Huisslacht anno 1947 Met een lang, dun mes schrapt de slager de gebrande huid schoon. Een koude novembermorgen in 1947. Het is half zeven. Een kille winternevel hangt tussen de bo men en struiken die zilverig be rijpt zijn. De grote geteerde schuren doemen donker op in het oude Zeeuwse landschap. In de buurt van het varkenshok scharrelen twee mannen rond met lantaarns. De grote heeft een touw bij zich, aan het middel van de kleine bengelt een koker met messen, een aanzetstaal hangt ernaast. Dichtbij hen staan twee jongetjes van een jaar of zes. Ze zijn nog zichtbaar slape rig, hun haren pieken overeind, maar ze kijken met spanning naar de twee volwassenen. Het is de grote dag vandaag want het varken wordt geslacht. Het dier hebben ze van dag tot dag zien groeien, het vrat als een delver. Als het maar dacht dat het een mens hoorde bij zijn hok, ging het al knorren en gillen om nieuw en meer voedsel. De grote man is het hok binnengegaan. Al snel komt hij terug, sjorrend aan het varken dat verontwaardigd knort om de ontijdige verstoring van zijn nachtrust. Het is een knaap van een beest, wel vier honderd pond zwaar. Even later buigt de kleine man, de huissla ger, zich over het beest heen dat nog steeds een beetje kwaad staat te knorren. Een lantaarn wordt dichtbij de kop gehouden, een vlijmscherp mes flitst snel en vakkundig, het varken geeft een korte snerpende gil en zakt dan door de knieën. Enige se conden later ligt het dood, het rode bloed gutst uit zijn keel. De jongetjes staan op enige afstand. Het schouwspel is weliswaar eng maar ook reuzespannend. De wetenschap dat zij mogen en durven kijken, terwijl een oom, een beer van een kerel, snel naar binnen is gevlucht omdat hij flauwvalt telkens als hij bloed ziet, maakt hen zichtbaar trots. Toch zijn ze blij dat het varken nu dood is want dan is het ergste voorbij en gaat het feest van de slacht beginnen. Op de ladder Eerst wordt het varken op zijn zij gelegd en helemaal overdekt met goed en droog tarwestro. De brand wordt erin gestoken en het stugge varkenshaar en de borstelige huid worden aan alle kanten goed gebrand. Het bran dend tarwestro zorgt voor heer lijk zwoerd terwijl ook het vlees door het branden met goed stro een specifieke smaak krijgt. Daarna wordt het varken ge schrapt. Met een lang dun mes schrapt de slager de vuil gebran de huid helemaal schoon. De jongetjes helpen hem daarbij door iedere keer een beetje wa ter - dat ze met een kopje uit een gereedstaande emmer scheppen - over het mes en de huid van het varken te gieten. A/s de vier honderd ponder helemaal schoon is wordt hij met vereen de kracht op een rol kar gelegd. Dan gaat het richting schuur waar achter de mendeuren op deel een plek is vrij- en schoon gemaakt. Het varken wordt vak kundig op een voorladder gehesen (die normaal dienst doet als hulpmiddel bij het laden van graan op een boerenwagen). De slager pakt zijn hakmes en met snelle bewegingen wordt het dier vrijwel in tweeën ge hakt. De vier hammen worden losgesneden, evenals 2 ribstuk ken en de zijdes (baeken noem je zoiets in het Zeeuws) spek. Die gaan met zijn allen in de grote spekton samen met 20 pond zout. Na drie weken zijn ze ge noeg gepekeld en worden ze bui ten gehangen om te drogen in de wind. Tenslotte worden ze aan de balken op de zolder gehangen of verdwijnen ze in de spekkist. Worstmachine Wat het varken zelf betreft, dat wordt nu snel aan mootjes ge hakt, nadat uiteraard de inge wanden en de organen verwijderd zijn. De kop, de reuzel en de longen worden apart ge houden. De kop om te koken, de reuzel om te smelten (niks lek kerder dan de verse kaantjes), de longen worden weggeven aan een dorpsbewoner die er een soort worst van maakt. De jongetjes die steeds op een afstand toe moesten kijken (ner gens aankomen; niet in de weg lopen!) mogen nu de slager gaan helpen. Hij staat aan zijn hakblok (dat de dag daarvoor al gehaald of gebracht is) en heeft er een worstmachine aan bevestigd. De jongetjes mogen, om de beurt, draaien aan de worstmolen, de slager gooit er vlees en spek in voor het gehakt of - nog beter - lever en kleine stukjes spek voor de leverworst. Als omhulsel wor den stukken van de dunne darm van het varken gebruikt. Het schoonmaken van de darm (dun ne en dikke) is een vies werkje dat de slager zelf liever zorgvul dig doet (de darmen moeten heel blijven). De jongetjes kijken op redelijke afstand toe met opge trokken neuzen. De zaterdag avond volgend op de slacht zullen ze smullen van het gerecht dat van de darmen gemaakt wordt. Nadat de darmen eerst vele ma len gewassen en gekookt zijn, wordt ze met verse goudreinet- ten en een aantal kruiden kro kant gebakken. Samen met grote sneden boerenbrood is dat een heerlijk gerecht speciaal voor de zaterdag nq de slacht. Naarmate de slacht vordert wordt het in de schuur leger en in het huis van de boerin voller. Karbonades, koteletten, allerlei lappen vlees, worst, hoofdkaas leverworst, oren en poten en vele andere zaken gaan naar de keu ken. Daar worden ze gezouten, ingelegd, gebraden, gewecked en wat al niet. De boerin en de meid krijgen langzamerhand ro de hoofden, al werkend in de warme keuken, voordat alles in kasten en kelder verdwenen is. De jongetjes zijn buiten gebleven en helpen (nou ja!) de slager met opruimen en schoonmaken. De katten die de hele tijd op afstand zijn gebleven, komen likkebaar dend nader, kauwen op stukjes afvalvlees en likken aan het bloed op de vloer. De hond, sinds generaties Polly genoemd, scharrelt, al lang verzadigd -hij kreeg al vele malen stukjes vlees toegeworpen- over erf en deel rond. Het loopt tegen de middag, de slacht is geklaard, de slager maakt z'n messen schoon met warm water en zeep. Een borrel voor de slager Inmiddels is de boerin in de schuur gearriveerd met een dien blad waarop een fles brandewijn en een paar glaasjes. De slager en de boer slaan hun glaasjes met sterk spul achterover. De boer doet dat langzaam en op z'n gemak, de slager snel en met routineuze gebaren. Bij iedere slacht op de boerderij eindigen de werkzaamheden met een bor rel. Da's onderdeel van het ritueel. De jongetjes kijken met grote aandacht naar de borrelende sla ger. Terwijl hij ogenschijnlijk naar de boerin kijkt, pakt hij met feil loze precisie iedere keer zijn glas dat ergens anders staat. Inmid dels is het etenstijd geworden. De slager groet en rijdt met de fiets naar zijn huis in het dorp. Na de maaltijd zal hij weer een varken gaan slachten bij een boer in de buurt. Dat betekent nog een lange middag hard werken. De jongetjes zullen, na de vrije morgen, vanmiddag weer naar de verafschuwde kleuterschool moeten om zich bezig te houden met knippen en plakken. Maar als ze thuiskomen krijgen ze bo terhammen met verse worst, ge bakken met zout en kruiden. Of nog lekkerder: brood met var kenshersens die met wat azijn gesmoord zijn. Eén van die jongetjes, dat hebt u inmiddels wel begrepen, was schrijver dezes. De grote man was zijn vader, die een boerderij had op het (schier)eiland Zuid- Beveland in Zeeland, de kleine man was Willem Antonisse, die op ons dorp een slagerij had en bij de boeren langs ging in de winter voor de huisslacht. Zoals de slacht ging op onze boerderij, zo ging het overal in de polder. Het varken werd a/s big gekocht of zelf gekweekt. Het beestje had - zeker voor dieren- begrippen - een goed leven. De hokken in het sierlijke stenen varkenshok met vrolijk geschil derde groene overstekken, wa ren ruim en dik met stro belegd. De troggen waren groot en wer den dagelijks gevuld met gerste en erwtenmeeI. Vooral het laat ste was goed spul. Daar groei den de varkens enorm en vormden veel, stevig spek. Dat was belangrijk want spek is goed eten voor mensen die zwaar en lang werk doen in de buitenlucht. Keukenafval ging ook vaak naar de varkens. Vooral aardappelen stonden hoog op de wensenlijst van de knorrepot. Soms, a/s er veel kleine of niet al te goede aardappels waren ge oogst, kwam een rondtrekkende man langs met een blinkende hoge ketel. Die man stoomde een grote partij aardappels - die daarna ingekuild werden en een winter lang dienst deden als zeer geliefd aanvullend varkensvoer. Een pond per dag De big dartelde een deel van de dag op de mestvaalt en een aan palend stukje groen rond en naarmate het jaar vorderde, bleef hij (zij) meer in het hok omdat hij vetgemest werd. Zo'n big groei de in een jaar uit tot een groot varken van wel 400 pond. Als je een goeie had, groeide het dier gemiddeld zo'n 500 gram (een pond) per dag. De meeste boe ren slachtten twee varkens per jaar - één in november en één in maart. De arbeiders (dat mocht je toen nog zeggen) en de men sen in het dorp die ook allemaal een varken hadden, slachtten maar één maal per jaar. In het najaar gingen veel vrou wen en kinderen de gerooide aardappelvelden af op zoek naar achtergebleven kleine krieltjes. Dat vormde voor een deel het toekomstige varkensvoer. De krieltjes werden gekookt en met wat meel erover gevoerd aan het varken - dat enige malen luid knorrend van genoegen per dag op die prak toeschoot a/s was 'ie totaal verhongerd. Met de komst van de waters nood in 1953 - die als een baai erd van ellende, dood en verderf over het vruchtbare land trok, verdween in Zeeland althans een groot deel van het traditionele boerenleven dat gebaseerd was op gewoonten en gebruiken van honderden jaren oud. Tijdens de rampdagen dreven de lijken van de varkens, de kippen, de hon den en de koeien rond ons huis en de boerderij. Het mooie oude varkenshok was door het water kapot gebeukt en ingestort. Toen na enkele maanden alles weer droog kwam, veranderde het le ven snel. Er kwamen e/ectriciteit, waterleiding, traktoren en verde re mechanisatie. Het moderne le ven deed z'n entree. Het gemengde bedrijf werd omgezet in pure akkerbouw en voor de slager ging je naar het dorp. China Het beeld van de huisslacht mag in Nederland vrijwel verdwenen zijn (de keuringskosten die in 1947 nog niet eens bestonden, zijn nu zo hoog geworden, dat huisslacht vrijwel onmogelijk is), in sommige afgelegen delen van België en van grote delen van het Franse en Spaanse platteland gebeurt het opkweken en het slachten van de varkens op de boerderij vrijwel op dezelfde wij ze a/s in m'n jeugd zoals ik be schreven heb. Trouwens enkele jaren geleden in China, ver op het platteland, hoorde ik het bekende gegil en zag daarna een vrolijk strovuurtje met juichende kinderen erom heen. Even later liepen de vrolij ke gele kindertjes met een stuk spekzwoerd rond, speciaal weg gesneden uit de buik - daar is de zwoerd het meest mals -, al kau wend en etend, net a/s wij vroe ger deden. "Op zijn gemak groeien, goed eten en goede huisvesting, da's het geheim van het varken", ver telde mij laatst een oude boer in een Brabants bejaardentehuis. Bij die woorden moest ik denken aan de Chinese boer bij wie ik enkele jaren geleden op bezoek was. Die zei hetzelfde, op z'n Chinees dan. China is een land met veel varkens en vee! men sen die graag varkensvlees eten. Rundvee is er bijna niet in China. De Chinese varkens worden vrij wel uitsluitend gekweekt zoals de boerenvarkens bij ons vroe ger. Ze hebben wel hokken maar scharrelen ook veel over het erf rond en vreten alles op wat ze voor de snoet komt. Gezeten op een wankel krukje op een smerig erfje, met een kop groene thee in de hand en zonnebloempitten kauwend en uitspugend zoals iedereen, zat ik daar samen met een tolk die gebrekkig Engels sprak. De boer praatte over zijn varkens en vertelde dat hij veel van die beesten hield. A/s er één geslacht moest worden, was het weliswaar feest in de zeer talrijke familie maar hijzelf had dan da nig het land in want zijn varken lag hem na aan het hart. In mijn herinnering zag ik toen een boer uit ons oude dorp die het ook zo verging. Hij had eens een lieve lingsvarken dat hij Jaap noemde, 's Morgens zette hij het hok open en Jaap kwam hem dan al knorrend tegenoet. Het beest scharrelde meestal om hem heen op het erf net als bij ande ren de hond. Zelfs ging hij er af en toe mee wandelen over zijn akkers - de boer voorop, al pra tend met Jaap die zachtjes knor rend achter hem Hep en overal aan snuffelde op zoek naar iets eetbaars. Toen de slachttijd was aangebroken en ook Jaap onder het mes moest, liet de boer ver stek gaan. De hele verdere dag was hij niet te genieten, liep brommend rond en schopte te gen alles wat hem voor de voe ten kwam. Gerard Smallegange

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1993 | | pagina 9