Rassenbericht wintertarwe
Gewassenreeks Pudoc beschrijft groei
en ontwikkeling landbouwgewassen
Rassenbericht winterrogge en triticale
Ze zijn geschikt voor onderwijSi
voorlichting en onderzoek, maar
bespreking in studieclubverband be
hoort ook tot de mogelijkheden. De
Gewassenreeks van Pudoc.
Onbekend maakt onbemind. De ge-
wassenboekjes van Pudoc lopen nog
niet naar verwachting. "Het had be
ter gekund", vertelt J. Vermeulen
van het Centrum voor Landbouw-
publikaties en landbouwdokumenta-
tie in Wageningen, de uitgever van
de reeks. "Mais" trekt wel aan
dacht, maar dit boek is op sommige
scholen verplichte literatuur. Mr. ir.
N.B.M. Bruin, publikatieadviseur
bij de Wageningse uitgeverij, merkt
bij agrarische hogescholen eveneens
belangstelling. Volgens hem vragen
zij vooral naar informatie over tuin-
bouwgewassen als radijs en tomaat.
Dr. S.C. van de Geijn signaleert
vraag naar uitgaven over nieuwe ge
wassen als hennep en aardpeer. Van
de Geijn is hoofd van de afdeling
Gewas- en Graslandkunde van Het
Centrum voor Agrobiologisch On
derzoek in Wageningen en in deze
funktie betrokken bij de samenstel
ling van de gewassenboekjes. Voor
de eerste drie deeltjes werd namelijk
gebruik gemaakt van op het CABO
aanwezige kennis. Oudere en nieuwe
onderzoeksgegevens werden gecom
bineerd en door onderzoekers bij
eengebracht in boekvorm. De publi-
katies zijn dus geen teelthandleidin
gen, het uitgangspunt bij iedere uit
gave is de vraag hoe een gewas tot
een bepaalde produktie komt. Daar
door beslaan teeltmaatregelen
slechts enkele bladzijden, bij mais en
veldbonen respektievelijk twee en
drie, bij gras meer; inklusief figuren
en illustraties dertien pagina's.
Beschrijvingen van rassen of
stikstofregimes staan bij deze boek
jes niet op de voorgrond, de nadruk
ligt op gegevens als snelheid van
grondbedekking, afsplitsing van bla
deren; algemene processen dus van
groei en ontwikkeling. Hierbij bou
wen de schrijvers verder op de aan
pak van de Wageningse hoogleraar-
in-ruste C.T. de Wit, oud
medewerker van het IBS, een voor
loper van het CABO. Hij was heel
sterk in het uiteenrafelen van plant-
eigenschappen die van belang zijn
voor produktie. Dergelijke onder
zoeken waren niet gericht op het
schrijven van een teelthandleiding,
t. Sibma en G.C. Eiwik
Ontwikkeling
en groei van
onder Nederlandse
omstandigheden
maar op het beter begrijpen van
knelpunten voor de gewasproduktie.
Een jaar of vier, vijf geleden nam
Van de Geijns voorganger het initia
tief om resultaten van het onderzoek
in deze vorm te bundelen. Daarmee
kon de kennis onder een breder pu
bliek worden verspreid. Als belang
rijkste doelgroepen zag hij kollega-
onderzoekers, voorlichters en stu
denten van agrarische hogescholen
en de Landbouwuniversiteit. Ook
voor studieclubs zijn de boekjes vol
gens Van de Geijn goed bruikbaar.
Praktische boeren zullen er echter
minder goed mee uit de voeten kun
nen. Daarvoor is de reeks te theo
retisch.
Toekomst
Als deel vier (zomergerst) uit is, is
het CABO uitgespit. Daarom moet
er volgens Van de Geijn een redak-
tiekommissie komen, die voor ande
re gewassen het werk voortzet. Bo
vendien kan het Wageningse insti
tuut geen redakteur in dienst nemen
om het projekt gaande te houden.
Samenwerking met anderen is dus de
aangewezen weg. De CABO-
medewerker ziet hier een taak voor
uitgever Pudoc.
Bruin gaat niet direkt in op'de voor
trekkersrol die Van de Geijn zijn in
stelling toedenkt, maar de noodzaak
van samenwerking beaamt hij. Hij
denkt hierbij aan instituten als IPO,
CPO, CRZ en IB, die respektievelijk
kunnen zorgen voor gegevens over
Het Centrum voor Rassenonderzoek
en Zaadtechnologie (CRZ, voorheen
het RIVRO) heeft een rassenbericht
uitgebracht over winterrogge en tri
ticale. Winterrogge wordt vrijwel al
leen op zandgrond geteeld. Het are
aal is toegenomen van 4.200 ha in
1986 tot 8.500 in 1990. Het hybride
ras Gepard geeft zeer hoge op
brengsten. Het stro is gemiddeld van
lengte en stevig tot zeer stevig. Het
ras wordt nogal door bruine roest
aangetast. Het rijpt middentijds.
Van de overige rassen geeft Merka-
tor vrij goede tot goede op
brengsten. Het stro is middellang en
middelmatig tot vrij stevig. Wordt
vrij sterk door bruine roest aange
tast. Rijpt middenlaat. Het ras Halo
geeft ook vrij goede tot goede op
brengsten. Het stro is middenlang en
vrij stevig. Wordt middelmatig door
bruine roest aangetast. Rijpt mid
denlaat. Het ras Admiraal geeft
middelmatige opbrengsten, het heeft
vrij lang tot lang, middelmatig stevig
stro.
Van de nog in onderzoek zijnde ras
sen gaf het hybrideras Marder zeer
hoge opbrengsten met vrij stevig tot
stevig stro van gemiddelde lengte.
Het middenlaat rijpende ras werd
vrij sterk door bruine roest aange
tast. Het ras LAD 185 gaf zeer goede
tot hoge opbrengsten. Het stro is
lang en stevig. Het werd vrij weinig
door bruine roest aangetast. Het ras
REZ 90 gaf goede opbrengsten. Het
stro is gemiddeld van lengte en vrij
8
ziekten en plagen, veredeling, zaad
wetenschappen en de bodem. Ook
samenwerking met het PAGV in Le
lystad sluit hij niet uit. De belang
stelling is volgens hem wederkerig,
maar "er voor voelen is iets anders
dan het uitvoeren". Overigens ver
toont de Gewassenreeks weinig over
lap met de bekende gele teelthandlei
dingen uit Lelystad daarvoor is de
opzet te verschillend. Bovendien
houden de samenstellers rekening
met de markt, want boekjes over
aardappelen en suikerbieten komen
er niet. Daarvoor bestaan al goede
alternatieven.
Deel 1: mais
Zonlicht zet mais aan tot groeien,
daarom besteden de auteurs hieraan
ruim aandacht. Niet alleen krijgen
we een indruk hoeveel zonlicht mais
kan onderscheppen, maar we komen
ook te weten wat daarmee gebeurt.
Onderschepping van zonlicht en ren
dement van lichtenergie staan echter
wel wat ver uit elkaar. De hoofd
stukken over verdeling en opslag van
drogestof en vocht- en mineralen-
huishouding hadden wellicht op een
andere plaats kunnen staan. Verder
aandacht voor bebladering en een
vergelijking van de groei van mais en
Engels raaigras. Ondanks grote ver
schillen blijken drogestofop-
brengsten elkaar weinig te ontlopen.
Ontwikkeling en groei van mais (Zea
mays L.) onder Nederlandse om
standigheden, door L. Sibma. Pu
doc, Wageningen, 1987, 57 blz. Prijs
20,—.
Eén van de drie boekjes heeft mais als onderwerp.
Deel 3: veldbonen
Deel 2: produktiegras
Groei en ontwikkeling, dat zijn de
twee trefwoorden waarmee de Ge
wassenreeks is te typeren. Zo ook bij
produktiegras. Gewoontegetrouw
zet het boekje in met een overzicht
van de teelt in Nederland. Vervol
gens komt de morfologie aan de or
de -hoe zit een grasplant in elkaar?
Bij de hoofdstukken Groei en Op
brengst lezen we hoe een gewas tot
een bepaalde hoeveelheid drogestof
komt. Ter afsluiting worden teelt
maatregelen besproken die deze
groei en opbrengst beïnvloeden, uit
eindelijk gaat het immers om wat er
van het land komt. In een bijlage
staan vuistgetallen voor onder ande
re stikstofbemesting, drogestofop-
brengst, groei en ontwikkeling.
Ontwikkeling en groei van produk
tiegras onder Nederlandse omstan
digheden, door L. Sibma en G.C.
Ennik. Pudoc, Wageningen, 1988,
53 blz. Prijs 20,—.
In 1976 bereikte de teelt van veldbo
nen een dieptepunt, slechts 31 ha. in
Nederland. Sindsdien is het areaal
sterk uitgebreid. Ook het in 1971
gestarte veldbonenonderzoek aan
het Wageningse CABO is uitge
groeid. De resultaten staan in dit
boek. Kortweg gaat het om gegevens
over groeisnelheid, verdeling van
drogestof in de plant, vochtvoorzie-
ning, mineralengehalte in de ver
schillende organen en hoe de plant is
opgebouwd. Steeds wordt verband
gelegd met praktijkomtandigheden.
Net als de voorgaande boekjes heeft
"Veldbonen" een literatuurlijst en
trefwoordenregister.
Ontwikkeling en groei van veldbo
nen (Vicea faba) onder Nederlandse
omstandigheden, door L. Sibma, C.
Grashoff en J.A. Klein Huize. Pu
doc, Wageningen, 1989, 64 blz. Prijs
22,-.
G.C. van den Berg
stevig. Werd nogal door bruine roest
aangetast.
Triticale
Salvo heeft op zandgrond vrij goede
en op dalgrond middelmatige op
brengsten gegeven. Is matig winter-
vast, doch heeft een goed herstel
lingsvermogen. Het stro is vrij lang
en stevig. Door voetziekten kan ern
stige legering optreden. Wordt
middelmatig tot vrij weinig door ge
le roest en weinig door blad- èn aar-
ziekten aangetast. Rijpt laat. Is zeer
matig schotresistent. Is mogelijk ge
voelig voor enkele onkruidbestrij
dingsmiddelen.
Lasko heeft op zand- en dalgrond
goede opbrengsten gegeven. Is mid
delmatig wintervast, doch heeft een
goed herstellingsvermogen. Het stro
is lang en middelmatig tot vrij ste
vig. Door voetziekten kan ernstige
legering optreden. Wordt verder
weinig door ziekten aangetast. Komt
laat in aar en rijpt vrij laat. Is zeer
weinig schotresistent. Is mogelijk ge
voelig voor enkele onkruidbestrij
dingsmiddelen.
Purdy heeft gemiddeld zeer goede
opbrengsten gegeven. Is middelma
tig wintervast, doch heeft een goed
herstellingsvermogen. Het stro is
lang en stevig. Lijkt beter bestand
tegen voetziekten dan de eerder ge
noemde rassen. Wordt overigens
weinig door ziekten aangetast. Rijpt
laat. Is zeer matig schotresistent. Is
mogelijk gevoelig, voor enkele on
kruidbestrijdingsmiddelen.
Het CRZ te Wageningen (Centrum
vpor Rassenonderzoek en Zaadtech
nologie) heeft onlangs een bericht
over wintertarwe uitgebracht. Met
bijna 132.000 ha. is het areaal win
tertarwe in 1990 vrijwel gelijk geble
ven ten opzichte van 1989. Obelisk is
het meest geteelde ras gebleven. Alle
proeven zijn gezaaid in de laatste
twee weken van oktober onder goede
omstandigheden.
Gedurende het seizoen zijn er veel
ziekten geconstateerd. Meeldauw is
vroeg waargenomen op de zandgron
den en kon zich vooral in de vatbare
rassen goed manifesteren. Gele roest
haarden zijn veel gesignaleerd, voor
al door uitbreiding van bestaande fy-
sio's zijn rassen aangetast die
voorheen vrij schoon bleven. Het ras
Kraka is hier een voorbeeld van.
Bruine roest kwam het afgelopen sei
zoen, beïnvloed door het warme
weer, veel voor. Evenals vorig jaar
werden vooral Obelisk en Pagode
aangetast. Bladvlekkenziekte is wel
opgetreden maar heeft geen grote rol
gespeeld. Op zandgrond zijn afrij-
pingsziekten (Septoria) heviger aan
wezig geweest dan op de
kleigronden. Het gerstevergelingsvi-
rus is opnieuw veelvuldig voorgeko
men. Een duidelijk raseffect is hier
niet gevonden.
Op de proefvelden is legering in be
perkte mate opgetreden. Legering is
in de praktijk wel veel opgetreden.
De gemiddelde proefveldop
brengsten waren zeer goed. De op
brengsten van de rassenlijstrassen
waren goed, die van de rassen in be
proeving over het algemeen zeer
goed. De verschillen in opbrengsten
tussen de behandelingen met en zon
der ziektebestrijding waren groter
dan in andere jaren.
Kwaliteitstarwe
De laatste jaren hebben de kwali-
teitstarwes (rassen met geschiktheid
voor de broodbereiding) volop in de
belangstelling gestaan. De dalende
tarweprijs zou gedeeltelijk kunnen
worden gecompenseerd door de pre
mie op bakkwaliteit; maar de teelt
van een kwaliteitstarwe is onder Ne
derlandse klimaatsomstandigheden
niet eenvoudig, zeker niet in vergelij
king met enkele Zuideuropese lan
den, terwijl de premiebetaling sterk
afhankelijk is vart de internationale
(vooral Europese) marktverhoudin
gen. Op enkele uitzonderingen na
blijkt dat de premie op de Neder
landse baktarwes in de praktijk nog
al tegenvalt. De ervaringen van de
afgelopen jaren hebben echter wel
meer inzicht gegeven in de eisen van
Rassen van wintertarwe, die voldoen aan de EEG kleeftest, ingedeeld naar brood- en deegkwaliteit.
deeg-
kwaliteit
brood
kwaliteit
goed
vrij goed
middelmatig
matig
zeer matig
zeer goed
goed
Accent*
vrij goed
Avir*
Herzog*
Kraka*
Granta*
Obelisk*
Pagode*
middelmatig
Miller*
matig
Okapi
Arminda
zeer matig
Citadel
Taurus
Heeft een harde korrel.
A vir heeft in de afgelopen jaren dikwijls een te laag valgetal gegeven, ook bij niet zichtbaar schot. Der
gelijke partijen zijn ongeschikt voor de verwerking tot brood.
De rassen links van en boven de dikkere lijn zijn rassen die speciaal geschikt zijn voor de broodbereiding.
Tombola voldoet niet aan de EEG kleeftest.
de maalindustrie, waardoor op lan
gere termijn een geleidelijke verbete
ring van de Nederlandse tarwe mag
worden verwacht, door veel gerichter
op bepaalde kwaliteitskenmerken te
letten in de veredeling en in de teelt.
De maalindustrie is vooral geïnteres
seerd in tarwes met een goede deeg
kwaliteit eri een hoog percentage
uitmaling. Het deeg mag niet te slap
worden; bij het rijzen moet het deeg
rekbaar zijn en toch voldoende weer
stand bieden. Het broodvolume
wordt grotendeels door de deegkwa
liteit bepaald. Bij het malen van de
korrels willen de molenaars een zo
hoog mogelijk percentage zuiver
meel uitmalen. De maalkwaliteit van
de korrels bepaalt het rendement van
het maalproces. Op een slechte kor
rel wordt soms een korting op de
prijs in rekening gebracht.
Behalve bovengenoemde eigenschap
pen is het uiteraard van belang dat
de partij een zo hoog mogelijk eiwit
gehalte heeft en vrij is van schot.
In tabel 1 zijn de rassenlijstrassen,
die niet-klevende degen geven, inge
deeld op grond van brood- en deeg
kwaliteit. De rassen die als
kwaliteitstarwe verkocht kunnen
worden staan links van en boven de
dikkere lijn. Bij het ras Avir dient
opgemerkt te worden dat het, ook
bij niet zichtbaar schot, vaak een
laag Hagberg valgetal geeft. Derge
lijke partijen Avir zijn ongeschikt
voor de broodbereiding.
Vatbaarheid voor gele roest
vormt ernstige bedreiging.
In sommige jaren kan gele roest veel
schade veroorzaken. Deze schimmel
kan gemakkelijk nieuwe fysio's ont
wikkelen, waardoor rassen die aan
vankelijk niet of weinig vatbaar
bleken, later juist sterk worden aan
getast. Het afgelopen jaar heeft een
reeds bestaand fysio zich sterk uitge
breid, waardoor met name Kral
zwaar werd aangetast. De ziektedruk
is de laatste jaren aanzienlijk toege
nomen door de teelt van vatbare ras
sen. Om het grote schaderisico van
deze ziekte te bezoeken zijn rassen-
keuze en rassenspreiding van groot
belang.
Vrijdag 23 november 1990