N itraatsneltest
is het proberen waard
-beleid niet gericht op toekomst
EG
Sinds enkele jaren wordt in de praktijk de nitraatsneltestmethode
voor de bemesting van aardappelen gebruikt. Na het PAGV-
onderzoek door Van Loon en Houwing (1984-1986), zijn diverse ak
kerbouwers, al dan niet in studieclubverband, begonnen om met de
ze methode ervaring op te doen. Door het nitraatgehalte van het
sap uit de bladstelen van de aardappelplant te meten, wordt beke
ken of de plant voldoende stikstof tot haar beschikking heeft. Door
de nitraatsneltest kan de bemesting van het gewas afgestemd wor
den op de "behoefte". Er wordt met deze methode namelijk al een
tekort gesignaleerd voordat de symptomen van stikstof-gebrek
zichtbaar worden.
Voor ieder monster zijn er 40 bladsteeltjes nodig.
Vooral bij het gebruik van dierlijke
mest kunt u met deze methode
stikstof besparen! De stikstof die tij
dens het groeiseizoen vrijkomt (mi
neralisatie) uit de dierlijke mest is
namelijk vooraf niet te meten. Door
temperatuur en neerslag kan deze
mineralisatie van jaar tot jaar sterk
verschillen. Juist door bepaling van
de hoeveelheid nitraat in de plant,
kan bekeken worden of er voldoen
de stikstof vrijkomt voor een on
gestoorde groei.
Nauwkeurige analyse
Het bepalen van het nitraat-gehalte
gebeurt met Merckoquantteststaaf-
jes en een meetapparaat (Reflekto-
meter Nitrachek). De analyse moet
nauwkeurig en goed gebeuren en
kan daarom het beste door een pro
fessionele analist(e) gedaan wor
den. De analist(e) voert de analyse
uit en geeft advies. Door de uitslag
met andere monsters te vergelijken
kan de analist(e) een beter advies
geven.
Voor de teler blijven de handelingen
in het veld over. Hierbij zijn van
belang:
- a. N-bemesting.
- b. Datum 80% opkomst.
- c. Monstername.
a. Bemesting: basisgift omlaag
De stikstof-bemesting wordt als
volgt toegepast:
1. in jan./febr. het N-mineraal (bo-
demvoorraad) bepalen.
2. vóór het poten: 60% van het
stikstof-advies geven (advies 285
kg N - (1.1 x N-min)).
3. vlak na de knolzetting: 25% van
het stikstof-advies geven.
4. overige giften op basis van de ni
traatsneltest.
snel aan veranderingen onderhevig!)
Na 4 uur in de diepvries gelegen te
hebben kan het monster naar de
analist(e) gebracht worden, die de
analyse kan uitvoeren.
Het advies
De analist(e) bepaalt het nitraat
gehalte van het sap uit de
bladsteeltjes. Dit cijfer wordt verge
leken met de normlijn uit de grafiek
(zie fig. 3). Zodra de uitslag onder
de normlijn komt (punt B) krijgt u
advies om een extra bemesting uit
te voeren 50 kg N).
De normlijn is voornamelijk geba
seerd op het ras Bintje. Of de lijn
ook voor alle andere rassen geldt, is
nog niet bekend. Voor een aantal
rassen lijkt het er wel op.
ppm nitraat in bladsap
8000 r
Proef
Wanneer u interesse heeft om deze
nitraatsneltest uit te proberen: in
verschillende gebieden zijn studie
clubs hier reeds mee bezig. Ook
kunt u bij de DLV voor meer infor
matie terecht.
Begin niet direkt met alle aardappel
percelen maar probeer de methode
eerst eens uit op een proefgedeelte.
In het aardappelgewas wordt de
grootste hoeveelheid stikstof
gestrooid. Door te werken met de
nitraatsneltest zult u nog bewuster
met uw stikstof-bemesting om
gaan. Het is het proberen waard!
ing. J. Willemse,
Bedrijfsdeskundige
team Akkerbouw "Westmaas"
Normlijn voor het nitraatgehalte
in de bladsteeltjes
7000
6000
5000
4000
3000
2000
1000
III11lI1
21 28 35 42 49 56 63 70
Figuur 3. dagen na opkomst Broft' PAGV Latv,,md
Indien u in het voorjaar dierlijke
mest uitgereden heeft of u heeft
een sterk mineraliserende grond,
dan kunt u nog "scherper" be
mesten. Dit kan namelijk door de 2e
bemesting achterwege te laten en
de verdere bemesting aan de hand
van de nitraatsneltest te doen.
b. Opkomst-datum
De hoeveelheid stikstof die een
plant nodig heeft is afhankelijk van
het ontwikkelings-stadium van de
plant. In de beginfase heeft de plant
meer nodig dan in de eindfase. De
datum dat 80% van de planten bo
ven staat wordt hierbij als beginda
tum gesteld.
Vanaf 21 dagen na die opkomst be
gint de normlijn in de grafiek (figuur
1). Deze normlijn geeft de gemiddel
de stikstof-behoefte van het gewas
in dagen na opkomst aan.
c. Monstername
Ongeveer een week na de 2e
stikstofgift kan er gestart worden
met de monstername. Deze
monsters worden meestal om de 10
tot 14 dagen genomen. In totaal
zo'n 4 tot 5 keer per teeltseizoen.
Het nemen van het monster dient 's
morgens vroeg te gebeuren, het
liefst in een droog gewas. De be
doeling is om een representatief
monster te nemen. Zoek hiervoor
een egaal deel van het perceel en
vermijd dus perceelsranden en kop-
einden. Neem verdeeld over het
perceel van 40 planten het eerst
volgroeide samengestelde blad van
bovenaf (4e of 5e blad, zie figuur 1).
Verwijder direkt alle bladeren (figuur
2) en stop de kale bladsteel in een
plastic diepvrieszak. Zodra de 40
bladstelen zijn verzameld, moeten
deze zo snel mogelijk in de diep
vries. (Levend materiaal is sterk en
Figuur 1.
Figuur 2.
Na een marathonzitting van vier
dagen kwamen de ministers van
landbouw in de EG op 25 mei
jongstleden tot een akkoord over
de landbouwprijzen voor het ver
koopseizoen 1991/1992. Door
verzet van de Italiaanse minister
en het ontbreken van een advies
over de granen van het Europees
Parlement zal de Raad, zoals het
zich nu laat aanzien, het formele
besluit op 25 juni nemen. Ik ga
er vanuit dat het akkoord niet
meer zal veranderen. De uitein
delijke besluiten zullen nogal wat
negatieve reakties oproepen.
Mijn eerste reaktie is dat na vier
dagen vergaderen het resultaat
zeer te wensen overlaat. Er is on
der andere weinig terug te vin
den van een stuk beleid voor de
toekomst. Het is duidelijk dat al
leen budgettaire overwegingen
de hoofdrol hebben gespeeld.
Het is de ministers weer niet ge
lukt enige samenhang tussen de
verschillende marktorde-
ningsprodukten aan te brengen.
Uniforme benadering
Naar de toekomst toe zal het no
dig zijn een meer uniforme bena
dering te kiezen voor de
produkten graan, melk en rund
vlees om zoveel mogelijk onnodi
ge spanning tussen de sektoren
te voorkomen. Daarnaast is het
voor mij onaanvaardbaar dat er
toch sprake is van een verdere
prijsdaling van graan via een ver
hoging van de medeverantwoor
delijkheidsheffing met twee
procent. En dat terwijl het afge
lopen jaar de produktiedrempel
van 160 miljoen ton graan niet is
overschreden. Om via de braak
regeling te ontkomen aan die
twee procent is op zich een goe
de lijn. Er zal dan echter toch
nog aan een aantal voorwaarden
voldaan moeten worden.
In de eerste plaats is nationale
aanvulling op de Brusselse ver
goeding van f 652,50 per ha
noodzakelijk. Ten tweede is het
voor mij nog zeer de vraag of het
percentage van 15% areaal
marktordeningsprodukten, dat
braak moet worden gelegd, wel
nodig is; een percentage van
10% was een goed begin. Het is
mijns inziens volstrekt onjuist
om bij de braakregeling alle
marktordeningsgewassen te be
trekken. De Raad had zich moe
ten beperken tot alleen het
areaal granen. Voor bijvoorbeeld
oliehoudende zaden en suiker
bieten is namelijk al een aparte
regeling van toepassing. Nu is er
steeds sprake van twee keer be
lasten.
'Brusselse pot'
Zo blijf ik ook volhouden dat de
medeverantwoordelijkheidshef
fing niet verhoogd mag worden,
zolang deze heffing niet gericht
wordt aangewend, maar ge
woon verdwijnt in de "Brusselse
pot". De akkerbouwers betalen
nu al aan medeverantwoordelijk
heidsheffing een bedrag dat ligt
tussen de 2,5 tot 3 miljard gul
den. Als dit bedrag direkt wordt
aangewend voor de problema
tiek in de graansektor, bijvoor
beeld om een stuk braaklegging
te realiseren en/of restitutie bij
export te betalen, dan zag de
graanbalans in de EG er heel an
ders uit. Maar de Europese Com
missie is er steeds op uit om
door voorraadvorming de druk
op de prijzen in stand te houden.
Ook nu zien wij dat bij een aan
merkelijk hoger prijspeil de inter
ventie voorraden slechts
mondjesmaat geruimd worden.
Vandaar dat ik blijf zeggen dat er
in Brussel geen beleid wordt
gevoerd.
Hoe moet het dan wel in de toe
komst? Op 16 en 17 mei 1991 is
het COPA, de Europese belan-
genbehartigingsorganisatie voor
boeren en tuinders in een bijzon
dere zitting bijeen geweest. Tij
dens die bijeenkomst heeft men
ingezien dat wij zo niet verder
kunnen en onder die druk is het
gelukt met een eensgezinde
opstelling dit seminar af te
sluiten.
Twaalf miljoen
Het COPA heeft nu namens 12
miljoen boeren in Europa zijn ei
gen voorstellen geformuleerd,
voorstellen die ook aansluiten bij
de ideeën in Nederland. Daarbij
staat centraal dat het markt- en
prijsbeleid gebaseerd blijft op het
tweeprijzenbeleid van de ge
meenschap. Verder dat er via
produktiebeheersing een beter
evenwicht moet komen tussen
vraag en aanbod in sektoren met
een overproduktie.
Aan de werkgroepen binnen het
COPA, de zogenaamde algeme
ne experts, is nu gevraagd deze
hoofdlijnen uit te werken in prak
tisch beleid, zodat het COPA-
presidium in haar vergadering
van 14 juni één en ander kan af
ronden. Dat sluit dan weer aan
op de voortgang van de werk
zaamheden van de Europese
Commissie. Commissaris
McSharry zal rond die tijd nader
aangeven hoe hij het EG-
landbouwbeleid wil hervormen.
Ik blijf van mening dat de voor
stellen van McSharry, zoals die
nu bekend zijn, niet alleen slecht
zijn maar ook nog onuitvoerbaar.
Hopelijk komt het COPA op het
juiste moment met een alterna
tief. Dit alternatief van COPA, die
spreekt namens 12 miljoen boe
ren in Europa, moet een signaal
zijn voor de politiek waar ze niet
om heen kan.
Laten wij hopen dat wij dan als
akkerbouw weer de goede kant
op gaan, wij hebben het meer
dan nodig. Wij moeten in staat
zijn in Europa orde op zaken te
stellen. Anders lijkt het er hele
maal op, dat de land- en tuin
bouw terwille van andere
sektoren in de GATT-
onderhandelingen uitgeleverd
worden aan de Amerikanen. En
zover mogen wij het niet laten
komen.
Jans Leeuwma
voorzitter afdeling
akkerbouw KNLC