ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE. Zaturdag 2 Julij 1879. No. 2792. 26sle Jaarg, Oil "lit No. l>oliooi*t eon Uijvoegs,6l; Bekendmaking. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzce, verwittigen do ingezetenen dat het jaarlgksch verslag van den toestand dezer gemeente over 1869 thans in druk verkrijgbaar is gesteld tegen 40 cent per exem plaar, ter secretarie dezer gemeente. Ziuiukzee, den 1 Julij 1870. De Burgemeester B. C. CAU. De Secretaris J. P. N. ERMERINS. Afbreken en opbouwen. Mot 48 tegen 12 stemmen heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal in de zitting van 2.3 Juni] jl. beslist, dat de nieuwe regterlijke inrigtingin 1861 door de beide Kamers der Staten-Generaal aangenomen en dooi den Koning bekrachtigd niet zal worden ten uitvoer gebragt. Die vraag, welke reeds sedert jaren aanhangig was, werd door don Minister van Justitie gesteld bij de behandeling van het wets-ontwerp tot verandering van eeuige bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering. De Kamer heeft met overgroote meer derheid beslist, dat de nieuwe regterlijke inrigting van den heer Godefroi in het archief van het Departement van Justitie zal worden begraven. Een woord over de houding van den Minister van Lilaareen woord over het besluit der Tweede Kamer. Wij zijn het niet eens met den heer van Lijndendat de Minister tegen de constitutionele beginselen heeft ge zondigd, door, in plaats van zijne zelfstandige overtui ging te volgen do beslissing over de questie aan de Volksvertegenwoordiging over te laten. Het is waar, de heer van Lilaar was een voorstander van de wet van den heer Godefroi. Hij kwam er rond voor uit bij zijne optreding dat hij die nieuwe wetmet smart en wee gebaard, zou uitvoeren. Toen bette lang duurde, diende lig een wets-ontwerp in tot gedeeltelijke invoering van de wet van den heer Godefroi. die, bewust van den tegenstand, dien zijn ontwerp ondervond, zelf krachtig op partiële invoering aandrong. De heer van Lilaar maakte het wets-ontwerp in gereedheid, dat het allereerst strekken moest tot uitvoering van de wet: de nieuwe regterlijke indeeling. Ook dit was een bewijs van 's Mi nisters instemming met de wet van den heer Godefroi. Maar daarom mogfc hij het oog niet sluiten voor de oppositie tegen deze wet in de Tweede Kamer. Leden, die de Kamer verlaten hebbenleden, die sedert in de Kamer zijn gekomen hebben -zich krachtig tegen do nieuwe wet verklaard, omdat zij haar beschouwden in strijd met het algemeen belang en met de behoeften van het publiek. Waarom nu monnikenwerk te verrigten? Waarom nu de Kamer vermoeid en uitgeput met het onderzoek eener regterlijke indeelingwaarbij groote strijd van locale belangen moest ontstaan terwijl de tegenstanders derwet van den heer Godefroi zich toch zeker ook tegen deze wet zouden keeren? Hot gemeen overleg tusschen Regering en Staten-Generaal vorderde, dat de heer van Lilaaralvorens op de vroeger gelegde grond slagen voort te bouwen, zich vergewiste, of de Kamer zich, na verloop van een tiental jaren, alsnog met die grondslagen zou willen vereenigen. In het uitlokken van dergelijke verklaring lag niets inconstitutioneels: de Grondwet, moge niet van het gemeen overleg tusschen Redering en Vertegenwoordiging gewagen de onmis baarheid daarvan in den constitutionelen staat zal niet in ernst kunnen worden betwijfeld. De geregelde gang der werkzaamheden is toch vooral daarvan afhankelijk. In het uitlokken eener verklaring door den heer van Lilaar lag dus niets inconstitutioneels. Dat rekenen wij hem niet aan tot een verwijt. Maar wat wij hem wèl tot grief aanrekenen is zijne houding gedurende de be handeling van het wets-ontwerp, waarbij deze gewigtige questie is ter sprake gekomen. Wij hebben reeds herin nerd, dat de heer van Lilaar een voorstander was van de wet van den heer Godefroi en van de beginselen, waarop zij rustte. Hij heeft in de Memorie van Beantwoording die beginselen verdedigd; hij heeft de lichtzijde der wet doen uitkomen; hij wees op de groote verbetering, welke die wet boven het bestaande in ons regtswezen zou te weeg brengen; en wat zien wij nu bij de discussie? De Minister, ziende dat de oppositie krachtiger was dan de ver dediging, voorziende dat de wet van 1861 op plegtige wijze werd ter aarde besteld, had geen woord van hulde meer over voor de stervende wet. Nu heette het, dat hij in de schrifturen de wet niet had verdedigd: nu deed hij doorstralen, dat hij in de wijziging der wet kon berusten. De meester maakt zijne adepten; de geest van liet hoofd van het Ministerie, den heer van Bosse, is in dat van den heer van Lilaar gevaren. Eene dergelijke stelsellooze en veranderlijke houding als doof den Minister van jus titie bij de behandeling dezer wet werd aangenomen bewijst alleen dat de Minister niet alleen niet ruim met bekwaamheden is bedeeld, maar dat het hem ook aan beginselen mangelt. En nu een woord over het besluit der kamer zelf. Wij betreuren dat besluit niet. De wet van 1861 is alleen door de kamers aangenomen tengevolge van het onbeperkt vertrouwen, dat door de niei deskundige leden in de uitgebreide kennis en liet schrander oor dcel van den heer Godefroi werd gesteld. Wij willen niets afdingen op den lof den heer Godefroi destijds toegezwaaid; wij erkennen, dat hij zijn stelsel met gloed en met talent verdedigde. Maar de fout wasdat hij zich te zeer vastklampte aan vroegei-e besluiten dei- kamer, met geringe meerderheid van stemmen genomen. Vooral uit het besluit vau 1859, waarbij de Hooge Raad als regter in cassatie werd gehandhaafd, kon nooit eene voor ons land doelmatige regterlijke organisatie voort komen. Waarom schreef de Grondwet eene nieuwe regterlijke inrigting voor? Vooral, om in ons regtswezen vereen voudiging en mindere kostbaarheid te brengen; meer bepaald had men opruiming van alle provinciale ge- regtshoven op het oog. In plaats daarvan werd het getal geregtshoven vau elf op vijf gebragt. De Grond wet heeft niet voorgeschreven uit welke deelen eene nieuwe regterlijke inrigting moet bestaan, maar zij heeft niets anders kunnen bepalen dan hetgeen strekt in het be lang der burgers. Dat belang eischtywed regtgoedkoop regt, spoedig regt. Aan die drie voorwaarden voldeed het ont werp van den lieer Godefroi nietalthans niet geheel. Goed regt werd niet verkregen door een hoogston reg terdie niet kennis zou nemen van de feiten van het proces, van hetgeen op den bodem lag eener zaak, maar alleen van de regtspuntcn welke uit die feiten niogten voortvloeijen terwijl het dikwijls onzeker waswat als feit, wat als regtspunt was te beschouwen; goed regt werd vooral niet verkregen door de zoo aanzien lijke uitbreiding van de regtsmagt der kantonregters in burgerlijke zaken die nu reeds Y-» van alle zaken hebben te beslissen en, bij de invoering dezer wet, nog een deel van de overige zaken, en daaronder de moei lijkste, die over bezitregt, zouden moeten beoordeelcn. Goedkoop regt werd evenmin verkregen, als het nu ver- kregen wordtdoor eene drievoudige behandeling van een burgerlijk regtsgeding zou het bestaande nadeel voortduren, dat het regt alleen toegankelijk blijft voor rijken en armen, maar dat de middenstanden zich niet aan de wisselvallige kansen van een burgerlijk proces in drie instantion zouden blootstellen. Spoedig regt werd noch in burgerlijke noch in strafzaken bevorderd; in burgerlijke zalcen niet, door de aangewezen drievou dige behandeling en in strafzaken niet door een appel, dat zich over alle zaken zou uitstrekken ten gevol ge waarvan allo zware misdrijven met al hun om slag tweemalen zouden worden beregt. Dat appel in strafzaken werd aanbevolen door hot b -giiisel van de feilbaarheid van den regter. Een schoon, een humaan beginsel, dat in de schaal heeft gewogen bij afschaffing der doodstraf, maar dat hier niet gelden mag; wanneer men de beoordeeling van strafzaken van meerdere waar borgen omringt dan waarvan zij thans zijn omgeven. Het is zeer noodzakelijk, dat de zware strafzaken door zes regters worden beoordeeld, zoodat tot de schuldig verklaring minstens vier moeten medewerken. Spoedig regt werd in burgerlijke zaken door de uitbreiding van de regtsmagt der kantongeregten verkregen, maar nu ons land met spoorwegen doorsneden is, komt. het vrij ondoelmatig voor de arronclissements-regtbanken nog meer te besnoeijen. Do Kamer beeft dus wèl gedaan, na rijp beraad, het doodvonnis uit te spreken over de wet van 1861. Men zou kunnen zeggen niet de Tweede Kamer, maar de locomotief heeft die wet vermorscld. Maar afbreken is niet voldoende. De wet van 1861 zou sl.-cht gewerkt hebben, maar de wet van 1838 werkt nog slechter. De heer van Lilaar blij ve niet rusten op deze beslissi-i; welke wij ook voor hem als eene nederlaag beschouwd Hij late het zjjn opvolger over eene wet te ontwerpen, die moer de sympathie van de meeste bevoegde regts- geleerden wegdrage; eene wet, op eenvoudiger leest geschoeid; eene wet, die, wanneer zij op den grondslag rust van een gemengd karakter vau den Hoogen Raad (appel èn cassatie) niet zal strijden met de Grondwet, die den aard van het toozigt van deu Hoogen Raad niet bepaalt; eene wet, die in waarheid bevorderlijk zal zijn aan tie zegepraal van het goede regt in de maatschappij, op de eenvoudigste wijze,, en vooral ook aan de spoedige oplossing van geschillen welke handel en nijverheid betreffen. De Tweede Kamer mag zich onder geen voor wendsel laten afleiden van hare dure verpligtingom iederen Minister van Justitie te dwingen de tallooze leemten en gebreken in regtswezen en wetgeving te herstellen en aan te vullen. Nieuwstijdingen. i tüngcliinD. De vermoedelijke zevenvoudige moordenaar der familie Marshall bij Denhem heet, zooals thans door de politie is ontdekt, niet John Jones, maar John Owen, en is de zoon van een kleedermaker te By field, die even als zijne beide dochters eene hun door de politie vertoonde photographie van den gevangene hebben herkend als het afbeeldsel van hun rampzaligen zoon en broeder. John Owen is 3S jaar oud en is gehuwd met eene weduwe die iu den laatsten tijd met anderen heeft geleefd. Zijne antecedenten zijn allerongunstigst. De tarweoogst in Amerika zal, naar luid van de bij het gouvernementiontvangen berigten, omstreeks5 pet. benedon het gemiddelde, daarentegen de hooioogst verre daarboven zijn, terwijl den katoenoogst dien van het vorige jaar schijnt te zullen overtreffen. JjVawIhnjft. Vier der prinsen van Orleans hebben aau het Wetgevend Ligchaara een verzoekschrift ingediend om in Frankrijk te mogen wederkeeron. Maandag jl. was de commissie voor de verzoekschrif ten vergaderd. De heer Ollivier verlangde dat men om trent de petitie van de prinsen van Orleans tot de eenvoudige orde van den dag zou overgaan. Acht van de negen leden der commissie hebben de meening van het ministerie onderstenud. De oogst in Frankrijk is, volgens verklaring van den Min. van Kooph. in het Wetgev. Ligchaam, niet zoo ongunstig als men vreesde. Met het oog op eene mogelijke schaarschte zal de Reg. echter alles aanwenden om den invoer vau granen uit het buitenland te vergemakkelijken. De schilder Courbot is tot ridder van het legioen van eer benoemd. Hij heeft echter deze ouderscheiding, die hij het eerst uit het „Journal OfGcicel" heeft veruoinen, geweigerd en den minister van Frnnijc Kunsten een brief geschreven waarin hij hem te kennen geeft dat zijne beginselen hem ver bieden het ridderkruis, dat een eerbewijs is van de monarchie, aan Ie nemen. Hij zou het onder gecne regeringin gecne om standigheid, welke ook, hebben aangenomen. Zooveel te minder tegenwoordig, nu het menschelijk geweten zich over zooveel lc bedroeven heefi, nu men zoovelen de banier ziet verlaten, waaronder zij zich vroeger hebben geschaard. De eer is niet gelegen in een titel of lintje, maar in de daden en hare drijf- venren. Hij wil altijd trouw blijven aan zijne beginselen. De heer Courbet eindigt zijn brief aldus: „Ik ben vijftig jaar oud, en heb altijd vrij geleefd. Laat mij vrij blijven tot mijn dood. Als ik niet meer zal zijn, moet men vau mij kunnen zeggen: IIij heeft nooit behoord tot oen school, tot een kerk tot eene instelling, tot ccue academie, tot een régime, vooral niet tot een régime, tenzij dat der vrijheid." Bij het Geregtshof te Venelie is dezer dagen de volgende zaak behandeld: Ten vorigen jarë in de maand April kwam eene oude dame met een jong beer te Yenetie, alwaar zij hun intrek namen in het hotel Bauer. Do dame liet zich in het vreeiuclelingenboek inschrijven onder den naam van barones Reinsberggrondeigenares in Baden de heer noemde zich haar neef, baron Prohaska. Nadat zij eenigen tijd aldaar op zeer ruimen voet hadden geleefd meende de hotelhouder bij de barones zijne nofate moeten inleveren. Zij verklaarde hem op 'toogen- blik niet te kunnen helpen, maar binuen kort geld uit Baden te verwachten. Zij gaf hem tevens hoog op van hare uitgestrekte goederen in RuslandDuitsehland Frankrijk, vooral van hare wijnbergen in Bourgondië, en verzocht hem tevens medewerking om ee.iige par tijen wijn te Venetië aan den man te brengen. De hotelhouder nam hierin genoegenmaar kreeg toch weer spoedig achterdocht en verzocht den Franschen consul-generaalin Bourgondië eenige informatien om trent Laar in te winnen. De van daar ontvangen ant woorden waren niet gunstigmen wist er niets van eene barones Reinsberg. Daarentegen vernam men uit Bologna, dat zij aldaar met achterlating eener schuld van 60 francs uit een logement verdwenen was. De hotelhouder deelde haar dit mede en eischte dat zij hare papieren zou too.nen. Zij gaf' hem daarop inzage van een contract, gesloten mot den advocaat Reali, te Napels, waaruit bleek dat zij aldaar eenige aparte-" inenten in een paleis, benevens paarden en rijtuigen in huur had gehad. Terstond liet de hotelhouder nu naar Napels telegrafeerenen kreeg tot antwoord: sliet is eene gevaarlijke vrouw. Zij heeft Napels en Sicilië bedrogen maak u verdienstelijk door die bedriegster te doen arresteeren." Een uur na ontvangst van dit telegram zat mevrouw de barones met haren neef achter slot. In het gehoor gaf zjj zooveel op van farailie-betrelc- kingen goederen en zaken in Frankrijk Duitsehland Oostenrijk, Rusland en Italië, dat het verscheidene maanden aanhield eer het regterlijk onderzoek was afgeloopen. Uit die instructie bleek onder anderen het volgende Van 1840 tot 1855 had zij te Parijs geleefd als maitresse van dr. Antoins, dien zij in allerlei schandalen wikkelde en eindelijk ontliepom hare bedriegerijen te Rome voort te zetten. Zij kwam aldaar in kennis met zekeren Franz Mirava, die als beambte bij het postkantoor te Praag brieven met geldswaarde verduisterd, vervolgens cle vlucht genomen had en zich nu te Rome al het air vn een edelman gaf. De zoogenaamde barones vond behagen in hem verklaarde hem als zoon te willen aannemen en hem een vermogen van twee millioen francs te willen verzekeren. Intusschen zou hg haar voorloopig onder den naam van Prohaska als haar neef vergezellen. Hij vond hiertegen niets in te brengen en hetzij hij nu hare belofte terstond al of niet voor goede munt aannam, zooveel is zeker dat zij zich eenigen tijd later zamen aan allerlei opligterijen schuldig maakten tot zij eindelijk genoodzaakt waren de wijk naar Napels te neuien. Aldaar begonnen zij eene zwendelarij op de meest uitgebreide schaal. Onder voorwendsel van een groot dóbouché voor haren wijnhandel te zoeken wist de „barones" zich overal in te dringen en in alle hooge kringen de meest ongerjjmde praatjes ingang te doen vinden. Met Keizer Napoleon zoo heette het stond zij op den meest intiomeu voetja hij had eens op hare per telegraaf verzonden voorspraak een ter dood veroordeelde gratie verleendde Paus behandelde haar als zijne zuster, zoodat zij elk oogenblik onaan gediend bij hem kon worden toegelatenkardinaal Antonelli gevoelde jegens haar eene innig broederlijke vriendschapde Kroonprinses vau Italië had haar meermalen een bezoek gebragt; al die praatjes wist zij op eene zoo fijne mannier te débitemi dat zij werkelijk er in slaagde een groot aantal personen te verblinden en onder allerlei voorwendsels geld af te trogchelen. Haar zoogenaamde neef gaf zich aldaar uit voor officier in Oostenrijksclie dienst, en bragt het zoover dat het tusschen hem en eene jonge dame tot een huwelijksplan kwamwaarbij hij van de familie een aanzienlijk voorschot wist te krijgen. Inmiddels deed de »barones" een uitstapje naar Palermoalwaar zij door eene verfijnde lcnoeijenj menigeen met haren voorgewenden wijnhandel bedroog en zooveel geld op deeddat zij den hotelhouder te Napels kon betalen. Daarop kwam zij te Napels terughuurde de aparte- raenten van advocaat Reali en zette met haar reisgenoot de opligterijen voort. Dit spel duurde zoolang tot zij begrepen dat het gevaarlijk kon worden en op eencn goeden morgen was mevrouw de barones uiet haar waarden neef verdwenen met achterlating eener schuld van dnizende francs. Later te Venetie gekomen vielen zij eindelijk do justitie in handen. In spijt van alle overtuigende bewijzen lieeft zij tot het laatste oogenblik volgehouden dat zij de barones Reinsberg was en in de genoemde landen groote eigen dommen had. Er bestaat intusschen allo reden om te vermoeden, dat zij dezelfde persoon is, die onder den naam vau Christina Schmidt reeds meermalen op andere plaatsen met de politie in aanraking is geweest. Onder den naam van barones Reinsberg heeft zij ook in Neder land en Znid-Duitschland gereisd en aldaar te kennen gegeven dat zij vroeger te Brussel met baron Reinsberg gehuwd was geweest. Maar in 1842 had zij onder ge leide van een Franschman, Galland genaamd, als diens echtgenoote eenigen tijd te Berlijn doorgebragt en aldaar veel gesproken van hare bezittingen in Belgie. Volgens de nasporingen der politie moet zij de dochter zijn van een barbier te Menden. Het Geregtshof heeft haar tot zeven en haar zooge- naanulen neef tot zes jaren tuchthuisstraf veroordeeld. Mijnheer de neef zal na afloop van zijn straftijd naar Hongarije worden gevoerdom zich aldaar voor den Regter 'te verantwoorden omtreut zijn diefstal bij het postkantoor. te, Men leest in de Gazette de Mons: Sommige fauii- liën schijnen uitverkoren te zijn, om door ramp op ramp te worden bezocht. Gisteren ging eene behoeftige vrouw uit onze stad naar het hospitaal om haren man te bezoekendie sedert eenigen tijd daar krank lag. Het geslicht verlatende ontdekte zij voor de deur eene zamenscholing, en op de vraag, wat er gebeurde ver nam zij, dat men daar juist het lijk van haren zoon had gebragt, die werkman op het station zijnde, door eene locomotief was verpletterd terwijl hij waggcbis die nog in beweging waren had willen zamenkoppelen. Men denke zich de wanhoop der ongelukkige moeder, die nog geen jaar geleden haar oudsten zoon had ver lorenwelke als conducteur tusschen Braine-le-Comte en Jurbise van een trein was gevallen en gedood. Eenige dagen geleden viel een zesjarig knaapje te Antwerpen in liet water. Dadelijk sprong een veertien- jarigen jongen hem achterna en trachtte hem te redden. Doch digt bij de kaai ontzonken hem de krachten en beiden zouden verdronken zijn wanneer niet een fabri kant hun te hulp was gekomen en hen aan den dood had ontrukt. De drenkelingeu werden zorgvuldig in een naburig koffijhuis verpleegd, en aardig was liet te zien, hoe de veertienjarige redder het zesjarig jongetje in zijne armen nam, en onder het gejuich dor menigte naar de ouderlijke woning droeg. dDTêoerlttnV Nanltlwijle26 Junij. In het naburige Kwints- lieulonder de gemeente Monster, zijn in don nacht van 22 op 23 dezer, in eene weide, vijf koeijen, toe- behoorende aan den bouwman J. -B. Reineke, op eene vreeselijke wijze verminkt en mishandeld geworden, door namelijk den dieren de spenen af te snijden en onderscheidene messteken toe te brengen, ten gevolge waarvantoen men 's morgens in de weide kwam om de koeijen te melken, er geheele plassen bloed op het land lagen en sommigen in levensgevaar verkeeren. Nemzen, 29 Junij. Bij de opening der stembus op heden bleek het, dat op gisteren, ter verkiezing van een lid voor den gemeenteraadwaren ingeleverd 118 biljetten, waarvan 3 van onwaarde, dus overigens 115 geldige stemmen, zijnde de volstrekte meerderheid alzoo 58. De lieer J. C. Harte bekwam 59, de heer J. L. van IJsselsteijn 13, de heer J. A. van Boven 12 stemmen euz., zoodat eerstgemelde is verkozen. Daar het overleden lid J. C. Steenkamp, tevens de betrekking van wethouder en ambtenaar vau den burgerlijken stand vervulde, zullen de benoemingen daartoe mede eerst daags plaats hebben. Ziei-iScKee1 Julij. Het adres aan de Ee ste Kamer, uitgaande van de Herauten strekkende om het behoud der doodstraf te vragen, is van ruim 13,000 hanteekeningen voorzien. De gemeenteraad van Bruinisse heeft zich bij adres tot de prov. staten van Zeeland gewendmet verzoek om eene subsidie uit de provinciale fondsen van ƒ5500, ter tegemoetkoming in de kosten van het vergrooten en verbeteren der haven dier gemeente, welke op ƒ16,529,50 zijn geraad. De raad is van oordeel, dat die verbet'ring van algemeen belang is voor de schepen vau de binuen- landsche vaart, daar deze van af de Kil tot aan het Zuid-Bevelandsche kanaal bij noodweer geen veilige ankerplaats kunnen vinden en geen haven kannen aan doen waardoor vele rampen te betreuren zijn. De gemeente is. niet bij magte die verbetering uit eigen kosten daar te stellen, en daarvan het rijk geen bijdrage kan worden verkregen, wanneer de proviucïe niet voor gaat, vraagt de raad genoemde som van de provincie, zijnde ongeveer een derde van de vermoedelijke kosten. Gedeputeerde Staten hebben hierop voorgesteld de gemeente Bruinisse te helpen, daar eene belangrijke tak van nijverheid bij deze zaak betrokken is, namelijk de visscherij en oesterteelt. Zij achten evenwel eene bijdrage van ƒ3000,— voldoende, waarom zij voorstellen deze uit de provinciale fondsen te verleeuen. De gemeenteraad van Haamstede heefteen renteloos voorschot aan de provincie gevraagd van ƒ16,220, ter bestrijding der kosten van den aanleg eener nieuwe haven, welke wenschelijk wordt geacht ten einde aan de vaar tuigen meer veiligheid en ruimte te verschaffen. De raad merkt in zijn adres o. a. op dat verschillende gemeenten in dit eiland, zooals Burgh, Renesse. Noordwelle Seroos- kerke, Ellemeet en Eikerzee gebruik maken van deze haven tot vervoer hunner landbouw-producten, terwijl ook de neringdoenden in die plaatsen belang hebben bij eene goede haven. Gedeputeerde Staten achten het noodig, uithoofde de ruime bijdrage die wordt verlangd, en met het oog op de mededeeling dat de betrokken gemeente ook een offer zouden moeten brengen, dat omtrent deze zaak vooraf een onderzoek worden ingesteld. Do jury van beoordeeling bij de internationale tentoonstelling te Arnhem, heeft nog vóór de opening de onderscheiding van een diploma van eer o. a. toe gekend ann de firma's wed. Massée Zoon te Goes en Peignat C°. te Amsterdam. Naar wij vernemen is te Vlissingeu berigt ontvangen, dat aldaar eerstdaags zal binnenloopen een Noord-Amori- kaansch eskader, onder bevel van den admiraal Favragut, die zich een wereldberoemden naam heeft verworven in den oorlog tusschen de Noordelijke en Zuidelijke staten van de Amerikaanscho Unie. Den lOden Julij a. s. zal „de Vlissinger," zijnde de nieuw in de vaart gebragte stoomboot tusschen Rotterdam en Vlissingeu haar eersten togt doen, uit gaande van eerstgenoemde plaats. Z. M. heeft benoemd tot ontvanger der directe belastingenin- en uitgaande regten en accijnsen te Vlissingeu de heer W. Schuilenburgthans ont. dier- zelfde middelen te Axel. Naar men ons meldt, is tot Secretaris der gemeente Re- trancliement benoemd de heer J. M. de Smidt tc Sehoondijke die tegenwoordig deze betrekking waarneemt. De nlgeraeeuc vergadering dcrOiulerwijzers-vcreeniging in het 5de schooldistrict van Zeeland zal dit jaar gehouden worden te Ooslburg op 4 Augustus n. s. Het vijftigjarig bestaan der Vcrecniging zal alsdan feestelijk herdacht worden. Door de Nederlmulsche Regering is in de maand Sep tember jl. aan dc Sociélé nnonyme Belge-Nêcrlnndaise de Tou- age, te Gent in Belgie, voorloopige concessie verleend tot het in werking brengen eener stoomsleepketting-dicnst op het Ne- derlandsch gedeelte van het kanaal van Neuzen en op het knnaal door Zuid-Beveland. Op het kananl van Neuzen naar Gent is deze dienst recd9 ecnigermnte, hoezeer nog niet geregeld in werking, en voldoet, naar wij onderrigt zijn, goed. Zondag jl. is te 'sHage overleden Barbes, een dei- uitgeweken republikeinen van Frankrijk. Hij was nog

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1870 | | pagina 1