendheid van de gemeente als zij de huurovereenkomst
ontbindt.
Jhr. Mr. Macaré deelt voör een groot deel de meening van
den heer Koole. De verplaatsing van aen ijker naar Middelburg,
waar nu twee ijkers zullen komen, is welligt het werk van
een ondergeschikt ambtenaar aan het Ministerie. De opheffing
van liet ijkkantoor is een last voor de ingezetenen, die nu
tusscheutijds hunne maten en gewigten naar Middelburg
moeten opzenden en daarvoor kosten maken. Spreker ziet de
zedelijke verpligting der gemeente niet in, om de huur
overeenkomst te ontbinden, maar hij meent dat de Staat de
zedelijke verpligting heeft om den ijker hier te laten. Vindt
de Staat dus goed de ijkkringen te veranderen, dan moet
hij de gevolgen daarvan maar dragen. De gemeente betaalt
hier ook eene toelage voor het post- en telegraafkantoor en
het Rijk maakt goede zaken. Dit kan misschien opwegen
tegen deze zaak. Spreker is tegen de ontbinding van het
huurcontract en dus tegen het voorstel van Burgemeester en
Wethouders.
De Voorzitter zegt dat het hem voorkomt dat de Raad
onbevoegd is een oordeel te vellen over de verplaatsing van
den ijker. Die verplaatsing is zeker te betreuren en voor de
ingezetenen dezer gemeente in geen enkel opzigt nuttig o
aangenaam; het is een verlies en een last, doch men moe
veronderstellen dat het Gouvernement dien maatregel heef