Jk\
ien> l\o. 2779. Dingsdag 51 Mei 1870.
<EN.
od.
j:
Zoon I
26sle Jani'g'.
Besturen en Administratien.
AANBESTEDING
V e r p a c li t i ng.
10
Inschrijving voor de Schutterij.
PUBLICATIE.
JFruuft rijft.
Ni en wst i j (1 in gen
ZIEBIKZEESCHE N1EEWSB0DE.
TELs
i*, chit!
eu COR.I
WitJ
KOUSESp
DAS.I
rleurde eul
ren en I
ÏTELS oil
ht, zulleel
Jl, I
en Wittel
J
bevragen
I
ƒ60.-
en
voor 12.
te
]N voor
Dc besteding, voor lipt doen van eenige vernieuwingen
aan de gebouwen en andere werken dezer gemeente, is
UITGESTELD tot op Woensdag 15
,,„„41 U. S.dee namicUlag-s te 1 ure.
ZieriK7.ee den 30 Mei 1870.
Burqemeester en Wethouders van Zierikzee
b. c. cau.
Be Secretarisi
J. P. N. ERMERINS.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zie-
I rikzefi zijn voornemens op Woensdag den Is ten J unij
I aanstaande, te twaalf uur des middags, op het Raadhuis
[in het openbaar te VERPACHTEN
De grasmaaying van het onbeplant gedeelte van het
geëffend terrein der Zuid-Zelke buiten de Zuidha
venpoort in deze gemeenteten Noorden en Zuiden
van den provincialen straatweg naar Zijpevoor dit
loopende jaar,
I ingaande met den dag der goedgekeurde verpachting
en° eindigende den 31 December van dit jaar, en zulks
op dezelfde voorwaarden waarop deze grasmaaijing in
I het vorige jaar is verpacht geweest en die van heden
I af ter lezing liggen ter gemeente-secretarie.
Zierikzee, 11 Mei 1870.
Burgemeester en Wethouders,
B. C. CAU.
De Secretaris,
J. P. N. ERMERINS.
Bekendmaking.
De BURGEMEESTER van Zierikzee maakt bekend,
dat op de Secretarie dezer gemeente voor een ieder
ter inzage ligt: het Programma van het XXIV Neder-
landscli Land huishoudkundig Congres, te houden te Arn
hem den 27, 28, 29 en 30 Junij en 1 .Tulij aanstaande.
Zierikzee, den 25 Mei 1870.
De Burgemeester,
B. C. CAU.
ische-
»g>
Jen alom
Man,
ro. l(
1
uit 70
en phos-
von
t autori-
zeer
in plaats
van 3
nemen
bleek-
xlpijn en
1.—.
bekend
lel tegen
slechte
a 60,
zui-
het uit-
eenen
flacons
ïspijn
45 ets.
dert den
Het
le deeleu
90 ets.
tot
n groote
is.
Geiss a
5ID
AT.lv
BURG EM EEST KR en WETHOUDERS der Gemeente Zie
rikzee.
Gezien de wet op de Schutterijen van den 11 April 1827,
en speciaal gelet hebbeude op die artikelen derzelver wet, die
betrekking staan tot de jaarlijksche inschrijving zoo tot.
Ide bereids daargestelde registers van vroegere jaren, als tot de in
schrijving die gedurende de laatste helft dezer loopende maand
moet geschieden, brengen bij deze ter kenni9 van de belangheb
benden
Dat de registers ter inschrijving voor de Schutterij, van de ge
borenen in de jaren 1845 tot 1836 ingesloten, zullen worden gc-
ipend tot de inschrijving van alle mannelijke Ingezetenen, welke
tot het laatstgeraelde jaar belmoren, alsmede van hen, welke, in de
'orige jaren geboren zijnde, sedert de laatst vorige inschrijving,
zich alhier met er woon hebben nedergezet, waaronder ook begre
pen zijn de militairen welke na dien tijd gepasporteerd, en de vreem
delingen welke sedert dezen tijd van buiten hel Kijk zijn gekomen,
zich alhier hebben gevestigd, voor zoo verre deze laatste htm
mrnemen om, zich in dit llijk neder te zetten hebben aan den dag
\elegd, hetzij door eene uitdrukkelijke verklaringhetzij door de
merkelijke overbrengingvan den zetel van hun vermogen en de
'oofdmiddelen van hun beslaan, naar herwaartszonder dat de
ijdelijke uitoefening van eenig bedrijf of handwerk in eenig on
dergeschikte betrekkingals zoodanig voornemen wordt aangemerkt.
Uien zullen worden ingeschreven in dat register, waatoe zij vol-
;ens hunnen ouderdom behooren.
Dat van de inschrijving niemand der vorenstaande personen is uit
izonderd, maar dat allen,zonder onderschei d, daarin begrepen zijn
ware het ook dat zij zouden mogen vermeenen, volgens de wet tol
vrijgestelden of uitgestotenen te behooren, en dien ten gevolge
10k zij niet, die hun ontslag uit dc Schutterlijke dienst reeds heb-
icn bekomen, zullen derhalve al de bovengemelde», als daartoe bij
It/.e wordende opgeroepen, moeten verschijnen ten Raadhuize dezer
p.mcente, op 15 Mei e. k. en volgende dagen des voormiddags van
0—12 ure ten einde zich te laten inschrijven, ieder in dat regis-
er, waartoe hij volgens zijnen ouderdom behoort. Deze registers
uilen op den Isten Junij 1870 finaal worden gesloten.
Dat de studenten, geëmplooijeerdcn in huizen van negotie, kler
en van notarissen, advokaten enz., bedienden en werkboden
meten worden ingeschreven in de gemeente alwaar zij hunne
ludiën houden, werkzaamheden uitoefenen of dienstbaar zijn
ambtenaren en geëmplooijeerdcn bij het Gewestelijk Bestuur en
He andere, al wonen zij ook elders, in de plaat9 alwaar zij hunne
mbtsbetrekkingen moeten uitoefenen; die buiten 's lands stude-
en of werkzaam zijn in dc gemeenten hunner vorige woonplaats;
buitenlandsche zeevarende in de plaatsen vvaar zij hun wettig
omicilie hebben, en de aan boord wonende schippers in de ge-
icentcn alwaar zij het laatst hunne vaste woonplaats hebben gehad,
wel personeel en mobilair of wegens hun vaartuig "belasting be
llende, daar, waar zij voor deze belasting zijn aangeslagen.
De vorenstaande opgeroepenen zullen verpligt zijn bij hunne
schrijving opgave te doen van hunne namen, voor- en bijnamen,
de plaats en den tijd hnnner geboorte, hunne woonplaats, met
'nduiding van wijk en nommer, het beroep hunner ouders en dat
'u hen zelf, of zij zijn gehuwd, ongehuwd of wednwenaars, van
ft getal hunner kinderen van beider sekse, (welke laatste opgaven
Hen moeten worden geconstateerd met een schriftelijk bewijs,
gegeven door den Burgemeester of Ambtenaar van den Burger-
tan stand); sedert wanneer zij Ingezetenen der gemeente zijn en
e waar zij alhier zijn komen inwonen, en eindelijk van de redc-
11 die zij zouden vermeenen, dat hen van de Schutterlijke dienst
tien vrijstellen, of daartoe onbevoegd maken, naar aanleiding
nartt. 3 en 4 der wet, met opgave van het artikel en het onder-
el van hetzelve, waarop zij zich beroepen,
hordende voorts een iegelijk, buiten deze gemeente geboren
MP.
aangemaand, om zich tijdig van eene geboorte-acte te voorzien, en
zich alzoo van zijnen ouderdom te verzekeren, ten einde de inschrij
ving behoorlijk kunnegeschiedc, en om voor te komen dat niemand,
door eene verkeerde opgaaf van zijnen ouderdom, vervallc in de
straf bij de wet bepaald.
Terwijl Burgemeester cn Wethouders een ieder hierin betrokken,
willen hebben vermaand cn gewaarschuwd, onvzich van deszelfe
verpligting in deze te kwijlen; vermits uit krachte van art.. 9 der
wet en art. 6 van Zijner Majesteits besluit van 21 Maart 1828, al
diegenen die zich voor het sluiten der registers op 1 Junij eerstko
mende niet hebben laten inschrijven, alsnog ambtshalve zullen
worden ingeschreven, en dat dcnzclven, dien ten gevolge, zullen
worden verwezen tot eene geldboete, en daarenboven zonder loting
bij de Schutterij ingelijfd, indien het zal blijken dat er, tijdens de
verzuimde inschrijving, geene redenen tot vrijstelling of uitslui
tend ten hunne aanzien hestonden.
En opdat niemand hieromtrent eenige onwetendheid zonde kun
nen voorwonden, zal deze worden afgekondigd en aangeplakt daar
waar zulks te doen gebruikelijk is
Te Zierikzee den 6 Mei 1870.
En is hiervan afkondiging geschied Ier plaatse waar het be
hoort den 6 Mei 1870.
De Burgemeester en Wethmulersvoornoemd
C. J. FOKKER, Wcth. l.B.
De Secretaris
J. P. N. ERMERINS.
Notificatie.
DE GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND,
doen te weten, dat, door hen in hunne vergadering
van heden, krachtens de hun bij art.. 18 van het regle
ment ter voorkoming van de verspreiding der longziekte
onder liet rundvee in deze provincie verleende bevoegd
heid, is vastgesteld hetgeen volgt:
Art. 1. Met wijziging van hun besluit van den 23
April jl.no. 1 (Provinciaalblad no. 43), wordt art. 1
van dat besluit ingetrokken en verklaard als van de
longziekte te zijn besmet, het gedeelte der gemeente
Nieuwerkerk begrensd, aanvangende ten noordendoor
den Kiewegvan af den Ouden polderdijk tot den Ca-
pelleweg, dien weg tot aan het Loenswegje, dat wegje
volgende tot aan den Vissersweg, van daar tot den
Blootewegvoorts den Gatweg tot den Zwanenburgsclie
weglaatstgenoemden weg tot den Slotweg, dien weg tot
den Groenendijk, dien dijk tot den provincialen straatweg,
laatstgenoemden weg tot en met den Ouden polderdijk
alwaar deze aan den Kieweg*aansluit, met dien verstande
dat de genoemde gedeelten van den Ouden polderdijk
van den Groenendijk en van den provincialen straatweg
als besmet worden beschouwd; en als van de longziekte
verdacht het bij art. 2 van boven aangehaald besluit als
zoodanig omschreven terrein met datliggende tusschen
de daarbij en de bij liet onderwerpelijk besluit besmet
verklaarde 'lijnen.
Art. 2. In de sub 1 als besmet verklaarde gedeelten
van de gemeente NieuwerkerJc zal geenerlei in-, uit- of
vervoer mogen plaats hebben, dan voor zoover daartoe
door eene nadere bepaling vrijheid mogt worden verleend.
Art. 3. De in- en vervoer in den verdachten kring
blijft geoorloofd. Uitvoer zal niet mogen plaats hebben
dan met schriftelijke toestemming van den Commissaris
des Konings, en zulks op den voet en de wijze bepaald
bij art. 4 van het reglement ter voorkoming van de
verspreiding der longziekte onder het rundvee in Zeeland.
Dit besluit hetwelk met den dag zijner afkondiging in
werking treed zal gedrukt en in al de gemeenten van de
kantons Zierikzee en Brouwershaven aangeplakt worden.
Hetzelve zal almede in het Provinciaal blad worden op
genomen.
Gegeven te Middelburg, den 27 Mei 1870.
De Gedeputeerde Staten voornoemd
KW. van LIJNDEN, Voorzitter.
BÜTEUX, Griffier.
De verwerping van het Zalmtractaat.
De Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft jl. Woens
dag, na eene tweedaagsche discussie, met 34 tegen 31
stemmen art. 1 van het wetsontwerp tot bekrachtiging
der te Mannheim gesloten overeenkomst met de Rijn-
oeverstaten, nopens de zalmvisscherij op den Rijn ver
worpen. Na deze verwerping heeft de Regering, bij monde
van den Minister van finantien, het wetsontwerp inge
trokken.
Het gold hier een zeer gewigtig vraagstuk.
De voorstanders van het tractaat betoogden, dat het
hier een onderwerp gold, dat gemeenschappelijk behoorde
geregeld te worden, omdat al de staten, waartusschen
de Rijn zijne breedere of smallere wateren voortstuwt,
daarbij een gelijk belang hadden. Zij beriepen zich op
de natuurkundige geschiedenis van den Zalm, welke ten
allen tijde zou hebben geleerd, dat de zalm is een trek-
visch, dat hy niet meer dan drie ons (wij bedoelen drie
hecto's) wegende, zijn geboorteplaats verlaat, afwaarts
stroomt naar zee en na die krachtigefrissche zilte
dompeling te hebben ondergaan naar zijn haardstede
terugkeert. Aan wien behoort nu deze edele visch, deze
koning der visscheu? De voorstanders van het tractaat
beweerden zoowel aan de boven-rivieren als aan de
beneden-rivieren het Rijn-product behoort „aan den
Rijn" en evenmin als het nu aan de boven-staten ver
gund is de jonge zal nipjes in hun zwemtogt naar zee
op te vangen, en, wat wel eens in Duitschland geschiedt,
aan do varkens voor te zetten evenmin was het aan
Nederland da,t lager gelegen isgeoorloofd de oude
zalmen, nu dertig kilo's wegende, op hun terugtogt op
te vangen en op die wijze den boven-visschers te ont
nemen. De diplomatie was naar hunne ir.eening juist
geroepen om de gemeenschappelijke belangen van handel
en scheepvaart te bevorderen. Wat konden hier vroe
gen zij eenzijdige pogingen baten? De middelen, die
hier werden aangewend om den visch te beschermen
werden ginds verijdeld door het gebruik van moordend
vischtuig. De vrije beweging van den zalm werd in hunne
oogen niet bevorderd, wanneer men hem op allo mogelijke
wijze zocht te plagenhet rusteloos vangen met nieu-
werwetsch vischtuig verdreef den visch meer en meer
van den Rijn, blijkbaar ook uit de afnemende vangst,
welke, al was zij in de laatste tien jaren eeuigzins ver
meerderd,* in geene de minste verhouding stoud tot de
snelle voortteling, waartoe dc zalmen vatbaar zijn,
indien zü niet worden gestoord.
Maar de voorstanders hoopten dat door dit tractaat
ook een einde zou worden gemaakt aan misbruiken, hier
te landebestaande. De Minister van finantien en de heer
van Kerkwijk wezen op de kwade praktijken, waaraan
de eigenaren der visscherijen van Ammerstol, Sliedrecht
on Hardinxveld zich schuldig maken. In tal van adressen,
bij de Kamer ingekomen, was daarop gewezen. Deze
heeren werden door het grofste eigenbelang gedreven.
Zij visschcn vier en twintig uren van den dag. Zij vis-
schen zóó onvermoeid door, dat er voor Utrecht, Noord-
Brabant en Gelderland niets overbleef.
Zoo in eenige zaak, dan zeker \vel in deze, beroepen
de voorstanders zich op het algemeen belang.
De tegenstanders konden de wenschclijkheid eener
regeling van dit punt bij tractaat niet ontkennen. Zij
vonden dit zelfs een gelukkig denkbeeld, maar zij waren
...uit^uttolijk in het vinden van bezwaren om het trac
taat te doen vallen.
Wat beweerde men? Dat hier in het geheel geene
regeling te pas kwam Weinigen beweerden dit; alleen
de heer van Lijnden, wiens hoofd-argument was, dat er
gedurende twintig eeuwen gevischt werd zonder tractaat.
De spreker verloor uit het oog, dat het gebruik om trac-
tatcn te sluiten over onderwerpen, handel en scheepvaart
betreffende, eerst van den nieuweren tijd dagteekent en
dat onze meeste handelstractaten dagteekenen van de
laatste twintig jaren. Onze vrijzinnige handelspolitiek
kwam eerst in 1850 in werking, maar werd sedert con
sequent voorgestaan en volgehouden. Het argument van
den heer van Lijnden moge Bijbelsch, christelijk-historisch
zijn: het druischt aan tegen den geest onzer handels
wetgeving.
En wat beweerde men verder? Men zag eene belem
mering in de sluiting der visscherij van acht uren daags.
Die bepaling was echter juist in ons voordeel. Duitsch
land gaf de voorkeur aan een ganschen dag rust per
week. De regering gaf aan «acht uren daags de voorkeur.
Was dat te lang? Was dat te kort? De toekomst had
dit kunnen leeren. Maar eene proef had men in ieder
geval kunnen nemen.
Aan dit bezwaar van den heer Blussc paarde zich
dat van den heer Jüutgers van Rozenburg. Art. 8 van
het tractaat bevatte een verbod om nadeelige stoffen,
afval van fabrieken in de rivieren te storten. Was die
bepaling echter eene nieuwigheid? Volstrekt niet. Zij
bestaat reeds thans. Zij was bovendien eene noodzake
lijke bepalingwant daarover waren allen het- eens
dat geen zalm broedt d.an in helder water. Wordt nu
meer en meer dat water door groote fabrieken bedorven,
dan verdwijnt de zalm geheel.
Eindelijk zouden volgens den heer Heemskerk Az.
ten gevolge van dit tractaat bij enkele vischnetten
de mazen kleiner worden dan krachtens de bestaande
provinciale reglementen, en de jonge vischjes als minder
beschermd zijn. Welk een vaderlijke zorg van don heer
Heemskerk voor de jonge zalmpjes. Er is dan ook niets
inconsequents in gelegen dat dezelfde afgevaardigde, die
de zondige mensehen ten doode doemt, de onschuldige
vischjes laat leven.
Wij noemen dus de verwerping van dit zalmtr.actaat
geen heldendaad der Tweede Kamer. Vrijheid is goed,
maar zij moet bij wet of tractaat beperkt worden, zal
zij niet in losbandigheid ontaarden Thans beheerschen
willekeur en eigenbelang het recht der zalmvangst.
„Hebben is hebben en krijgen is de kunst" moge een munt
zijn, welke in de politiek gangbaar is: het acht die
munt niet van waarde. De verwerping moet een ongun-
stigen indruk maken in het buitenland; maar niet minder
ook bij alle Nederlanders, die beseffen dat in den tegen
woordige^ tijd gemeenschappelijke behangen gemeen
schappelijk moeten worden geregeld. Geen tractaat
wordt gesloten, of op enkele punten moeten alle partijen
toegeven maar Nederland had vermoedelijk bij dit
tractaat slechts een tijdelijk nadeel ondervonden en eene
mindere vangst zou binnen weinige jaren ruimschoots
worden vergoed. De kans dat de zalm eenmaal wederom
in Nederland volksvoeding zal worden is meer dan ooit
verdwenen.
Verkiezing voor Provinciale Staten
in Zeeland.
Wij vernemen uit Goes, dat de liberale kies-
vereeniging aldaar, tot kandidaat voor bet lidmaatschap
der Prov. Staten heeft gesteld Mr. de Knokke van der
Meulen, president der regtbank aldaar, die als Officier
van Justitie gefungeerd heeft in het beruchte vonnis der
Goessche regtbank, waarbij kinderen beneden de 5 jaar
tot eenige jaren gevangenisstraf zijn veroordeeld als
naar het oordeel dier regters gehandeld hebbende, met
oordeel des ondersclieids en dat nog wel zonder ze te
hebben gezien!!!
Eene op dit oogenblik, de publieke opinie meer tartende
kandidatuur is naar ons oordeel moegelijk denkbaar, en
zeker is het dat het de anti-liberale partij in dat district
op die wijze wederom weinig moeite zal kosten om haren
kandidaat benoemd te zien.
Tot ons genoegen vernemen wij echter, dat eenige
liberale kiezers, die zich ook nu wederom niet met de
anti-liberale handelingen van de raddraaijers der zooge
naamde liberale Kiesvereeniging „aan allen regC kunnen
vereenigen tot haren kandidaat hebben gesteld Mr.
C. P. LENSHOEK, Burgemeester te Wolfaartsdijk, wiens
onafhankelijk karakter en echt liberaal bestuur zijner
gemeente, vooral ook in zaken van het onderwijs, voor
velen een waarborg is dat hij ook als lid der Pro
vinciale Staten, in dat collegie eene waardige plaats zal
innemen.
Wij wenschen in het belang onzer provincie "dat zijne
benoeming moge plaats hebben en aarzelen dan ook
niet deze kandidatuur te ondersteunen.
deelt, in Denham gepleegd, een klein Engelsch dorp
een paar mijlen van Umbridge.
Een zekere machine werker, Marshall, bewoonde al
daar met zjjne familie een klein landhuisje. Zaterdag
jl. had men den man nog in zijne werkplaats bezig
gezien. Gedurende de twee volgende dagen merkte «oen
even wol noch hem noch zijne familie op. zoodat 's Maan
dags *s avonds twee mannen die den machinewerker
noodzakelijk moesten spreken besloten de deur met
geweld te openon. Een vieesselijk schouwspel vertoonde
zich daar aan hun oog. Drie meisjes van 4 tot 9 jaren,
slechts in hare nachtjaponnetjes gekleed en met een
laken bedekt, hagen in een hoek van het vertrek. In
de nabijheid hag hare grootmoeder evenzeer vennoord.
De grond was bedekt met geronnen bloed. Naderbij
tredende ontdekten die mannen dat den kinderen de
hersenen waren ingeslagen door middel van een voor
hamer die in het vertrek gevonden werd. In de
daaraan grenzende kamer werden de ljjken gevonden
van twee vrouwendie op gelijke wijze gedood waren
de eene was- de vrouw cn de ander de zuster van
den machinist. In de werkplaats vonden zij het lijk
van Marshallzijn gehaat was overdekt met sneden
terwijl het lijk bedolven lag onder zakken. Aanvankeljjk
werd ondersteld dat hij de familie had gedood en zich
zeiven daarna van kant had gemaakt. Doch de genees
kundigewiens hulp werd ingeroepen, verklaarde dat
hier niet aan zelfmoord kon gedacht worden cn twijfelde
tevens of één man al die moorden had kunnen bedrijven.
Uit verschillende feiten wordt thans evenwel opge
maakt dat de verschrikkelijke moorden door slechts één
man werden bedreven dat Marshall het eerst als slacht
offer viel na eene hevige worstelingdat de vrouwen
op het geraas kwamen toeschieten en door den misda
diger werden afgemaakt. De politie, is den moordenaar
op het spoor. Zij koestert althans ernstige vermoedens
ten opzichte van een vreemdeling, die zich van Zaterdag
op Zondag in Denham heeft opgehouden en by een
lombardhouder een horloge heeft verpand dat nu blijkt
aan den ongelukkigen Marshall te hebben behoord. De
misdadiger, die thans in handen der politie isheeft
na de moorden te hebben bedreven zich van zijne kleede
ren ontdaan en anderen v.an Marshall aangetrokken.
Een vreeselijke moord iszooals de Times mede-
De Gatduis behelst een aantal bijzonderheden omtrent
een dubbelen zelfmoord, die op den weg tusschen Nizza
en Monaco is gepleegd. Het w.iren twee jongelieden,
de lieer Morpain en mej. Borel d1 Hauterive,.die, sedert
eetiigen tijd betrekkingen met elkander aangeknoopt
hebbende, doch ziende, dat zij eerlang geene genoegzame
hulpmiddelen meer zouden bezitten, zich om het leven
hebben gebragt. Hoe, heeft laatstgenoemde nog kun
nen verhalen aan een boer, die haar zieltogende Zon
dagmorgen in een villa «aan den weg vond. Zaturdagavond,
zoo deelde zij in afgebroken volzinnen mede, hadden
wij ons te zamen verwijderd, met ons nemende een
flacon laudanum, een revolver cn een degenrotting. Wij
hebben de beste plaats uitgezocht. Het was onze
laatste nacht. - Wij hebben ons een bed gemaakt met
onze kleederen, op het gras uitgespreid. Wij hebben
tot den dag geslapen. Wij hebben «alles gereed gemaakt
en ten zeven ure afscheid van elkander genomen. Ik
heb mijn witten japon uitgetrokkenmen zal dien aan
een boomtak vinden, Morpain- heeft hem zelf opgehan
gen. Wij hebben toen laudanum ingenomen. Wij
hebben veel geleden, maar konden niet sterven. Morpian
zeide mij toen.„Ik kan het niet hanger uithouden, ik
ga mij voor den kop schieten." Ik riep toen, dat ik
niet alleen bij zijn lijk wilde blijven en voegde hem
toe: »Stoot mij daar! (Zij wees de g.apt^ide wond, die
zij in do borst had ontvangen). Ik wilde niet mismaakt
zijn en verzocht hem, mij daar te raken. Hij schoot,
met den loop op de plaats, die ik wees, zijn pistool
af. (Het was waar het hemd was geschroeid en dc huid
zwart door het kruid) Morpain, zoo vervolgde zij. heeft
zich voor het hoofd geschoten. Hij is daar gestorven.
Hij vreesde te zullen missen Gij zult zien, dat hij
zijn dolk nog in de hand heeft. Doch mij deed dat
alles op dat oogenblik geen zeerIk heb tot bier
kunnen loopen, steunende op den stok, die als schede
voor den degen diende. Het huis was ledig. Ik ben
gevallen. Dit is alles. Toen men haar een eind weegs
vervoerd had, is zij gestorven.
Ha.i'lïng'Oii 27 Mei. Tengevolge der aanhoudende
droogte is de prijs van het regenwater tot eene ontzaggelijke
hoogte geklommen, men zegt 25 a 30 cents de twee emmers
vol. Sommige personen maken van deze gelegenheid gebruik
om iets te verdienen en komen met booten cn wagens waarin
ze gevulde watervaten hebben, in de stad om dit tegen 5 a
G ets. de twee emmers vol te verlcoopen. De weiden en ak
kers hebben ook veel behoefte aan water: sommige boeren
uit dezen omtrek denken er aan bun vee weder op stal t.e
nümen. De vruchtboomen staan goed en beloven een voortref
felijke oogst.
Amsterdam28 Mei. In de zittingen van het
prov. geregtshof v«an Woensdag, Vrijdag en heden is het
getuigenverhoor in zake dr. Elders voortgezet. Ver
schillende getuigen bevestigden de vroeger afgelegde
verklaringen betreffende den gemeenzamen omgang
tusschen den besch. en mevr. Wiersma. De pres. dei-
arrondissement.-regtbank alsmede den procureur IJ.
Gerlings te Haarlem verklaarden dat de besch. met
mevr. Wiersma op 17 en 18 Febr. bij hen geweest is
ten einde magtiging te verkrijgen om den heer Wiersma
naar Meerenberg te vervoeren, en toen de officier van
justitie daartoe niet spoedig magtiging verleende, de
besch. dreigde zich deswegens bij den minister v.an
justitie te zullen beklagen.
De zitting van Vrijdag was vooral belangrijk dooi
de zeer uitvoerige verklaring van Mr. J. A. Haakman,
subst.-officier van justitie te Haarlem. Deze had den
beschuldigde op 18 Febr. jl. ontmoet ter griffie van de
regtbank aldaar, welke hem alstoen vroeg waarom hij
nog niet op het request had geconcludeerd. Toen de
heer Haakman daarop ten antwoord gaf dat hij daarmede
nog niet gereed was, vermits de zaak in onderzoek was,
antwoordde de beschuldigde dat een verklaring van een