Brabants milieuplan schetst
overtrokken negatief beeld
Grote spanning op
keuringsdag melkschapen
Provincie bezorgd over toename veestapel
Overheid moet duidelijk
mestbeleid voeren
Gewestelijke Raad:
Entingen tegen mond- en klauwzeer
niet voortijdig afschaffen
De over het algemeen matige kwali
teit van de aangevoerde 40 dekram-
men bracht ook met zich mee dat er
op de jaarlijkse keuringsdag van
het Zeeuws Melkschaap op 1 sep
tember jl. in Middelburg geen AB-
rammen konden worden ingeschre
ven. Slechts 7 B+ rammen kwamen
tenslotte uit de 4 verschillende leef
tijdsgroepen naar voren en 22 B's.
Daarin 25%, nl. 11, moesten wor
den afgekeurd.
De 3 juryleden ing. M. Westhuis,
ing. J.H. Lantinga en J.J. Breel wa
ren opvallend eensgezind, zodat al
les zeer vlot kon worden afgewerkt.
In korte tijd werden 10 rubrieken af
gewerkt en de a.s. kopers - er was
een grote vraag naar de betere ram
men - hadden weinig tijd om één van
de weinige goede te koop zijnde
rammen te bemachtigen. Ze gingen
dan ook voor redelijke prijzen van
de hand. Mede dankzij het terrein en
de grote medewerking van de familie
Kwekkeboom verliep alles op rolle
tjes. De geluidswagen van de PZC
was hierbij ook een zeer goed hulp
middel.
Of het nu een geluk was dat het ook
nu weer - terwijl het overal elders
blijkbaar regende - op Walcheren de
hele dag droog bleef en vrij on
gestoord de keuringen konden wor
den afgewerkt, daar durven wij geen
uitspraak over te doen.
Kampioen van de dekrammen werd
tenslotte cat. no. 16 nl. M355 van de
Stichting De Hoop te Dordrecht.
Een mooie, grote melktypische ram,
die wanneer iets breder nog hoger
gekwalificeerd had kunnen worden.
Het is een zoon van K822, de Neder
landse kampioen op de Dag van het
Schaap. Reserve-kampioen werd
cat. no. 1 de M591 van M. Verhage
te Meliskerke. Deze ram was wel
voldoende breed maar minder melk-
typisch.
Éénjarig ooien
Buiten de rammen de beste categorie
en veelbelovend opvallend is wel dat
de jonge ooien bijna altijd het beste
uit de bus komen. Bij onze oudere
schapen ziet men vaak een te snelle
achteruitgang van de kwaliteit van
het uier- en beenwerk. Een strengere
selectie hierop zal ongetwijfeld tot
een behoorlijke verbetering kunnen
leiden. Vandaar dat aan de rammen-
moeders de hoogste eisen dienen te
worden gesteld, aldus een uitspraak
van jurylid Lantinga die we graag
onderschrijven. In deze rubriek
werd L901 van W. de Buck uit Mid
delburg nummer één. Het beste uier
in deze rubriek had LI23 van I.
Kostense-Faas te Biervliet.
Meerjarige ooien
Hier viel de mindere uniformiteit di-
rekt op. De in 1987 geboren en in
Friesland gefokte ooi 5005 sprong er
royaal uit. Naast de eerste prijs in
deze rubriek kreeg zij later de prijs
voor het beste uier en werd tenslot
te nog tot het beste schaap van de
keuringsdag uitgeroepen. Deze dag
kampioene werd algemeen bewon
derd naast nummer twee, de L901
van W. de Buck.
Uitslag rubrieken: oudere rammen:
1. K822 van de Stichting De Hoop,
Dordrecht; 2. 1839 van W. Koster,
Veere.
3-tal ooilammeren: 1. G. Knol, Hoe-
nenoord; 2. W. Koster, Veere.
Bedrijfsgroepen (3-tal uniforme ooi
en): 1.1. Kostense-Faas, Biervliet; 2.
W. de Buck, Middelburg.
Tenslotte de algemene indruk
De bezoekers uit Friesland, Noord-
Holland, Groningen en België waren
iets minder talrijk dan we gewend
zijn. Toch merken we dat onze ram
men buiten Zeeland steeds meer ge
vraagd worden. Een enkele fokker
zal teleurgesteld zijn geweest, omdat
hij zijn eigen fokprodukt wat hoger
had aangeslagen dan de jury op die
dag.
Maar de opmerking aan één van de
bezoekers dat men pas op een keu
ringsdag z'n eigen dieren in vergelij
king met anderen op waarde kan
schatten, is ons uit het hart ge
grepen.
We hopen dan ook dat nog meer in
zenders (12 van de 65 leden is wel erg
weinig) in de toekomst zich zullen
presenteren. En zodoende blijft er
ook in de melkschapenhouderij nog
altijd wel wat te wensen over.
ing. W. Koster
De zevefl beste fokrammen 1990 van de Vereniging Het Zeeuws Melkschaap. Fokkers: Stichting De Hoop, M. Verha
ge, M. Boerjan, Th. Vette, M. Veldlaan en W. Koster (2x)
(Foto: Frank Viergever)
Gedeputeerde Staten van Noord-
Brabant hebben minister Braks van
Landbouw in een brandbrief laten
weten dat zij zich grote zorgen ma
ken over de gevolgen voor Noord-
Brabant van het landelijk mestbe
leid. Uit de voorlopige uitkomsten
'Landbouwtellingen 1990' van het
Centraal Buro voor de Statistiek
blijkt een substantiële groei van de
veestapel in Noord-Brabant over
1990. Ook de voor vermesting en
verzuring tot dusverre minder in
beeld zijnde diersoorten zoals geiten
en schapen worden, gelet op de ex
plosieve groei over 1990, steeds be
langrijker in hun bijdrage aan ge
noemde problematiek.
Uitgaande van de forfaitaire pro-
duktienormen levert deze groei van
de veestapel in 1990 ruwweg een ver
dere toename van de mestproduktie
op met 600.000 ton in Noord-
Brabant. GS vinden dat het vinden
van oplossingen voor het mest- en
verzuringsprobleem uiterst moei
zaam verloopt. Daarnaast biedt naar
hét oordeel van GS de in voorberei
ding zijnde verplaatsingsregeling
geen garantie voor een afname van
de mestproduktie. Veeleer verwacht
het kollege een lichte stijging en een
verdere konsentratie van de mest
produktie in de intensieve veehoude-
rijsektor in Noord-Brabant.
GS hebben de minister duidelijk ge
maakt dat het maatregelenpakket
dat nodig is om de landelijke
doelstellingen op het gebied van ver
mesting en verzuring te realiseren,
dat overigens voor Noord-Brabant
onvoldoende is, door deze ontwik
kelingen nog ingrijpender zal dienen
te worden ingezet. Dit geldt in nog
sterkere mate voor bepaalde gebie
den in de provincie Noord-Brabant
waar een grote bemestingsdruk
bestaat.
De Gewestelijke Raad van het Land
bouwschap voor Noord-Brabant
heeft uitvoerig gereageerd op het
ontwerp-milieubeleidsplan van de
provincie ('Milieu in bruikleen') en
het ontwerp Waterhuishoudingsplan
('Werken aan water'). De raad stelt
onder andere dat het milieuplan een
overtrokken negatieve situatie
schetst in Noord-Brabant. In het
plan wordt node een bemoediging
gemist voor de doelgroepen, die toch
blijk hebben gegeven grote inspan
ningen te leveren en financiële offers
te aanvaarden.
De Gewestelijke Raad vindt het on
aanvaardbaar, dat het provinciaal
bestuur voornemens is op een aantal
onderdelen stringentere maatregelen
te treffen dan de rijksoverheid. Het
blijkt dat de verzuringsproblematiek
in Noord-Brabant voor 3/4 deel ver
oorzaakt wordt door depositie van
buiten Noord-Brabant. Het lijkt dan
ook voor de hand te liggen dat de in
spanning van de Brabantse bedrij
ven aan de terugdringing van de ver
zuring gemeten wordt aan uitstoot
en niet aan de depositie.
Veestapel
De Gewestelijke Raad wijst maatre
gelen gericht op inkrimping van de
veestapel af, omdat de prijs daarvan
Vrijdag 14 september 1990
te hoog is en relatief weinig bij
draagt aan de reduktie van de depo
sitie. Ook nieuwvestiging en uitbrei
ding van veehouderijbedrijven dient
in ieder geval niét uitgesloten te wor
den, indien die voortvloeit uit ver
plaatsing of uitbreiding met produk-
tiecapaciteit van een ander bestaand
bedrijf. Gesteld wordt dat momen
teel al circa 30% van de kuituur-
gronden in Noord-Brabant fosfaat
verzadigd zijn, terwijl niet is aange
geven welke normen daarbij zijn ge
hanteerd en op welke wijze deze zijn
onderbouwd. Tegen het daarop ge
baseerde voornemen om voor het
zandgebied tot een generieke aan
scherping van de mestwetgeving te
komen heeft de Gewestelijke Raad
grote bezwaren, zolang de noodzaak
en de uitvoerbaarheid daarvan niet
vast staan. Inzake de verdroging
heeft het afgelopen jaar zeer veel
overleg plaats gevonden. Verder
gaande maatregelen dan nu reeds ge
troffen zijn acht de Raad on
bespreekbaar. Het streven om overal
grondwater met een natuurlijke
kwaliteit te bereiken acht de Raad
niet realistisch in samenhang met het
gebruik van met name de zandgron
den voor land- en tuinbouw.
Het streven om de ecologisch waar
devolle beken in een ecologische
hoofdstruktuur onder te brengen en
het kreëren van ecobeek-
stroomgebieden strekt zich uit over
een aanzienlijk grotere oppervlakte
landbouwgrond dan in het nationaal
Natuurbeleidsplan is voorzien. D>t
streven acht de Gewestelijke Raad,
gezien de zeer grote onzekerheid in
zake het voortbestaan van een zeer
groot aantal agrarische bedrijven,
onaanvaardbaar.
Vrijkomende gebouwen
Het provinciaal bestuur heeft de Ge
westelijke Raad verzocht'om on
dersteuning van het initiatief in de
richting van de rijksoverheid om te
komen tot het instellen van een sane
ringsfonds voor vrijkomende agrari
sche bedrijfsgebouwen. De Geweste
lijke Raad is van mening dat bij een
eventuele sanering van agrarische
bedrijfsbebouwing in ieder geval
ook de bedrijfswoning dient te wor
den betrokken om ook in landbouw
kundig opzicht tot een betere situatie
te komen.
In verband met de verhoogde druk
van bakterievuur-aantasting is aan
de gemeentebesturen verzocht om de
in beheer zijnde aanplantingen te
kontroleren en de aangetaste planten
direkt te verwijderen.
De overheid moet een duidelijk en
praktisch mestbeleid voeren. De
Tweede Kamer moet daarop toezien.
Dit was maandag de boodschap van
voorzitter Mares van het Landbouw
schap aan de Vaste Kamerkommis
sies van Landbouw en Milieubeheer.
De kommissies vergaderden over het
mestaktieprogramma, mestdistribu-
tie en -verwerking. Mares overhan
digde de voorzitters een notitie met
daarin de inspanningen die de vee
houderij zich getroost om het mest
probleem op te lossen.
Het beleid van de overheid is niet al
tijd even consequent, vond Mares.
Aan de ene kant hebben de boeren
de mogelijkheid om vooruitlopend
op het Besluit mestbassins als
mestopslag te bouwen, aan de ande
re kant bepaalt de Raad van State
dat de silo's bij klachten van omwo
nenden gesloten moeten worden.
Subsidie van mestverwerking heeft
weinig zin als de bouw van fabrieken
door het weigeren van vergunningen
onmogelijk wordt gemaakt.
Op de boerenbedrijven gebeurt al
veel om het mestprobleem op te los
sen, aldus Mares. Mestsilo's,
mestinjekteurs en zodebemesters
hebben hun intrede gedaan. Het ver
voer van mest over lange afstanden
is fors toegenomen, veel bedrijven
doen mee aan het MARS-systeem en
door aanpassingen van het veevoer
is het mineralengehalte van de mest
sterk verminderd. In ruil voor die in
spanningen vroeg de voorzitter van
het Landbouwschap vertrouwen en
genoeg tijd om het mestbeleid uit te
voeren. "Leg geen regels op die een
gezonde ontwikkeling van de vee
houderij in de weg staan. Alleen
sterke bedrijven kunnen zich in
vesteringen in het milieu per
mitteren".
Het in ons land voortijdig afschaf
fen van de preventieve inentingen te
gen mond- en klauwzeer is onverant
woord. Er kunnen dan geen runde
ren uit andere EG-landen meer wor
den geïmporteerd. Bovendien be
schikt ons land nu nog niet over de
middelen om snel te reageren als er
toch mond- en klauwzeer uitbreekt.
Het Landbouwschap schrijft dit aan
minister Braks van landbouw als
reactie op diens voorstel om een jaar
eerder te stoppen met het inenten
van runderen tegen mond- en klauw
zeer. De EG is van plan om preven
tieve entingen op 1 januari 1992 te
verbieden. Minister Braks wil dat in
Nederland een jaar vervroegen om
zo eerder de weg vrij te maken voor
export van varkens- en rundvlees
naar Japan.
Het schap vindt de risico's van zo'n
beleid echter groter dan de voorde
len. Om te voorkomen dat vanuit de
omliggende landen besmette koeien
worden geïmporteerd, moet er aan
de grens intensief worden gecontro
leerd. Het Landbouwschap betwij
felt of die intensieve controle te re
aliseren is. Verder weten de veehou
ders nog niet hoe een beleid zonder
preventieve entingen eruit ziet. De
overheid moet voldoende tijd nemen
om uit te leggen waarom de huidige
entplicht moet worden omgezet in
een entverbod.
Het Landbouwschap is overigens
niet tegen de geplande afschaffing
van de inentingen in de EG in 1992.
Voor het zover is, moet er nog wel
veel gebeuren. Zo moeten er onder
meer afspraken worden gemaakt
over noodentingen als er toch mond
en klauwzeer uitbreekt. Er moet ook
duidelijkheid komen over de finan
ciële consequenties van een uit
braak. Tenslotte ontbreekt het nog
aan een behoorlijk bestrijdingsappa-
raat waarmee een besmettingshaard
zo snel mogelijk kan worden ge-
isoleerd.
11