den prijs van liet gas eens per jaar vasttestellenhet saldo heeft toch invloed op den prijs voor het volgende jaar. Dit is gemakkelijker, ook in verband met de gemeente-comp- tabiliteit. Spreker weet niet, dat ieder industrieel doet wat Mr. Moens zegthoe maakt men het dan b. v. in de gas fabriek te Rotterdam; hij heeft van eene dergelijke regeling daar nooit gehoord. Hij is tegen het amendement. Beter dan dit aan te nemen, kon men de bepaling van den gasprijs aan de Commissie over laten, hoewel deze dit eigenlijk liever niet wil. Mr. Moens zegt, dat Jhr. de Jonge zijn voorstel wel heeft bestredendoch geen afdoend argument er tegen heeft, alleen zegt hijdat het gemakkelijk is den prijs eens per jaar te bepalen, doch als men nu toch iets maakt, laat men het dan goed maken. De prijzen moeten slechts 4 maal 'sjaars worden vastgesteld. Het was zijne bedoeling dat de prijzen die de kolen aan de fabriek kosten, tot grondslag zouden worden genomen. De heer Houwer zegt dat hij wel begrijpt dat de gestelde termijn van een jaar, wat lang voorkomt. Hij wijst er echter op, dat men bij het opmaken der voorgestelde tabel er op rekenen moet dat de kolenprijzen niet alleen invloed hebben op den gasprijs en dat de prijzen die de kolen in den winter en in den zomer aan de fabriek kosten niet gelijk zijn, maar altijd verschillen. Aan dit bezwaar kan misschien worden tegemoet gekomen door eene nieuwe bepaling. Jhr. Mr. Macaré zegt, dat hij alleen om de discussiën niet te rekken geen voorstel heeft gedaan in den geest van het straks door hem gesprokene. Hij ondersteunt verder het voorstel van Mr. Moens, en zegt dat als men den prijs van het gas eens per jaar bepaalt, terwijl het batig saldo 2 jaar daarna in rekening komt, men het gevolg hebben kandat het gas duur is als de kolenprijs laag is en omgekeerd en dit wordt voorkomen door het amendement. De heer Labrijn is niet voor het amendement van Mr. Moens zooals het daar is, maar maakt er bezwaren tegen. Hij merkt op dat men in de tabel ook rekening zou moeten houden met de kwaliteit en kwantiteit van het gas, waartoe eene proefstokerij noodig zou wezen, die aan groote inrig- tingen bestaat, maar aan kleine fabrieken niet voorkomt. Misschien zou hij kunnen meegaan met het amendement als men stelde, dat de gasprijzen bij verandering der kolenprijzen op nieuw zouden worden vastgesteld, zonder bepaling van tijd. Mr. Moens wenscht zich te blijven houden aan vaste tijden, anders kan men het evengoed laten. Jhr. de Jonge kan er zich niet mede vereenigeu. Men weet hoe ten allen tijde een eenvoudig voorstel tot verande ring van den gasprijs aanleiding gaf tot langdurige discussies over de geheele zaak der fabriekals men dat nu elk kwartaal tegemoet gaat, dan is hij er bang voor; bovendien ziet hij de noodzakelijkheid der nieuwe bepaling niet in. Het is ook wenschelijk vastheid van cijfers op de gemeente-begrooting te hebben. Het bezwaar van Jhr. Macaré, doet niets tot de zaak af. Als de prijzen die de kolen aan de fabriek kosten tot grondslag moeten komen, dan is de voorgestelde bepaling in tien gevallen achtmaal overbodig, want men heeft ten minste nu gecontracteerd voor de levering van kolen voor het gansche jaar. Als men de tabel zoo zeer uitgebreid wil hebben waar zal men dan beginnen en waar eindigen? Mr. Moens blijft bij zijn gevoelen. Men stuit alleen af op de moeijelijkheid om de tabel op te maken. Men moet den prijs nu eens in het jaar bepalenwaarom kan men het niet evengoed eens in de drie maanden doen? Het is misschien moeijelijk en zwaar, doch spreker ziet niet in waarom het niet gebeuren kan. Hoe heeft men het tot nu toe gedaan Heeft men niet geweten wat het gas kostte aan de gemeente, dan wordt het toch tijd om het te weten. Hij vreest niet voor discussiën als men weet wat het gas kost. Juist dan zal men de administratie begrijpen. De heer Koole ziet ook moeijeliikheden in de voorgestelde bepaling, en daarom maakt hij er bezwaar tegen. Op art. 6 zal hij een amendement voorstellen. Toen de Voorzitter daarop de beraadslagingen sluit, ver klaart Mr. Moens hem het regt daartoe te ontzeggen, waarop de Voorzitter te kennen geeft, dat hij wel is waar volgens het reglement van orde had moeten voorstellen dat de be raadslagingen zouden worden gesloten, doch dat hij meende dat niemand meer het woord verlangde, daar hij het herhaalde malen had gevraagd. Hij moet opkomen tegen de door Mr. Moens gebezigde uitdrukking; hij acht die onparlementair, ten minste onhoffelijk, te meer daar hij als Voorzitter dezer ver gadering nooit de vrije discussiën heeft belemmerd. Mr. Moens is het met den Voorzitter niet eens omtrent de opvatting zijner woorden, die hij geuit heeft, omdat de dis cussiën nog niet waren afgeloopen en meent, dat het niet de eerste maal is dat eene sluiting der discussiën op dergelijke wijze voorkwam. Mr. Bolle verkrijgt daarna nog het woord en zegt dat hij de bepaling van het araendement van Mr. Moens met ge noegen heeft gehoorddoch het bezwaar dat de heer Houwer heeft is ook hem een bezwaar. Hij zou het daarom beter achten indien in het amendement in plaats van den gasprijs per drie maanden moet worden vastgesteld, werd opgenomen dat dit per half jaar zou geschieden. Mr. Moens vereenigt zich daarmede en wijzigt zijn amen dement in dien zin. De beraadslagingen daarover worden gesloten. De twee andere amendementen op art. 1 zijn van Mr Fok ker en den heer Zuurdeeg. De eerste wil den gemeente eene korting voor het door haar verbruikte gas van 50 pCt. en de tweede wil haar volstrekt geen korting geven. De beraadslagingen over die amendementen worden geopend. De heer van der Grijp verlaat de Vergadering. Mr. Fokker zegt, dat de Commissie niet voldoende heeft toegelicht waarom zij eene korting van 50 pCt. wil geven. Iemand die voor f 000 'sjaars verbruikt krijgt eene korting van 20 pCt. en het is dus geen verhouding de gemeente die 84000 M.s per jaar gebruikt 25 pCt. te geven; dat is on redelijk. In verreweg de meeste plaatsen van ons land en ook in het buitenland betalen de gemeenten slechts de helft van hetgeen particulieren betalen. Spreker haalt tot staving daarvan de prijzen van het mis in verschillende gemeenten aan. Jhr. de Jonge weerspreekt hetgeen Mr. Fokker zegt. Deze houdt geen rekening met den exceptionelen toestand der gemeente, en vergeet dat zij voor arbeidsloonen enz. niets betaalt; dat rekent hij niet mede en van zijn standpunt kan hij dit ook niet doen. Spreker noemt daarop verscheidene gemeenten die een eigen fabriek hebben en waar de prijzen die de gemeente en particulieren betalen gelijk of genoeg zaam gelijk staan. Hij vindt er geen reden toe om 50 pCt. korting toe te staan en evenmin om, zooals de heer Zuurdeeg voorstelt, niets toe te staan, maar hij gelooft dat 25 pCt. billijk is. De heer Ochtmau zal zoowel tegen het amendement van den heer Fokker, als tegen dat van den heer Zuurdeeg stemmen. De gemeente betaalt niets voor arbeidsloon, hij ziet daarom niet in waarom men haar nog 50 pCt. korting zou geven, evenmin als hij inziet waarom men haar volstrekt geen korting zou geven, terwijl men dit aan particulieren wel doet. De heer Zuurdeeg heeft zijn voorstel om twee redenen gedaan. Vooreerst naar]; aanleidingl'Jvan hetgeen in andere gemeenten betaald wordt, zooals Jhr. de Jonge heeft aange toond en waaruit blijkt, dat het zoo ongerijmd niet is. Inde tweede plaats, omdat men eene zeer slechte zaak reorganiseert. De gemeente zag bij de oprigting der fabriek dat er geld te verdienen was. Zij werd gasfabrikante-monopoliste, en sneed daardoor voor de burgerij de kans af op verbetering; zij heeft misbruik gemaakt en gezegd de straatverlichting moet niets kosten en er moet nog wat gewonnen worden bovendien. Dat betaalden de particuliere verbruikers. Nu zegt ze tot deze gij behoeft het gas niet te gebruikendoch dat is even als dat een struikroover zegt//de beurs of het leven"; men behoeft de beurs dan ook niet te geven als men niet wil. Duizende guldens hebben de burgers te veel Jbetaald en als zij terug gevorderd konden worden zou hij de eerste zijn die het deed. Het is tijd de ziekelijkheid aie er steeds heeft bestaan, niet verder te ondersteunen. Mr. Fokker acht deze beschouwingen van den heer Zuur deeg niet waardig te beantwoorden. Hij komt evenwel op hetgeen Jhr. de Jonge heeft gezegd van de gemeenten die voor eigen gebruik evenveel betalen als particulieren. Spreker zelf heeft zich op particuliere fabrieken beroepen. De door Jhr. de Jonge aangehaalde voorbeelden van gemeenten die een eigen fabriek hebben, houden geen steek, want men kent het resultaat op de begrootingen dier gemeenten niet. Op zich zelf bewijzen die voorbeelden niets. Spreker kan nagaan hoeveel de verlichting aan de gemeente zal kosten als er 25 pCt. en hoeveel als er 50 pCt. korting wordt ge geven; hij heeft het voorstel gedaan om financieele redenen. Jhr. de Jonge zou niet gaarne wenschen dat dergelijke beschouwingen als die van den heer Zuurdeeg bij hem tot eenigen grondslag hadden geleid om aan een plan tot reor ganisatie mede te werken. De beraadslagingen gesloten zijnde, komt het eerst in stemming het gewijzigde amendement van Mr. Moens. Hierover staken de stemmen, zoodat er in eene volgende Vergadering de beslissing zal worden genomen. Vóór stemden de HH. Jhr. Mr. Macaré, Mr. Bolle, Ochtman, Zuurdeeg en Mr. Moens. Tegen slemden de HH. Houwer, Labrijn, Koole, Jhr. de Jonge en Mr. Fokker. De amendementen van de HH. Mr. Fokker en Zuurdeeg worden achtereenvolgens verworpen met 9 stemmen tegen 1 die van de voorstellers. De Vergadering wordt hierna gesloten. Uitgevers: DE LOOZE WAALE. Gedrukt by OCHTMAN, PIETERSE vak DISHOECK.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1875 | | pagina 4