ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE,
Dingsdag 18 October 1870.
'Af
Ai
Ufo. 2858,
27ste Jaarg
Besturen en Administration.
Bekendmaking.
VERPACHTING
van LANDERIJEN enz.
Nieuwstijdingen.
JFsmwlt
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zie-
•ikzee maken bekend, dat als geneeskundige, voor het
veiTigten van den doodschouw bedoeld bij de wet van
jen 10 April 1S69 (Staatsblad no. 65), en voor het af-
reven der verklaring, bedoeld bij art. 5 der wet van
1 Junij 1865 (Staatsblad no. 60), door hen is aange
wezen de heer Jan Nicolaas Boomdoctor in de geuees-
[junde in deze gemeentedie in hunne op heden
houden vergadering als zoodanig is beëedigd.
Z/ekikzee den 12 October 1870.
De Burgemeester,
B. C. CAU.
De Secretaris,
J. P. N. ERMERINS.
VAN DE
gemeente zïerikzee,
OP HET RAADHUIS ALDAAR,
Donderdag- cleai October lÖ'T'O,
te 10 uur des v oormid'dags.
De voorwaarden liggen ter lezing 0(3 de Secretarie
en zyn aldaar, tegen IO cent, verkrijgbaar. J
De af koopbaarstelling der Tienden.
11.
Wij hebben de nadeelige werking der tienden voor
de ontwikkeling van den landbouw in ons vorig opstel
besproken. Wij liebben gezien dat dit regt, al dagteekent
bet sedert eeuwen, al werd het door opvolgende rege
ringsvormen ook in Nederland in stand gehouden, een
wezenlijke hinderpaal is voor den vooruitgang van den
landbouw, en eenmaal kan worden een bron van onlusten
en volksberoerten. Reeds tijdens de republiek werd
vruchteloos op afschaffing van tiendheffing aangedrongen.
Keizer Napoleon, wiens handelingen in den regel op alles
behalve op vrijheid' steunden had een afkeer van dit
overblijfsel van leenroerigheid en stelde tiendheffer en
tien cl p 1 i g-1 i ge in de gelegenheid zich yan den drukkenden
last per tienden te bevrijden. Van dit keizerlijk decreet
van 1813 werd echter om verschillende redenen geen
ruik gemaakt. Ook het werk der commissie uit de
Tweede Kamer, in 1849 benoemd, bleef vruchteloos en
leidde alleen tot eene toezegging der Regering (men
weet wat dikwijls zoodanige toezegging is) 0111 de zaak
grondig te zullen onderzoeken. Aan een zeer kundig
volksvertegenwoordiger uit Overijssel, warm voorstauder
van den landbouw, barou Sloet tot Oldhuis, hebben wij
te danken, dat het tiendregt eene volkszaak is geworden.
In de zitting van 1855 56 stelde hij een wets-ontwerp
voor tot opheffing vau het tiendregt. Ook hij eerbiedigde
de regten van den tiendheffer, maar ging niet verder
dan het decreet van 1813 en gaf hem alleen het regt
te vorderen, dat de tiendén in grondrenten zouden ver
wisseld worden, welke door den schuldenaar tegen pen-
niug twintig konden worden afgekocht. Het was de
leste oplossing van het vraagstukomdat het gelief
koosde denkbeeld der tiendheffers, clat de Staat zich met
de opheffing zoude belasten, in ieder geval strijdt met
eene regelmatige verhouding van den Staat tegenover
de nijverheid. Maar de meerderheid der Tweede Kamer
was destijds om verschillende bezwaren die ons niet
overwegend voorkomen, tegen die wijze van oplossing
van het vraagstuk gekant. Baron Sloet lot Oldhuiseen
volhardend man, wijzigde zijn voorstel in den geest der
meerderheid; hij diende in de zitting van 1857/58 een
gewijzigd ontwerp in, dat wederom veel tegenstand in
de Kamer ontmoette, en eindelijk in de zitting van 1858/59
een derde wets-ontwerp, geschoeid op dezen grondslag:
dat alle tienden zonder uitzondering, op vordering van
den pligtige afkoopbaar werden gesteld tegen het fcwin-
tigvoud der gemiddelde jaarlijkscho opbrengst, gedurende
de laatste twintig jaren. Tienden, die één blok of een
geheol uitmaakten, mogten alleen in hun geheel worden
afgekocht, tenzij de heffer in een gedeeltelijken afkoop
genoegen nam. De Tweede Kamer vereenigde zich met
het wets-ontwerp, maar het werd door de Eerste Kamer,
meest uit tiendheffers zaïnengesteld, verworpen. In geene
zaak heeft de Eerste Kamer zooveel blijken gegeven van
stelselmatige volharding als in deze, want tot driemalen
toe werkte zij de zaak tegen, nadat zij eerst op nieuw
door den heer Sloet tot Oldhuis en later door den Minister
van Justitie, den heer Olivierin 1862 was aanhangig
gemaakt en 111 1863 in beide Kamers talentvol was ver
dedigd. Indien de bevrijding van .den landbouw van
den tiend last nog steeds tot de vrome wenschen behoort,
indien menig landbouwer blijft zuchten onder den last,
die den meerderen welstand van zijn huisgezin onmo
gelijk maakt, dan heeft men dit niet te wijten aan de
flaaiuvlieid der elkander opv.olgende Regeringen (ook de
Ministers Piclce en Wintgenstot geheel verschillende
rigting behoorende, hieven met kleine afwijking voort-
werken op den grondslag van de heeren Sloet en Olivier
maar alleen aan de vasthoudendheideene betere
zaak waardigvan de meerderheid van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal, welke in den waan verkeerde,
clat de tiendheffers in het algemeen belang werden ontzet
van hun eigendomen dat zij daarom niet door d-eu armen
tiendpligtige, maar door den alvermogenden Staat moes
ten worden afgekocht, die de tienden kon converteren
in grondrente en clan zijn verhaal kon uitoefenen op
de over ver verwijderde landen verstrooide tiendpligtigen
van hetzelfde tiendblok. Wat er van dit zoogenaamde
eigendom is, zullen wij later zien. Maar stralcs hebben
wij reeds in het voorbijgaan gewezen op de onhoud
baarheid van dien eisch, al werd hij sedert in tal van
brochures en dissertatien nader uiteengezet. De tiend
heffers zijn te verstandig om niet zelve in te zien, dat
zij eene dwaling verspreiden. De Staat is niet verpligt
tot vergoeding van eigendom, wanneer hij, in het alge
meen belang, ran mickleueeuwsche rechten een einde
maakt-, en de Staat is evenmin gehouden dn opheffing
der tiendeu als zijn werk te beseTiouwen, ten einde den
tiendheffers een zeker kapitaal of een rentegevenden
schuldbrief ten geschenke te geven, en zich zelf verliezen
op te leggen door dagelijks oninbare grondrenten af te
schrijven en voortdurend processen te voeren met de
door de tiendheffers verarmde tiendplichtigen.
De questie van de opheffing der tienden is eene zaak
welke alleen de beide partijen raakt die door overeen
komst aan elkander verbonden zijn, en de Staat heeft,
zich niet te mengen in de contractuele verpligtingen dei-
landbouwers. De eenige roeping van den Staat is, door
eene verstandige wet de strijdige partijen tot elkander
te brengen en kan het zijn door regtvaardige, voor
geen van beiden te nadeelige bepalingen, eindelijk den
landbouw van dezen knellenden band te bevrijden. Indien
de Staat in onze dagen der nijverheid of den landbouw
te hulpe komt, dan is het niet door kapitaalverstrekking,
maar door zedelijke kracht. Indien gij dus, mijne heeren
en jonkheeren tiendheffers! wacht, hetzij tot hetoogen
blik dat de Staat u zal onteigenen, hetzij tot het oogen-
blik dat de Staat den afkoop-last op zijne schouders
zal torschen, dan zult gij lang wachten en zóó lang
wachten, dat misschien ten gevolge van staatkundige
gebeurtenissen, welke wij niet zouden verlangen, maar
waarop voorzigtige tiendheffers wèl zullen doen te reke
nen, uw tiend van alle waarde zal zijn beroofd. Ook de
ondervinding in ons vaderland en juist in Zeeland kan
dit getuigen.
Wij maken er den tegenwoordigen Minister van Ju
stitie, den heer van Lilaardus geen grief van, wanneer
hij in de Memorie van Toelichting, gevoegd bij het door
hem thans wederom ingediende wets-ontwerp, zich tegen
den meest geliefkoosden eisch der tiendheffers verzet.
Al kon die eisch zich verdragen met de hedendaagsche
beginselen van staatsrecht en staathuishoudkunde, zij
stuit af op den tegenwoordigen toestand van de geld
middelen van den Staat. De Nederlanclsche Regering,
die op het punt staat de schatkist te sluiten voor de
kolonie Suriname en de Nederlandsche ingezeteuen
allen, zonder ouderscheid, eene nieuwe regtvaardige
maar toch zeer zeker drukkende belasting wil opleggen,
zal hare beurs niet openen om overdreven eischen van
weerbarstige tiendheffers te stijven.
Maar wat wij den heer van Lilaar wel tot een grief
aanrekenen wat wij beschouwen als een bewijs zijner
geringschatting van den kleinen landbouwer, zijner
onbekendheid met hot wezen van het tiendregt, zijner
miskenning, van de herhaalde en ondubbelzinnige be
sluiten derWetgevende Magtdat zullen wij be
spreken iii ons volgend nummer.
Eïtittivïa, 27 Aug. Den 24sten Augustus 1870 zal bij
ile opgezetenen van Bekassie lang in herinnering blijven, zegt het
Bat. Eandelsbl. Op dien dag mogten zij ontwaren dat ofschoon
de Regering eeu langen, zeer langen tijd noodig had om de
moordenaars van deu Adsistent-Resident de Kuijper, den schout
Maijer en audere te doen straffen, die straf toch niet uitbleef.
Op deu namiddag, die de teregtstelling voorafging, kwam een
detachement infanterie en cavallerie de te Bekassie sedert ver-
ledcu jaar gedetacheerde compagnie versterken. Het bivouac in
deu tuiu voor het huis van den schout leverde een belangwekkeud
gezigt op. De passangrahan ter regterzijde van die woning werd
door de manschappen ingenomen, terwijl dc cavalerie-paarden
op do open ruimte, links van de gevangenis, aan de pooleu
werden vastgemaakt. Oui acht uur werd de taptoe geslagen.
Geheel anders "dan wij, sliepen de gevangenen vast en rustig.
Zij hadden de vertroostingen en gebeden van den Iulandschen
priester (Hadjie) geweigerd; zij zeiden niet over den Toean
Allah, dien zij nimmer gezien hadden en dus ook niet kende,
te willen hooren spreken. Hun was moed ingesproken door een
hunner medegevaugeuen die hun beloofd had, dat hij, zoodra
zij den volgeuden dag op het pleiu gebragt werden, al de mili
tairen in stof zou doen veranderen en dat zij allen veilig zoudeu zijn.
De Resideut van Batavia kwam eenige miouten voor zeven
uur, vergezeld van den Adsistent-Resident aau en werd dooi
de militaire autoriteiten, den griffier en deu schout ontvaugcu.
De acht ter dood veroordeelden werden toen door een kleine
afdeeling infanterie uit de gevangenis gehaald met eeu paar trom
men en een .trompet aan het hoofd. Dc veroordeelden werden
voor de autoriteiten gebragt en door policie-beambten bewaakt,
op een rij gesteld; hun vonnis werd hun in naam des Konings
voorgelezen, waarbij de troepen het geweer presenteerden. Zij
werden toen elk persoonlijk door den Resident gevraagd of zij
nog iels te zeggeu hadden.. Allen beweerden onschuldig te zijn.
Toen% zij naar de galg gebragt werden, maakten zij hoegenaamd
geen beweging of vertouniug, en worstelden niet met de personen
door wie zij naar den voet van den ladder werden gebragt. Zij
liepen kalm naar de plaats der teregtstelling, zooals inlanders
gewoonlijk doen. Eeu oude man was de eerste die den ladder
werd opgebragt. Het scheen dat de knoop niet goed gelegd
was, want nadat hij van den ladder was at'gestooten, spartelde
hij eenige malen, maar was spoedig dood, nadat het abuis hersteld
was. De onhandige wijze waarop dit echter geschiedde, wekte
het afgrijzen op vau allen die tegenwoordig waren; wij zageu
velen doodelijk bleek worden. Een dokier die daarbij tegen
woordig was gaf ziju gevoelen daaromtrent in zeer duidelijke
taal aan deu resideut te kennen. Het was erg genoeg om ook
den hardvochtigste te treffen en te doen walgen. De andereu
werden toen een voor een opgehangen. Allen ondergingen het
zelfde barbaarsche optrekken van den ladder, nadat zij aau den
voet daarvan mishandeld waren.
Tiet krombinden van een man aan den voet van den ladder,
op eene wijze die wij kiescbheidshalvc niet kunnen omschrijven
en hem dan met hetzelfde touw rondom zijn hals, waardoor
hij bijna stikt, den ladder op trekken, is eene schande voor
eene beschaafde natie.
Waarom den mensèhen meer pijn aaugedaau dan uoodig is
Het regt behoort te straffen, maar mag ziju slagtoffer niet martelen.
Wij hebbeu regt om te vrageu, in naam der beschaving en der
menschlievendheid te cischen, dat deze wijze om misdadigers
Ier dood te brengen, onmiddellijk worde afgeschaft.
De ligchamen van de acht lereglgestelden werden later af
gesneden en in vier karren geplaatst en met 35 bannelingeu,
begeleid door troepen, naar Batavia gezonden.
Zwarter eu zwarter ziet cle Times de toekomst
tegemoet. Het blad stelt de jongste circulaire van
graaf Bismarck en het te Tours uitgevaardigde manifest
vau deu heer Gambetta nevens elkander. Parijs"
zoo schrijft de Bondskanselier »zal uitgehongerd
worden en honderdduizenden zullen van gebrek om
komen»neen" antwoordt Gambetta: »want
alvorens Parjjs is uitgehongerdzal de belegeraar
gedecimeerd wezen door onze wapenen door honger
en door de elementen." Helaas! -- roept naar aan
leiding hiervan de Times 't is maar al te waar.
Parijs .zal schrikkelijk moeten lijden; doch ook den
Duitschers staan zware beproevingen te wachten. Naau-
welijks kunnen we ons de jammeren denken die
onvermijdelijk gepaard moeten gaan met het beleg
eener stad gedurende den barren winter. Eu welk een
stad! Welk een bevolking! Welk een heir van arme,
lijdende zielen binuen en rondom die wallen O
de menschheid moet schreijen tot den Hemel, om een
oordeel af te roepen over de monstersdie- zóóveel
ellende over hun geslacht bragten Tochhoe
zeker we die ellende in do toekomst ontwaren we
kunnen niets doen om ze te voorkomen. Europa moet
werkeloos toeziende strijdendeu moeten den twist
beslechten onder elkander: en eerst wanneer een der
beide zieltogend neerligt, mogen we op vrede hopen.
Doch zoo we dan niet handelen kunnen laat
ons ten minste geen illusiëu ons voorspiegelen De
strijd zal een harde wezen Wij weten niet wanneer
hij eindigen zal. Welligtals Kerstmis sneeuw over
de velden strooit, als 't Vrede op aarde, in de men-
scheu een welbehagen in onze bedehuizen schalt
welligt zullen dan nog immer de twee magtigste
natiën der Christenheid den Muselman en Heiden met
bittere ironie doen uitroepen: «Ziet, hoe lief die Chris
tenen malkander hebben
De Times meldt dat uit Duitschland houten ge
bouwen worden gezonden voor de troepen bij Metz
en dat te Versailles onder de Pruissen de typhus in
hevige mate heerscht.
Lord Cardwelde minister van oorlogheeft in
eene redevoering te Oxford gezegd «Indien de gele
genheid om den vrede te herstellen zich aanbied laat
ons die dan aanvatten maar werpen wij geen olie in
de vlam welke wij willen blusschen."
italic.
tSome, 14 Oct. Op bevel van Lamarmora is aan
den jongen Mortara vergunning gegeven om naar zijne
ouders terug te keeren.
tti
Tours13 Oct. Een dépeche aan het ministerie
uit Ferté St. Aubin van 12 dezer des morgens van den
generaal kommandant van het vijftiende legercorps, te
Tours ontvangenmeldt dat de vijand gisteren zijn
marsch naar Orleans heeft voortgezet. Onze troepen
die op weg naar Parijs waren en aan den slag bij
Athenay deel hadden genomen bestonden uit geene
volle brigade. De derde divisie die zich standvastig
weerdewerd door den vijanddie talrijke artillerie
hadovervleugeld en trok terug naar Orleans overal
het terrein betwistende. Ik moest 0111 den marsch van
den vijaud tegen te houden, drie bataljons van de reserve
der tweede divisie in bet vuur zenden die gedurende
drie uren den vijand weerstand boden, doch ook daar
werden wij overvleugeld, na een zeer levendig gevecht.
Het was een eervolle dag voor ons leger. Ik heb
hét raadzaam geoordeeld Orleans te ontruimen en
naar den linkeroever van de Loire terug te trek
ken. De terngtogt is niet verontrust, en geschiedde
kalm in goede orde.
Tours», 14- Oct. Eene proclamatie van Gambetta
aan-de inwoners van Tours, bericht met groote blijd
schap dat volgens tijdingen vau deu 12clen dezer uit
Parijs ontvangen, het volk zich meer en meer heldhaftig
betoont, ongeduldig wordt achter ziju wallen en tegen
den vijand heeft willen optrekken. Langs den geheeleu
wal hebben zij eene beslissende overwinning behaald.
De Pruissen zijn uit hunne stellingen aan de zijde van
St. Denis, die zij sëdert 3 weken bezet hielden, verdre
ven en tot achter Staius Pierrefitte en Dugny-a-Est
teruggeworpen. Joinville, Creteil, Bovigny en het plateau
van Avron zijn hernomen verder is de vijand van de
hoogte van Meudon en St. Cloud teruggeworpen tot
Versailles.
De vijaud weet thans wat een volk wil, besloten zyne
instellingen en eer te verdedigen. Gambetta spoort de
inwoners der provinciën aan hunnen pligfc eveu goed
te doen als Parijs. Parijs doet het zijne, leve Parijs
leve Frankrijk! leve de republiek!
Volgens dépêches van het miuisterie van den 14deu
was er geen Pruis dien nacht te Beaugencj'. Te Meung
waren zij met artillerie.
A£»i:*jsoill©, 12 Oct. Het gouvernement is voorne
mens om al de geschikte mannen, van 20 tot 45 jaren rondom
Parijs te concen^reeren eu des noods al de andere versterkte
plagtseu der republiek aan den vijand over te laten.
"Versailles, 16 Oct. Na eene hardnekkige ver
dediging van de zijde der artillerie gedurende vier dagen
heeft de-vesting Soissons zoo even gecapituleerd.
De Correspondance Ilavas deelt 0. a. mede dat Napo
leon alvorens de kapitulatie van Sedan te teekenen
als eerste artikel deed vastellendat men zijne bagagie
niet zou onderzoeken. Dit artikel werd aangenomen.
Men verzekert dat het persoonlijk fortuin van den
Keizer eene fabelachtige som bedraagt.
Volgens eene in de Tuillerien gevonden kaart beloopt
de waarde van het meubilair van dit paleis 28 millioen
francs. De in Engeland geplaatste sommen beloopen
80 millioenvoorts is eene opgave gevonden der in
1866 door het huis Baring brothers te Londen voor den
Keizer gekochte buitenlandsche effectenwelke niet
minder dan 933,000 pd. st. bedraagt.
Bij den jongsten uitval van Bazaine uit Metz
gelukte het hem den vijand 500 ossen en 500 schapen
te ontnemen.
Men verzekertdat onder de Duitsche troepen
welke Metz belegeren groote ontevredenheid heerscht
over den langen duur van den oorlog, daar deze troe
pen meerendeels uit de landweer bestaanwelke hunne
huisgezinnen en hunne zaken hebben achtergelaten.
De strijd wordt voor de Duitschers hoe langer zoo
moeilijker. De landlieden in de Vendée en de Vogezen
beiden in den rug der Pruissen zijn geheel in opstand
en hebben de wapenen opgevat. Geen regelmatig leger
bestaat daar, doch ieder is soldaat. Alle wegen en
bergpassen zijn bezet door vrijschutters; elke Duitscber
die daar passeertis een kind des doods. Elk dorps
huis is een wachthuisterwijl de vrouwen even goed
het geweer hanteeren als de mannen.
Deze wijze van oorlog voeren doet den Duitschers
veel meer nadeel dan eeu geregelde veldslag.
Men snijdt den vijaud daardoor zoo veel mogelijk
alle toevoer af, men verhindert hem koeriers in ver
schillende rïgtingen te zenden kortom men tracht hem
op alle mogelijke wijze te benadeelen.
Naar men verneemt, zal Garibaldi naar de Vo
gezen vertrekken, waar hij aan 't hoofd zal worden
gesteld van de vrijschutters in de oostelijke provinciën.
Aan welke beproevinge'n de inwoners van Straats
burg tijdens het beleg waren blootgesteld^blijkt 0. a.
uit bet volgende: «Ik was" zoo schrijft een der
inwoners -^sedert jaren in Straatsburg gevestigden
mijne zaken waren nooit zoo voorspoedig geweest als
voor het uitbreken van den oorlog. Toen de vijand
naderde, zond ik mijne vrouw weg, maar mijn winkel
en pakhuis kon ik niet aan hun lot overlaten want
indien de stad werd ingenomen, dan zouden mijne
eigendommen aan de plundering prijs gegeven ziju.
Gedurende de eerste acht dagen van het beleg ging
alles goed; het kwartier dat ik bewoonde scheen te
zullen gespaard worden. Op den negenden dag viel
echter een bom vóór deu gevel van mijn benedenhuis,
tengevolge waarvan alle glazen van mijn huis in stukken
geslagen werden. Van af dat oogenblik meende ik, dat
het voorzigtig was om een schuilplaats in den kelder
te zoeken. Ik had daar eenige levensmiddelen in voor
raad, zoodat ik zelden uitging. De dagen en avonden
bragt ik met lezen door en vermoedde geenszins wat
mij boven het hoofd ging. Op Zaturdag den lOden,
omstreeks 12 ure'toen ik mijn middagmaal gebruikte
hoorde ik een vreeselijk geweld boven mijn hoofd. Ik
liep den trap op, om mij te overtuigen van de schade
die in mijn huis was veroorzaakt, want ik begreep
natuurlijk dat er een bom in gevalleu was. Ik was nog
niet boven gekomentoen ik van schrik terugdeinsde.
De ingang van den trap was vèrsperd door stukken
van den muur. Het huis was ingevallen en ik was dus
leyend begraven. Wat ik in liet eerste uur van mijn
gevangenschap gevoelde, kan ik onmogelijk beschrijven.
De angst overmeesterde mij zóódanig, dat ik flaauw viel.
Langzamerhand kwam ik weder tot mijzelven; daarna
herinnerde ik mij dat ik 's morgens een petroleumlamp
in den kelder had gebragt. Al rondtastende trachtte
ik het meubelstuk te bereiken, waarop ik de lamp ge
plaatst had; bij geluk vond ik haar. Onmiddellijk stak
ik haar aan. Toen eerst leerde ik den waren toestand
kennen. Alles rond mij was in eene ruïne herschapen
de trap was vernield; er bestond geen twijfel meer;
het huis was ingevallen eu deze kelder zou mijn graf
worden. Mijn eenige hoop was te trachten het puin
uit den weg te ruimen, en natuurlijk zette ik mij wan
hopig aan den arbeid. Maar met eiken steen dien ik
wegruimde, schenen er tien los te komen. Ten slotte
moest ik met het wegruimen ophouden, uit vrees dat
mijn kelder met puin zou gevuld worden. To't overmaat
van smart ging mijn lamp door gebrek aan olie uit,
eu moedeloos zette ik mij neder, in de stellige over
tuiging dat mij de hongerdood wachtte. Uit wanhoop
begon ik twoe dagen later op nieuw het puin weg te
ruimenen ik was daarmede eenige uren bezig geweest,
toen er eene instorting volgde; een steen viel mij op het
hoofd en ik viel in zwijm. Hoelang ik bewusteloos
bleef, kan ik niet zeggen. Toen ik de oogen opende,
zag ik eveuwel eene opening boven mijn hoofd; de
starren flonkerden in het luchtruim; het was nacht. Ik
leed verschrikkelijk, en ik durfde mij niet bewegen, uit
vrees dat er op nieuw puin naar beneden zou vallen.
In den grootsten angst wachtte ilc op het aanbreken
van den dag. Zoodra het zóó licht was dat ik rond mij
alles kon opnemenwerd de hoop op behoud op nieuw
levendig in mij. Ik stond op en raapte zooveel mogelijk
de steenen zameustapelde ze op elkander en zoo
slaagde ik er in door het gat te klimmen. Mijne krachten
waven zóó uitgeput dat, zoodra ik mijn grafkelder ver
laten had, ik weder in zwijm viel. Toen ik weder tot
mijzelven kwam, barstte ik uit in tranen; mijn geheele
huis was verwoest. Vier dagen had ik in den kelder
doorgebragt. Toen ik er mij in had verborgenhad ik
welligt één grijs haar, mijn krullebol was iu. dat
viertal dageu wit als sneeuw geworden. In 96 dagen
tijd ben ik meer dan twintig jaren ouder geworden.
Tien jaren heb ik gewerkt om mijne positie te verbeteren.
Mijn vrouw en ik hadden op een zorgeloozen ouden dag
gerekend, we kunnen nu van nieuws af weder beginnen.
Eeu bom heeftal onze welvaartin ééu oogenblik verwoest."
Uerlyn, 13 Oct. De Franschen hebbeu zonder
eenige oorzaakhet kasteel van St. Cloud dat door
ons gespaard was, in brand gestoken.
Tien Fransche bataillons hebben een uitval uit Parijs
gedaan, maar werden door het tweede Beijersche korps
teruggeslagen.
Het zal wel naauwelijks noodig zyn te vermelden,
dat de uit Tours verspreide geruchtenbetreffende
zegevierende gevechten der Franschen vóór Parijs
louter verzinsels en slechts er op berekend zijn om de
bedrukte gemoederen in Frankrijk te bemoedigen. Onze
troepen bevinden zich rondom Parijs nog in dezelfde
positien die zij den 19 September hebben ingenomen.
Den 14 en 15 dezer hebben vóór Parijs kleine patrouille
gevechten plaats gehad.
Coevorden 11 Oct. Bij het afbreken van de
verwulfde Bentheimerpoort alhier is een vreeselijk on
geluk gebeurd. De eeue helft van het gewelf, dat men
midden door gekloofd had, stortte namelijk, toen eenige
werklieden zich daaronder bevondenplotseling naar
benedenEen hunner was tnsschen de massa letterlijk ver
pletterd; met moeite haalde men zijn lijk'te voorschijn.
Hij was nog een jongman en laat eene diepbedroefde
weduwe met een kind na. Een ander werkman kwam
er met eene ernstige verwonding aan den arm af.
's Gravenliag-e15 Oct. Bij het ministerie
van binnenl. zaken had gisteren plaats de aanbesteding
van het maken van een spoorwegdam door bet Sloe
en van eenige werken tot voltooying van den spoor-