Leden studieclub weten meer kosten te besparen Kalibemesting in het najaar gLV Slik op de weg snel opruimen Onderzoek HAS-student onder 100 akkerbouwers: Landbouwgrond BRD Grote oogst plant- en zaaiuien Akkerbouwers die lid zijn van een studieklub verdiepen zich meer in de teelt van gewassen en weten dan ook meer kosten te besparen dan hun bedrijfsgenoten die geen lid zijn van een studieclub. Zij hebben bijvoorbeeld vaak lagere spuitkosten omdat ze aktiever zijn in het te rugdringen van gewasbeschermingsmiddelen. Dit is een van de uit komsten van een onderzoek dat de Walcherse student Perry Boo gaard heeft gedaan. Hij stelde 100 boeren in Zeeland (met uitzonde ring van Zeeuws-Vlaanderen) en de Hoekse Waard een reeks vragen in het kader van zijn studie Bedrijfskunde aan de HAS in Dronten. Iets meer dan de helft van de onder vraagden zegt bedrijfsproblemen te hebben. Van deze groep heeft ruim 50% grote investeringen gedaan om het bedrijf meer kansen te bieden. De andere groep (47%) heeft niet kunnen of willen investeren en moet dus vrezen voor een blijvend minder rooskleurig bestaan. Computer De computer blijkt van redelijk gro te invloed op de bedrijfsvoering in de akkerbouw. Van de ondervraag den heeft 16% een computer. Boe ren met een computer maken eerder een kostprijsberekening en hebben gemiddeld minder spuitkosten per ha dan degenen zonder computer. Van de akkerbouwers die in spuit- technieken hebben geïnvesteerd heeft 44% het gebruik van gewasbe schermingsmiddelen zien dalen, bij 38% bleef het gelijk en bij 18% is het gebruik gestegen. Uit de enquête van Perry Boogaard blijkt dat op 50 van de 100 bedrijven het bouwplan ten opzichte van vorig jaar is veranderd. Hiervan zijn er 32 nieuwe gewassen gaan telen, zoals luzerne, winterpeen, knolselderij, spruitkool, enz. Het aandeel aard appelen en suikerbieten blijft vrij constant, dat van granen daalt. Van de ondervraagde boeren zegt 18% de voorkeur te geven aan marktorde ning voor aardappelen om zo meer prijszekerheid te krijgen. In de teeltwijze van aardappelen zit ten veranderingen aan te komen, zo lijkt de enquête uit te wijzen. 23 ak kerbouwers zeggen minder stikstof op de aardappelen te gaan strooien. Elf akkerbouwers willen vroege aardappelen gaan telen en drie boe ren gaan de aardappelen onder plastic verbouwen. Veranderingen in de bewaring van het gewas nemen 36 akkerbouwers zich voor en 32 gaan In 1989 wisselden 44.500 ha land bouwgrond van eigenaar in de Bondsrepubliek. Het Statistiekburo Wiesbaden geeft aan dat dit ongeveer 0,2% van het totaal aan landbouwgrond in de Bondsrepubliek bedraagt. De gemiddelde aankoopprijs lag rond de DM 30.824/ha, dat is 2,2% minder dan vorig jaar. Alleen in Saarland, Sleeswijk Holstein en Ne- dersaksen waren de grondprijzen hoger dan vorig jaar, in de overige deelstaten waren deze lager. De handelsproduktie van 2e-jaars plantuien in Nederland is uitgeko men op 92.000 ton. Dit is de grootste oogst sinds jaren. In de periode van 1 juli t/m 15 september is er 82.000 ton uien geëxporteerd, 30% meer dan vorig jaar. Aan alle grote Euro pese afnemers zijn aanzienlijk meer uien verkocht. Inmiddels zijn het vrijwel uitsluitend zaaiuien die verhandeld worden. De bruto-oogst van zaaiuien wordt door het CBS geraamd op 425.000 ton. Hiermee is de oogst 12% groter dan vorig jaar maar het is lang niet zo veel als de vier seizoenen daarvoor. In vergelijking met 1989 is er zowel sprake van een areaalsuitbreiding als van een grotere opbrengst per hecta re. De gemiddelde opbrengst per hectare komt uit op 46,5 kilo, tegen 45 kilo in 1989. Vrijdag 5 oktober 1990 maatregelen nemen om de kwaliteit verder te verbeteren, omdat ze toe nemende konkurrentie uit Frankrijk en het Oostblok verwachten. Minder granen Van de 100 boeren zijn er 39 die minder granen zijn gaan telen als ge volg van de prijsdalingen. De ande ren zien niet welk ander gewas ze zouden moeten telen. De meeste tar we is bestemd voor veevoer. Veel ak kerbouwers willen graag over op baktarwe, maar schrikken terug voor de lage prijs. Op 45 van de 100 bedrijven is, zo heeft de HAS-student achterhaald, reeds een tweede tak aangetrokken. Redenen zijn: risicospreiding (50%), arbeidstechnisch (22%), inkomsten (22%) en bedrijfsligging (6%). Ove rigens zeggen 60 ondernemers dat hun bedrijf ook zonder tweede tak kan blijven bestaan. Ongeveer 80% van de akkerbouwers staat positief tegenover biologisch- dynamisch produceren, maar vindt het onuitvoerbaar. Slechts 4% vindt het een goed systeem; 16% ziet b.d.- landbouw in het geheel niet zitten. Van de 44 boeren die geïnvesteerd hebben in de gewasbescherming heb ben er 19 de spuitapparatuur verbe terd. Een spuitcomputer is door 12 akkerbouwers aangeschaft, terwijl 13 boeren een rijenspuit hebben gekocht. De slechte resultaten in de akker bouw hebben niet geleid tot minder investeringen, zo konkludeert Perry Boogaard. Van de 100 ondervraag den hebben er 70 de laatste jaren nog grote investeringen gedaan 75.000,of meer), vooral in grond en in gebouwen. Levensvatbaar Over de levensvatbaarheid van hun bedrijf geven 77 ondernemers een positief oordeel. Daarvan zeggen er 32 dat het bedrijf niet in de huidige vorm kan worden voortgezet. Er zijn 13 akkerbouwers die zeggen dat ze hun bedrijf moeten vergroten en 19 die zeggen intensieve teelten te moeten aantrekken om het hoofd boven water te houden. Van de 100 zijn er 26 die geen opvolger hebben en 31 die het nog niet weten; 43 we ten dat er een opvolger is. De meer derheid (64%) denkt dat de bedrijfs- grootte op 50-80 ha moet liggen om in de toekomst levensvatbaar te kun nen zijn. 15% meent dat meer dan 80 ha nodig zal zijn. Na het bietenrooien is het zaak de weg weer schoon "op te leveren". Slik op de weg is in deze tijd van het jaar een aktueel probleem, zeker in een agrarische provincie als Zeeland. Elk ongeluk dat als gevolg van een besmeurd wegdek plaatsvindt, is er een te veel. Boe ren en wegbeheerders zijn geza menlijk verantwoordelijk om de wegen, waarop landbouwverkeer rijdt, zo schoon en veilig moge lijk te houden. Welke maatregelen zijn in de praktijk mogelijk? In de eerste plaats is de afspraak gemaakt dat het nuttig en wellicht zelfs nood zakelijk is dat de kantonnier van Rijks- of Provinciale Waterstaat wordt gewaarschuwd als er slik op de weg kan komen of reeds aanwezig is. De kantonnier kan dan eventueel waarschuwings borden plaatsen. Maar daar hoeft het niet bij te blijven. De boer kan ook zelf handelend op treden. Als het om kleine hoe veelheden gaat, is het een kleine moeite de modder met schop van de weg te halen. Een andere mo gelijkheid is een schuif op de trekker zetten en zo proberen de weg schoon te vegen. Deze me thode blijkt echter niet altijd even effektief, omdat er in de praktijk toch een sliklaagje op de weg kan blijven liggen. Om dat weg te krijgen kan worden ge dacht aan het inzetten van een hoge drukspuit of van de spuit kop op de gierkar, waarmee de weg kan worden schoon gespoeld. Slik op de weg is vaak onvermij delijk, maar dat ontslaat de boe ren en tuinders nog niet van de verantwoordelijkheid om hun steentje bij te dragen aan de vei ligheid van het verkeer. Om een gericht bemestingsbeleid te kunnen voeren, is het van groot be lang dat er bekend is hoeveel fosfaat en kali in het profiel aanwezig is. Door het laten nemen van een grondmonster, kunt u dit te weten komen. Op het analyseformulier staan richtlijnen over de hoeveelheid meststoffen die nodig is om (bij een gegeven voedingstoestand) een zo hoog mogelijk financieel resultaat te krijgen. Naarmate de be mestingstoestand van de grond ho ger is, zal de opbrengstvermeerde ring door bemesting geringer zijn. De geadviseerde giften zullen van zelfsprekend ook lager zijn. Kali is één van de hoofdelementen die voor de gewassen van groot belang zijn. De behoefte aan kali verschilt tussen de gewassen. Bij de advisering praat men over gewasgroepen. Tot de kali- behoeftige gewasgroep behoren o.a. konsumptieaardappelen, uien, wor telen en knolselderij. De granen be horen tot de weinig kalibehoeftige gewasgroep. De geadviseerde kali gift is gebaseerd op het in stand hou den dan wel het op peil brengen van een goede bemestingstoestand bin nen het streeftrajekt. Dit streeftra- jekt is afhankelijk van de zwaarte van de grond. De indeling voor (zee)kleigronden is als volgt: K-getal 10% slib 11 t/m 15 10-15% slib 14 t/m 20 15% slib 18 t/m 26 Voor een goed financieel resultaat is het van groot belang dat het kalige tal in het streeftrajekt komt te liggen. De waardering van de kalitoestand wordt op het analyseformulier als volgt vermeld: K-getal laag 12 voldoende 13-20 hoog 21-34 zeer hoog 34 Bouwplanbemesting Als het K-getal groter is dan 14 kan de voor granen en suikerbieten gead viseerde kalibemesting zonder be zwaar aan de voorafgaande gewas sen worden gegeven, in de vorm van een bouwplanbemesting. Op lichtere gronden 20% slib) kan zo'n bouwplanbemesting niet worden toegepast in verband met uitspoeling van de kali. Een deling van de kali gift is wel mogelijk. Er kan 2/3 als bouwplanbemesting voor aardappe len gegeven worden en 1/3 later aan de kalibehoeftige gewassen. Op zwaardere gronden wordt steeds vaker de voorkeur aan najaarsbe mesting gegeven. De kans op rijspoorschade is kleiner dan in het voorjaar en arbeidstechnisch is het ook gunstiger. Op kalifixerende klei gronden kan voor het bereiken van de gewenste toestand meer kali no dig zijn, dan het advies aangeeft. Als er frequent problemen zijn met een te hoog onderwatergewicht bij aard appelen is het beter om de kaligift in het voorjaar te geven. Geef deze gift ruim 4 weken voor het poten. Naast verlaging van het onderwatergewicht vermindert ook de blauwgévoelig- heid door de voorjaars kaligift. Dit komt de kwaliteit ten goede, waar door u als leverancier tevreden klan ten kunt houden. Hoeveel kali? Als het gevonden kaligetal in het streeftrajekt ligt, kunt u volstaan met een gift die de jaarlijke onttrek king compenseert. Op kleigronden wordt er door de gewassen gemid deld 150 kg K 20/ha/jaar onttrok ken. Voor zandgronden is dit 200 kg K 20/ha/jaar. Voor een 1 op 4 bouwplan is dit 4 x 150 600 kg K 20/ha als bouwplanbemesting. Als er organische mest is uitgereden, zal de kunstmestkaligift verlaagd moeten worden. In onderstaand overzicht wordt de hoeveelheid kali (in kg per 1000 kg mest) van verschillende mestsoorten weergegeven. mestvarkensdrijfmest 6,8 kippedrijfmest 6,1 droge kippemest 22,2 kippestrooiselmest 11 slachtkuikenmest 21,5 De maximale organische mestgiften worden bepaald door de hoeveelheid fosfaat in de mest. Per 2 jaar mag er maximaal 250 kg fosfaat/ha worden gegeven. Definitieve besluiten over de fos faatnormering zijn nog niet geno men, maar in 1991 zal er per jaar een gift van 125 kg fosfaat/ha gegeven mogen worden. De gift voor 2 jaar 250 kg fosfaat) is dan niet meer mogelijk. Kali uit organische mest is voor 100% werkzaam. Bij najaars aanwending zal veel stikstof verlo ren gaan door uitspoeling. Dit ver lies kan voor een deel beperkt wor den door de stikstof te benutten voor een groenbemester en/of de vertering van stro. Let wel: een grondmonster moet al tijd, of vóór de aanwending van dierlijke mest worden genomen, of een jaar na aanwending. Monsterna- me kort na toepassing van organi sche mest heeft vaak afwijkende re sultaten. Konklusie Kali is een belangrijk element voor de groei en de kwaliteit van de ge wassen. Om te kunnen vaststellen hoeveel kali er gegeven moet wor den, is het nemen van een grond monster noodzakelijk. Bouwplanbe mesting is alleen mogelijk op zwaar dere gronden. Door het gebruik van organische mest wordt er een redelij ke hoeveelheid kali gegeven. Voor jaarsgiften kunnen kwaliteitsverbe terend werken mits ruim voor het poten gestrooid. Tip: Is bovengenoemd artikel niet van toepassing op uw bedrijfssitua tie of heeft u andere vragen neem dan kontakt op met uw DLV- kantoor. ing. A. Keyzer, Bedrijfsdeskundige DLV Akkerbouw Goes Aan kalibemesting dient een grondmonsteronderzoek vooraf te gaan De maximale giften worden dan: varkensdrijfmest 64 ton kippedrijfmest 31 ton droge kippemest 8,5 ton kippestrooiselmest 12,5 ton slachtkuikenmest 10 ton 435 kg K O) 189 kg K O) 189 kg K 20) 138 kg K O) 215 kg K O) 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1990 | | pagina 11