"Uit donkere wolken komt niet altijd regen" Met de paplepel ingegoten Wim van Veldhuizen, scheidend vice-vporzitter van de ZLM: Wim van Veldhuizen: juist kleinere bedrijven hebben de beste kansen om te overleven (foto: Drouen) Wim van Veldhuizen kreeg van huis uit het bestuurswerk met de pap lepel ingegoten. Zijn vader was maatschappelijk aktief en zette zich onder andere in voor de standsorganisatie en de sector veehouderij. Ook binnen de kerkelijke gemeente had hij bestuursfuncties. Toen Wim van Veldhuizen zich in 1957 in Aarle-Rixtel vestigde sloot hij zich al snel aan bij de Noordbrabantse Maatschappij van Land bouw. Tot de NCB voelde hij zich vanwege zijn protestantse achter grond niet aangetrokken. Zevenentwintig jaar geleden werd Wim van Veldhuizen secretaris van de afdeling Nuenen, die later is gefuseerd met Valkenswaard. Vanuit die functie kwam hij in het kringbestuur Oost- en Midden-Brabant. In de kring volgde hij al snel de heer Aar den a/s secretaris op. In 1971 werd hij tot kringvoorzitter gekozen. Zo kwam hij in het hoofdbestuur van de ZLM terecht. Inmiddels was hij tevens voorzitter van de afdeling Nuenen-Valkenswaard geworden. A/s kringvoorzitter Oost- en Midden-Brabant trad Van Veldhuizen te rug in 1982. Hij werd in die functie afgelost door de heer Juin. In 1977 werd Van Veldhuizen benoemd tot voorzitter van de veehou derijcommissie van de ZLM. Hij volgde de heer Van Heyst uit Wouw op. Hij vertegenwoordigde de ZLM vele jaren in het KNLC, onder an dere a/s vice-voorzitter van de commissie veehouderij van het KNLC. Ook heeft hij zitting in de commissie melkveehouderij van het Land bouwschap. Meer dan 20 jaar is Van Veldhuizen bestuurslid van de proefboerderij Craenendonck te Maarheeze. Sinds een jaar is hij lid van de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap in Brabant na vele jaren plaatsvervangend lid te zijn geweest. Ook is hij adviseur van de Provinciale Bond Veeverbetering. Tenslotte maakt Van Veldhuizen deel uit van het bestuur van Verzekeringen ZLM. "Er zijn al vaker donkere wolken ge weest waar nooit een druppel regen uit gekomen is". Een gevleugeld woord van Wim van Veldhuizen, vice-voorzitter van de ZLM. Hij heeft er 22 jaar bestuurswerk voor de ZLM op zitten en vindt de start van de ZMO een goed moment om er mee op te houden. Van Veldhuizen heeft vele jaren de belangen van de veehouderij binnen en buiten de ZLM verdedigd. Hij deed dat op een indringende manier, maar altijd met gevoel voor relativiteit zoals blijkt uit bovenstaande uitspraak. Met zijn sonore stemgeluid wist hij zijn toe hoorders altijd te boeien en wat minstens zo belangrijk is: voor zijn standpunten te winnen. Bij Wim van Veldhuizen waren de veehoude- rijbelangen in goede handen. "Denk er om: de ZLM is een club van niveau", zei de vroegere kring voorzitter van Oost- en Midden- Brabant, Aarden, tegen Van Veldhui zen, toen deze in 1971 zijn functie overnam en naar het hoofdbestuur werd afgevaardigd. "En dat heb ik ook zo ervaren", aldus Van Veldhui zen. "Ik heb wat tijd nodig gehad om in het bestuur te groeien en mijn plaats te vinden. Maar de samen werking met het bestuur en het se cretariaat is altijd prima geweest. Ik heb al die jaren goed kunnen opereren". Verbaasd Van Veldhuizen heeft zich als eerste man van de veehouderij in de ZLM nooit een roepende in de woestijn gevoeld. "Er wordt wel eens gezegd dat een akkerbouwer een veehou der niet ziet staan. Maar ik heb daar bij de ZLM nooit iets van gemerkt. Het tegendeel is eerder waar. Toen ik in 1977 voorzitter van de veehou derijcommissie werd was Doeleman voorzitter. Ik was eigenlijk wat ver baasd en verrast over zijn belang stelling en inzet voor de veehouderij. En ook een man als Van der Maas heeft altijd volop aandacht voor de sector". Eerlijkheidshalve voegt Van Veldhui zen er aan toe dat hij in het hoofd bestuur van de ZLM weliswaar steeds een gewillig oor vond, maar tamelijk weinig respons kreeg. "De discussies gaan heel vaak over ak- kerbouwproblemen, niet over vee houderij. Er wordt al vlug gedacht: als Van Veldhuizen het zegt, zal het wel goed zijn. Men maakte het mij dus bijna nooit moeilijk, behalve na tuurlijk als er consequenties voor de akkerbouw om de hoek kwamen kijken". De verhoudingen in de ZMO zullen heel anders komen te liggen, constateert de scheidende vice- voorzitter. Als geboren Gelderlander is hij gelukkig met de keuze voor de Geldersche Mij en het ULG. "Het is een versterking van de organisatie als totaliteit, zeker voor de veehou derij. Die sector zal veel meer aan dacht krijgen. Men moet zich wel realiseren dat men overwegend zal spreken over de problematiek van de overschotgebieden. Daarom zul len zowel de akkerbouw, maar ook de veehouderijmensen uit Zeeland en Brabant als vertegenwoordigers van de niet-overschotgebieden at tent moeten zijn dat ook hun zaken voldoende aan de orde komen". Van Veldhuizen maakt er geen ge heim van dat hij in de ZLM wel eens met kromme tenen de discussies aanhoorde. "Men weet van mij dat ik tegen sommige dingen iets an ders aankijk. Er zijn nu eenmaal be langentegenstellingen. Die zijn er zelfs binnen de veehouderijsector en die moet je ook niet verdoeze len". Als voorbeeld noemt Van Veld huizen de import van graanvervangers, het beruchte "gat van Rotterdam". Als dit gat hele maal gedicht zou worden, zou dat grote gevolgen hebben voor met na me de intensieve veehouderij. "Ik geloof dat het zelfs de ondergang voor menig intensieve veehouderij bedrijf zou betekenen", zegt Van Veldhuizen. "De veredelingsbedrij- ven kunnen de graanprijs, die voor de akkerbouw rendabel zou zijn, eenvoudigweg niet betalen. Daar ligt dus niet de oplossing voor de akkerbouwer". Van Veldhuizen vindt dat landbouw- bestuurders een open oog moeten hebben voor de realiteit. Als er we reldwijd een liberalisering in de han del op komt, mag je daar als landbouwsector de ogen niet voor sluiten. "Misschien lopen de vee houderij en de tuinbouw als het gaat om vrije wereldhandel wel eens wat te hard van stapel. Aan de andere kant moeten we ons realise ren dat we als Nederland een klein land zijn en in sterke mate econo misch afhankelijk zijn van het bui tenland. We kunnen niet zelf sturen, hoogstens wat bijsturen. Daarom zeg ik: laten we proberen de scher pe kantjes van zo'n GATT-akkoord af te slijpen en voor de rest zo goed mogelijk in spelen op wat er op ons af komt". Klei en zand Als telg uit een Gelders veehouders gezin weet Van Veldhuizen zich maar al te goed te herinneren hoe de verschillen tussen "klei en zand" vroeger lagen. "Er zijn jaren ge weest dat het zuidwestelijk en noord oostelijk kleigebied grote invloed hadden op het Nederlandse land bouwbeleid. Er werd toch wel wat neergekeken op de achtergebleven boeren van de zandgebieden. Maar nu zijn de rollen omgedraaid. De veehouderij heeft zich enorm ont wikkeld en een belangrijke plaats verworven in allerlei beleids- en bestuursorganen. Dat is een ingrij pend proces geweest, dat ik van na bij heb meegemaakt". Van Veldhuizen is realist genoeg om te beseffen dat ook het veehouderij- bolwerk in Nederland aan grote be dreigingen onderhevig is. De mest en milieuproblematiek lijkt de sector boven het hoofd te groeien. "Op de manifestatie in Den Bosch is nog eens duidelijk geworden hoe sterk de veehouderij zich in het nauw ge dreven voelt. Het voortbestaan van veel bedrijven staat zelfs op het spel. Er is geen enkele reden om ons op de borst te slaan. Als landbouw- bestuurder heb je het tegenwoordig niet gemakkelijk. Naar boven, naar de overheid, moet je het onderste uit de kan zien te halen om de be drijven zo goed mogelijk te laten draaien, naar beneden, de achter ban, moet je maatregelen uitleggen, die onvermijdelijk vanuit de overheid en de samenleving op de bedrijven af komen en die de nodige beperkin gen met zich meebrengen. Dat is het spanningsveld, waarin je als bestuurder moet werken". Veel gepresteerd Hoe kijkt Van Veldhuizen zelf aan te gen de scherpe milieuregels, waar aan de land- en tuinbouw onderworpen wordt? "We hebben als sector in de na oorlogse periode veel gepresteerd. De produktie is in alle sectoren enorm toegenomen. We hebben optimaal geprofiteerd van de voordelen, die de EG voor ons bracht. Maar we hebben te wei nig aan het milieu gedacht. We zul len onze bedrijfsvoering moeten bijstellen en ons acceptabel moeten maken voor de samenleving. An ders redden we het niet". Dat de noodzakelijke herstructure ring vooral ten koste zal gaan van kleine bedrijven wil er bij Van Veld huizen niet in. "De bedrijven, die ef ficiënt werken en zich flexibel kunnen aanpassen aan nieuwe eisen van markt en milieu, zullen overleven. Dat kunnen ook kleine bedrijven zijn. Juist kleine bedrijven kunnen gemakkelijker een draai ma ken, ze hebben meestal minder geïnvesteerd en staan daarom mis schien wel sterker dan grote be drijven". Zelf melkveehouder zijnde ziet Van Veldhuizen ook voor deze sector niet alleen maar rozegeur en mane schijn. De vele bedrijven die te koop staan noemt hij een teken aan de wand. Opvolgers durven de stap niet aan. Van Veldhuizen verwacht een geleidelijke daling van de melk prijs. "Als dat een centenkwestie blijft, is dat voor de meeste bedrij ven nog wel op te vangen door de kostprijs wat omlaag te brengen. Maar als de quotering wordt losge laten of de exportrestitutie wordt geschrapt, dan vallen we als sector in een groot gat. Nederland zal zich moeten blijven verzetten tegen de ideeën om de quotering aan het aantal grootvee-eenheden per ha te gaan binden. Deze geluiden komen vooral uit de zuidelijke lidstaten met hun extensieve bedrijven. Maar voor ons land met zijn intensieve veebe zetting zou dit heel slecht uitpak ken, evenals voor Denemarken". Melk uit Nieuw Zeeland Bij een teruglopende melkconsump- tie kiest Van Veldhuizen vooralsnog voor een geleidelijke korting van de huidige melkquota. "Zolang het kan moeten we het daarin zoeken. Maar als er voor onze kust koelschepen met goedkope melk uit Nieuw Zee land arriveren, zullen we die niet kunnen tegenhouden. De consu ment pikt dat niet en hij beslist. Zo ver is het nog niet en laten we hopen dat ook die-donkere wolken geen regen brengen. De melkvee houderij zal de handen al meer dan vol hebben aan de maatregelen die vanuit het milieubeleid op de sector afkomen. Vooral de aanpak van de ammoniak-problematiek geeft on rust. Zelfs wetenschappers zetten vraagtekens achter de effecten van de ammoniakuitstoot van de vee houderij. Daarover moet nu eerst volstrekte helderheid komen voor dat er strenge regels worden in gevoerd". Brede kijk Wim van Veldhuizen heeft van huis uit een brede kijk op de landbouw meegekregen. Zijn ouders hadden een gemengd bedrijf in de Gelderse Vallei. Ze hadden vier zonen en een dochter. Nadat zijn broer hem naar Brabant was voorgegaan, volgde Wim in 1957. Hij pachtte een ge mengd bedrijf van 14 ha in Aarle- Rixtel, niet ver van Helmond. "Ik kende Brabant een beetje uit de mi litaire dienst, maar van Aarle Rixtel had ik nog nooit gehoord voor ik op het bedrijf kwam". Van Veldhuizen begon met het bou wen van een pluimveestal, die later nog twee keer werd uitgebreid. Ook het melkvee nam snel in omvang toe, mede door de mechanisatie De varkens gingen er uit en ook de ak kerbouw werd teruggedrongen tot de verder van het bedrijf af gelegen percelen. In 1974 kreeg Van Veld huizen de kans het inmiddels tot 18 ha vergrote bedrijf via een drie- hoeksruil van de hand te doen en een nieuw en goed verkaveld bedrijf te stichten aan de andere kant van het dorp. Dit bedrijf was toen 20 ha groot en is inmiddels tot 37,5 ha uitgebreid. Het was een grote ver betering. Alle grasland ligt rondom de .stal. Ruim 7,5 ha ligt op afstand en die wordt voornamelijk gebruikt voor maïsteelt ten behoeve van het eigen bedrijf. "We zitten op broek- grond, dat is humusrijke grond op puur wit zand. De grondwaterstand is vrij hoog. Het eerste jaar 1974 was een enorm nat jaar. Het water liep zo uit de sloot het land op. Ge lukkig was al snel de ruilverkaveling klaar en werd er drainage aange legd, waardoor de ontwatering sterk verbeterde. We hebben nu alleen bij erg nat weer nog wel eens pro blemen". Inmiddels werkt Van Veldhuizen met zijn jongste zoon in maatschap. De andere drie kinderen hebben em plooi gevonden buiten de landbouw. Het bedrijf telt op dit moment onge veer 60 melkkoeien (melkquotum 4,5 ton) plus het nodige jongvee en een paar zoogkoeien. Het werk op het bedrijf komt vooral op de schou ders van junior neer. Nu het ZLM- tijdperk bijna voorbij is, zal hij zijn vader ongetwijfeld wat vaker op het bedrijf tegenkomen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1993 | | pagina 7